Een vurig dienaar

Saulus van Tarsus, meer bekend als 'Paulus', was een fel bestrijder van de christenen. Op een keer omstraalt hem plotseling een licht en een stem zegt: Saul, saul, waarom vervolg je mij? De gebeurtenis is een keerpunt in zijn leven. Hij wordt een gezant ('apostel') en ... ondergaat zelf hevige vervolging. Hij is er echter van overtuigd: "Niets kan ons scheiden van de liefde van God in Christus Jezus." Paulus wordt een van de bekendste personen in de geschiedenis van de mensheid.

lijn_keerpunt.gif (1634 bytes)

Paulus
"De apostel Paulus is, naast Jezus, duidelijk de meest intrigerende figuur uit de eerste eeuw van het christendom" (Wayne A. Meeks, theoloog aan de Yale Universiteit, in: "Who was Paul?")


‘Ik ben een Joods man, geboren in Tarsus in Cilicië,’ aldus Paulus, die leefde in de eerste eeuw. Hij was ‘een burger van een niet onvermaarde stad in Cilicië’. Tarsus ligt in het zuiden van het tegenwoordige Turkije en was destijds een stad van geleerdheid.

Paulus droeg twee namen, de Hebreeuwse naam Saul ('Saulus') en de Romeinse naam Paulus. Deze laatste naam betekent letterlijk 'klein'. In zijn brieven noemt hij zichzelf Paulus.

Hij kreeg een strenggodsdienstige opvoeding in Jeruzalem, "... hier in Jeruzalem ben ik grootgebracht. Als leerling van Gamaliël ben ik nauwkeurig onderwezen in de wet van onze voorouders". Gamaliel was in die dagen een bekende theoloog.

Steniging van Stefanus

Paulus was een fel tegenstander van het pas ontstane christendom. Hij was erbij toen een christen, Stefanus, door steniging gedood werd. Het voorval wordt in de Bijbel beschreven door de arts Lucas:

"Maar zij begonnen luid te schreeuwen, stopten hun oren dicht en stormden als één man op hem af. Ze sleurden hem de stad uit om hem te stenigen. De getuigen legden hun mantels af, aan de voeten van een jongeman die Saulus heette, en stenigden Stefanus, terwijl hij bad: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’ Hij viel op de knieën en riep luid: ‘Heer, reken hun deze misdaad niet aan.’ En met die woorden stierf hij. En Saulus was het ermee eens dat Stefanus gedood werd.
Vanaf die dag werd de gemeente in Jeruzalem hevig vervolgd. De gelovigen raakten over heel Judea en Samaria verspreid, met uitzondering van de apostelen. Vrome mannen begroeven Stefanus en rouwden over hem. Saulus vernietigde de gemeente en liet geen huis ongemoeid: mannen en vrouwen werden meegesleurd en naar de gevangenis gebracht."

Het licht en de stem

Lucas vertelt verderop: "Intussen was Saulus nog steeds een bedreiging voor de leerlingen van de Heer. Hij stond hun naar het leven. Hij ging naar de hogepriester en vroeg hem om brieven, bestemd voor de synagogen van Damascus, die hem de bevoegdheid gaven om mannen en vrouwen die van die richting waren, gevangen te nemen en naar Jeruzalem te brengen."

In Saulus' woorden: "Ik heb die nieuwe beweging willen uitroeien, ik heb mannen en vrouwen in de boeien geslagen en naar de gevangenis gebracht. De hogepriester en de hele Raad kunnen dit bevestigen. Op mijn reis naar Damascus kreeg ik van hen ook aanbevelingsbrieven mee voor onze Joodse broeders daar. Want ook daar wilde ik de aanhangers gevangennemen en ze naar Jeruzalem overbrengen voor hun gerechte straf.’

Op weg naar Damascus gebeurt er iets bijzonders. Paulus vertelt: ‘Toen is mij dit overkomen: ik was al dicht bij Damascus, toen er plotseling, midden op de dag, een sterk licht uit de hemel om mij heen straalde. Ik viel op de grond en hoorde een stem: Saul, Saul, waarom vervolg je mij?
Ik vroeg: Wie bent u, Heer?
Hij antwoordde: Ik ben Jezus van Nazaret die jij vervolgt.
De mannen die bij me waren, zagen wel het licht, maar die stem, die tegen mij sprak, hoorden ze niet.
Ik vroeg: Heer, wat moet ik doen?
En de Heer zei tegen mij: Sta op en ga naar Damascus. Daar zal je gezegd worden welke taak je is opgelegd.

Omdat ik door de schittering van het licht niet meer kon zien, werd ik door mijn begeleiders bij de hand geleid en zo kwam ik in Damascus. Daar kwam een zekere Ananias bij mij, een vroom man die de wet naleeft en bij alle Joden daar hoog staat aangeschreven. Hij ging voor me staan en zei: Saul, broeder, kijk! Op hetzelfde ogenblik kon ik weer zien en keek hem aan. Hij vervolgde: De God van onze voorvaderen heeft jou uitgekozen om zijn wil te leren kennen, de Rechtvaardige te zien en zijn stem te horen. Want je moet voor hem getuigen tegenover alle mensen, je moet getuigen van wat je gezien en gehoord hebt. Wat aarzel je nog? Kom, laat je dopen en je zonden afwassen onder aanroepen van zijn naam."

Lucas beschrijft wat Ananias meemaakte, voordat hij bij Saulus kwam. "In Damascus was een leerling die Ananias heette. In een visioen zei de Heer tegen hem: ‘Ananias!’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer.’ En de Heer zei: ‘Ga onmiddellijk naar de Rechtestraat, naar het huis van Judas, en vraag daar naar een zekere Saulus uit Tarsus. Hij is in gebed en heeft in een visioen een man, Ananias geheten, zien binnenkomen. Die heeft hem de handen opgelegd, zodat hij weer kon zien.’
‘Heer,’ zei Ananias, ‘ik heb van velen gehoord hoeveel ellende deze man gebracht heeft over uw mensen in Jeruzalem. En nu is hij hier met een volmacht van de opperpriesters om iedereen gevangen te nemen die uw naam aanroept.’
Maar de Heer zei: ‘Ga! Want ik heb hem uitgekozen om mijn naam uit te dragen onder volken en koningen, en onder Israëlieten. En ik zal hem laten zien hoeveel hij om mijn naam moet lijden.’

En Ananias ging; hij kwam het huis binnen, legde Saulus de handen op, en zei: ‘Saul, broeder, de Heer heeft mij gestuurd, Jezus die je is verschenen op je weg hierheen. Hij wil dat je weer zult zien en vervuld wordt met de heilige Geest.’
Meteen was het alsof er vliezen van zijn ogen vielen en hij kon weer zien. Hij stond op en liet zich dopen. Toen hij had gegeten, keerden zijn krachten terug.

Saulus bleef nog enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en