Beschrijving van het historisch orgel in de
Ned.Hervormde Kerk te Montfoort.
door J.J. van der Harst (rapport restauratie /herkomst)
kerkrekeningen
Het monumentale kerkgebouw der Ned. Hervormde Gemeente
te Montfoort, voor de reformatie toegewijd aan St.Jan toegewijd, dateert uit
de 15e eeuw. Het is een aanzienlijke pseudobasiliek met een groot koor, dit
laatste in verband met de aanwezigheid van een kapittel. Archiefstukken in
het Montfoortse Gemeentearchief laten zien, dat er in ieder geval in de
tweede helft van de 16e eeuw een orgel aanwezig was. In de Rekeningen van de
Kerkmeesters van het jaar 1585 lezen wij:
'Betaelt mr. Jan den organist die somme van veertich
gulden van die organen te spelen verschenen Mathei anno 1585 40 gld. In
dezelfde rekeningen, nu over de jaren 1594/95 is sprake van een reparatie
van het orgel, die werd uitgevoerd door mr. Peter (Jansz. de Swart) uit
Utrecht: 'Item betaelt mr. Peter, orgelmaecker t Utrecht, van die organen
voir tjaer deser rekeninge te repareren ende onderhouden vermoogens accordt
acht guld. fac. 8 gl:. Interessant is de instructie voor de organist Cosmas
Van Bertem uit het jaar 1608. Deze luidt:
Instructie voor de organist anno 1608
'Op huyden den 22 Augusty XVIc acht oude stijle sijn
overcomen ende geacccordeert Comelis van Hooff ende Cornelis Hectorsz als
kerckmrs. der kerckefabrycke tot Montfoort in der tijt ter eenre ende mr.
Cosmas van Barthen, organist ter andere zijde beroerende, dat hij mr.
Cosmas voorn. den dienst van de organen naer behoiren sall bewaren, op de
selve speelen ende alle getrouwe diensten tot deselve oirbaerlyck ende
noodich presteren ende doen ende op deselve orgaen binnen der voorsz. kercke
van Montfoort sal speelen op alle Sondagen driemael, also eens voor de
predicatie, eens dairnae, eens omtrent' te vijff voor den tijt als hij
voergaens gedaen heeft ende behoorlick is, ende voorts alle preeckdagen,
geboden bededagen, alle heylige dagen, ende tusschen Alreheyligen ende
Lichtmis alle Woensdach ende vrijdach des avonts een groot halff uuyr. Ende
sal oock voorts de organen in allen reparatien onderhouden, soe mit sonderen
als anders, soe als sulcx nae den eysch behoren sal tot sijnen laste in
goeder onderhoudenisse opt oude geluyt, wair toe de kerckmrs. in der tijid
tot coste van de voorsz. kercke leveren sullen het sondeersel, cueper,
smeer, vellen ende andere materialen, sulcx als dair toe van noode wesen
sall. Ende dese dienst sal geduyren voor den tijt van seven jaren, wairvan
teerrste sevende jair ingegaen is geweest den eersten Juny lestleden Anno
XVIc acht, nae den ouden stijle, des jaers voor de somme van een hondert Ca.
keysers guldens van 20 st. tstuck gereeckent, ende vrije woeninge in der
huysinge bij mr. Cosmas voirn. van wegen der kercke voorsz. voorgaens
bewoent heeft, ende hem bij desen toegelaten wordt in sijn jaren des
dienstes voorsz. geduyrende te bewoenen, ende sullen allen noodigen
reparatien dair aen tot laste van de voorsz. kercke buyten coste van hem mr.
Cosmas voorsz . gedaen worden, te betaelen de jaerlicxe bedongen hondert Ca.
guldens van prijse voorsz. in elcken jare op twee termijnen ende halve
jaren, daervan teerste termijn ende halff jair verschenen sal wesen den
eersten Decembris nae date deses yerstcomende anno XVIc acht voor d' een
helfte ende voor den anderen termijn ofte halff jaer den eersten Juny Anno
XVIc negen dairaenvolgens voor d’ander helfte ende soe voerts de voorsz.
seven jaren si jns mrs. Cosmas aengenomen dienstes geduyrende, wel
verstaende, dat off de voorsz. Mr. Cosmas de voorsz. seven jaren nyet en
begeerde uuyt te houden ende te dienen ofte dat de kerckmrs. in den tijt om
saecken hem monterende de vsz. seven jaren nyet en begeerden toe te laten
den vsz. Meester Cosmas zjjlieden ten wederzyden gehouden sijn… '. (Gem.Archief
Montfoort,
Inv. No. 547. Dezelfde mr. Cosmas wordt in 1625
genoemd, toen , Galtus Germersz. van Hagerbeer belast werd met het onderhoud
van het orgel. In 1623 had Hagerbeer enige reparaties uitgevoerd: Bijlagen
bij de rekeningen van de Kerkmeesters over het jaar 1622, Gemeentearchief
Montfoort,
Inv. No.562. 'lek ondergesch. kenne en lije mits
deese ontfangen te hebben ui t handen van Jan Both als karckmeester in der
tijt de somma. van twee hondert en thien guldens ter kousse van besteet
werck aen de orgelen ofte blaesbalcken verdient aen mij ondersch. van den
heeren drost ende burgem. en kerckmeesters aenbesteet en voor goet bekent.
Actom op den 15 dach der maent Julus 1622 bij mijn
Galtus Garmersen
orgelmaker tot Amersvort'.
Inv.No.560 over 1625 luidt: 'den 9 November is
ten huyse van Hendrick Schilthouwer gelogeert geweest Mr. Galtus van
Amersfoort twee dagen vergeselschapt: met mr. Cosmas ende den blaser ten
weleken tijde den voorn.mr. Galtus aennnam het orgel te onderhouden
jaerlicx voor thien gulden, is doen ter tijt verteert ende bij mij betaelt
vermogens quitancie 5 gl. 4 st. 8 r.'.
Een ander orgel
Een grote brand in 1629 verwoestte al het houtwerk van
het kerkgebouw. Het orgel verbrandde eveneens. Het zou tot de zestiger jaren
van de 19e eeuw duren, voor er weer een orgel in de kerk geplaatst werd. Het
was een gebruikt instrument van onbekende herkomst.
-nu volgt een citaat van ds. M.v Kooten-
Na de brand duurde het tot 1868 voordat weer een
instrument werd geplaatst. Dat was een orgel van de firma Knipscheer uit
Amsterdam. Dit orgel dat voor de som van f.400,- werd gekocht bleek at spoedig
te klein te zijn en werd in 1887 verkocht aan het kerkgebouw van de Nederlands
Protestanten Bond te Oudewater voor f.150.-, De kerkvoogdij besteedde daarop
f.900,- voor een orgel dat in 1887 door de firma van de Bijlaart te Utrecht
werd geleverd. Reeds in 1889 werd dat orgel door J.J.van de Bijlaart te
Dordrecht uitgebreid. Dat kostte f.350,-.
In 1904 was dit orgel in zodanige staat dat de
kerkvoogdij op aandrang van de toenmalige predikant T. Lekkerkerker overging
tot de aanschaf van een 'nieuw' orgel.
Dit orgel werd voor f.2200,- aangeleverd door de
orgelfabrikant Vermeulen uit Woerden. Hij bouwde ook de kas en een gedeelte
van het mechaniek. De rechte afkomst van dit orgel is echter onbekend; Het
vertoont alle kenmerken van het Vlaamse rococo-orgel. Er is wel eens
gesuggereerd dat Delhaye de bouwer is geweest. Ook wordt de naam van Petegem
wel genoemd.
Op 12 mei 1904. werd het orgel in gebruik genomen. De
toenmalige predikant sprak toen (het was hemelvaartsdag) over Psalm 47:6 "God
vaart op met gejuich, de Heere met geklank der bazuin". In de kerkvoogdijkamer
hangt een pentekening met onderschrift dat deze herinnering levend wil houden
Bij de laatste kerkrestauratie (1971-1981) is het orgel vakkundig
gerestaureerd door de firma Verschueren uit Heythuysen die het in 2002 ook
heeft uitgebreid met een vrij pedaal. Het orgel telt nu 26 stemmen
-vervolg J.J. van der Harst-
Het huidige orgel
In 1904 werd dit orgel op zijn beurt vervangen door het
huidige instrument. Het betreft een gebruikt orgel, dat de orgelmaker in
zijn werkplaats had staan. De kas, blaasbalg,- klaviatuur, delen van de
mechaniek, frontpijpen en enkele registers dateren uit 1904. Het is helaas
niet bekend wie de maker was van de windladen, het oude pijpwerk en de oude
delen van de mechaniek. De factuur van een en ander wijst duidelijk op
Vlaamse herkomst.
De orgelkas.
De kas van het orgel is duidelijk vervaardigd door
Vermeulen, die dit type meermalen toepaste, o.m. bij het orgel in de
Broerenkerk te Bolsward en bij een orgel in een kerk te Alphen aan den
Rijn, waarvan de kas zich thans bevindt in de oude Ned.Hervormde Kerk te
Heemstede. De kas te Montfoort vormt één geheel met de balustrade van het
vrij in de kerkruimte staande oxaal. Dit oxaal is van oudere datum, maar
lijkt niet ouder dan het midden van de 19e eeuw. De zachthouten orgelkas
vertoont het bekende beeld van vele orgels uit de 1ge eeuw: een hoge ronde
middentoren met zeven pijpen, twee ronde, lagere zijtorens met elk zeven
pijpen, daartussen gedeelde tussenvelden met beneden zes en boven zeven
pijpen. Lijsten, consoles en zijwangen zijn vrij eenvoudig van vorm en
uitvoering. De zijwangen rusten op consolevormige onderstukken, zoals we die
ook tegenkomen bij de orgels te Spanbroek, Abcoude en bij een aantal
Knipscheerorgels. De bekronende beeldjes (David met de harp en twee
bazuinengeltjes) zijn van gips. Met schilder- en verguldwerk in diverse
tinten groen zijn uit de bouwtijd van orgel en balustrade. Kas en tinnen
frontpijpen verkeren in redelijke staat. Het oxaal is verzakt, wat ook voor
het orgel consequenties heeft gehad.
De windladen.
Het groot-manuaal heeft twee windladen , waarop het
pijpwerk de volgende toonvolgorde heeft: de twee maal drie grootste pijpen
van de zij:de naar het midden aflopend, de twee maal vierentwintig kleinere
van het midden naar de zijden aflopend. De voorslagen zijn inliggend, de
constructie is Vlaams met platen, de cancelhoogte is gering. Roosters,
stokken etc. zijn grotendeels origineel.De bovenlade heeft een grotendeels
chromatische pijpopstelling.
De mechaniek.
De mechaniek is gedeeltelijk uit 1904, gedeeltelijk
ouder. Het lagerwerk zal uit 1904 dateren. De welramen zijn van eiken, de
wellen van grenen. Koperen armpjes met leren oogjes zullen ook uit 1904
zijn. Er is een nieuwere winkelhaaktegel: houten kapsels met messing
winkels. Oud is de regel voor de registerhevels. De abstracten zijn van
grenen.
De klaviatuur:
De handklavieren lijken oud te zijn, echter zijn ze in
1904 opnieuw belegd en zijn de bakstukken vernieuwd. Het pedaalklavier
dateert wel uit 1904.
De registratuur.
Alleen de knoppen met hun porceleinen plaatjes dateren
uit 1904, de rest is ouder.
De windvoorziening.
In de onderkas van het orgel bevindt zich de
magazijnbalg uit 1904. De kanalen zijn ook grotendeels uit 1904. Voor het
plaatsen van een ventilator is de orgelkas aan de noordzijde beschadigd. Er
is een opliggende tremulant. De scheppers van de balg zijn nog aanwezig,
evenals de handbediening hiervan.
Het pijpwerk.
Het overgrote deel van het pijpwerk is van oudere
datum, en grotendeels Vlaams van factuur. De datering schatten we op de late
18e eeuw. Het is moeilijk vast te stellen, wie de maker is geweest,
aangezien de Vlaamse orgelbouw in die periode nogal wat gemeenschappelijke
kenmerken vertoont. Het is helaas ook niet bekend, waarvandaan Vermeulen in
1904 dit orgel gehaald heeft. Mogelijk geeft het instrument bij nader
onderzoek na de demontage zijn geheimen prijs.
In volgorde vanaf het front ziet het pijpwerk er als
volgt uit:
Hoofdmanuaal
1. Cornet vanaf cis', tertskoor verdwenen, Vlaamse
factuur met ingeri tste kaakjes, op bankjes achter het front. Nog aanwezig
8' met roeren,' 4'- 2 2/3'- 2', open cylindrisch pijpwerk.
2 Prestant 8', 24 in het front, 1904, de rest op de
laden, Oud-Vlaams.
3 Bourdon 16', 24 eiken, rest metaal, andere factuur:
niet ingeritste, min of meer ronde labia, geen kaakjes. Pijpwerk is wel
oud.
4 Octaaf 4', vroeger geheel op de laden, thans 4 in het
front. De 50 hogere pijpen oud-Vlaams.
5 Holpijp-8', 13 eiken,rest metaal, als Bourdon 16'.
6 Octaaf 2’ , oud Vlaams.
7 Fluit 4', 13 gedekt, 41 met roeren.
8 Quint (fluit) 3', C t.m. F gedekt, Fis t.m. b' met
roeren, h' - f'" cylindrisch open, oud-Vlaams.
9 Sesquialter 2 sterk, oud Vlaams; samenstelling op C ,
1/3'- 4/5', repeteert op cis' naar 2 2/3'- 1 3/5', zoals bij vele Vlaamse
orgels.
10 Mixtuur 1', 4 sterk, oud-Vlaams.
11. Clairon 4' bas, ,oud-Vlaamse factuur,
scheepjeskelen, metalen stevels, grotendeels met dubbele kop, de grotere
pijpen met blikken tussen stukken.
12. Viola 8', 1904, discant op vervolg van stok van
Clairon 4'.
13. Trompet 8', Duitse fabrieksfactuur van 1904.
Bovenmanuaal
1 Prestant 4', C t.m. f 1904, rest oud-Vlaams.
2 Doublet 2', oud-Vlaams.
3. Quintfluit 3', 6 gedekt, 29 met roeren, 19 open
cylindrisch, oud-Vlaams.
4. Vox Céleste 8', 1904.
5. Fluit 4', 13 gedekt, rest met roeren, oud-Vlaams.
6. Flute.Harmonique 4', vanaf c' overblazend, in 1904
samengesteld uit oud tot zeer oud pijpwerk, niet Vlaams. Spitse en ronde
labia.
7. Holpijp 8', 13 eiken, rest metaal, oud-Vlaams.
8. Vox Humana, oud-Vlaems, de hoogste 2 labiaal, ook
Vlaams.
Het pijpwerk is door afsnijding of door het aanbrengen
van stemrollen tot ongeveer de normaaltoonhoogte gebracht. Oorspronkelijk
zal de toonhoogte kamertoon zijn geweest.
Als nevenregisters moeten nog genoemd worden
Manuaalkoppel en Ventiel.
Toestand van het orgel:
Ofschoon de kerk geen al te radicaal verwarmingssysteem
heeft (centrale verwarmingsradiatoren) zijn de windladen zo lek, dat het
orgel in het stook-, seizoen nauwelijks en buiten het stookseizoen slecht te
gebruiken is. De laden vertonen zowel ernstige door- als bij spraak. Toch is
het klankbeeld herkenbaar. Het vertoont- alle kenmerken van het Vlaamse
rococo-orgel, zoals we dat kennen van orgelmakers als de Van Peteghems, de
Gebrs. Derijckere, Delhaye, e. a.: slanke prestanten, zilverige, hoog
liggende mixturen, ranke en elegante fluiten, fraaie Cornetten en aliquoten
en ruige tongwerken. Het gaat hier dan ook om een zeer waardevol instrument,
dat een piëteitvolle restauratie zeer waard is. Al moet betreurd worden, dat
de oude orgelkas niet meer aanwezig is, toch is het Vermeulen-meubel
acceptabel genoeg om bewaard te blijven.
Naast technisch herstel vraagt het instrument ook om
enkele registercorrecties. De Duitse Trompet wijkt in alle opzichten af van
de Vlaamse Cornet, waarmede juist een eenheid zou moeten ontstaan. De
overige stemmen uit 1904 voldoen ook niet in het oudere klankbeeld. Op het
Bovenwerk zouden, naar analogie van soortgelijke instrumenten, twee nieuwe
stemmen gerealiseerd kunnen worden, te weten een Fluit 2' en een Terts 1
3/5', eventueel een Flageolet l' en/of Fluittravers, dit alles in de stijl
van het aanwezige werk, die nog het meest aan die van de orgelmakers Delhaye
doet denken.
Bij het onderzoek na. de demontage van het orgel zullen
misschien stokken en roosters uitsluitsel kunnen geven.
Het spreekt vanzelf, dat de klavieren en
registerknoppen meer in de stijl van oorsprong gebracht zullen worden. Of de
oude, lagere toonhoogte hersteld moet worden, dient nog onderzocht te
worden. Alle voorstellen zullen uitvoerig besproken worden tussen de
orgelmakers, de rijksadviseur voor orgels, de architecten, de adviseur
namens de Kerkvoogdij en de Kerkvoogdij zelf.
J. J. van der Harst, adviseur voor orgels.
samenvatting
Historie
Voor de grote kerkbrand stond of hing er al een orgel in
de kerk. Echter zijn bouwer en gegevens onbekend. Wel heeft de bekende
orgelbouwer de
Swart(van de Domkerk te Utrecht) die woonde in Montfoort (en in de kerk
begraven is) nog aan het orgel gewerkt. Met de grote kerkbrand is
het orgel verloren gegaan. Ook van de latere orgels zijn geen gegevens
teruggevonden. Cosmas van Barten was blijkens een aanstellingsbrief toen
organist. Ook zijn zoon Jacob van Barten bespeelde het orgel. Het orgel werd
voor en na de dienst bespeeld. Tevens moest de organist iedere woensdag en vrijdag
een bespeling van een half uur verzorgen.
Het huidige orgel stamt uit de late 18e eeuw en is waarschijnlijk van
Vlaamse herkomst Als bouwer zou De La Haye
( Delhaye )genoemd kunnen worden. Het
orgel is in 1904 geplaatst door Vermeulen uit Woerden. Deze had dit ergens
vandaan. Helaas hield deze orgelmaker er geen goede administratie op na en tot
op heden is de herkomst niet bekend. Het vorige orgel is ingeruild, maar ook
dat is verdwenen in de mist van de boekhouding.
In 1982 is het orgel door Verschueren uit Heythuysen gerestaureerd, die het
in 2002 ook het pedaalwerk gebouwd heeft. Het orgel telt nu 26 stemmen.
Dispositie:
Hoofdwerk: Bourdon 16',Montre 8', Bourdon 8', Prestant 4', Flute 4',
Nasard 3', Doublette 2', Sexquialter (P) Fourniture V-sterk, Cornet V-sterk
Disc, Trompette 8',
Vox Humaine 8', Clairon 4' Bas
Bovenwerk: Bourdon 8', Prestant 4',Flute 4', Nasard 3', Doublette 2',Tierce
1 3/5, Cornet 3sterk D, Cromhorne 8'
Pedaal: Sousbasse 16', Flute 8', Flute 4', Bombarde 16', Trompette 8'
Speelhulpen: koppel HW-BW, koppel Ped-HW, tramblant BW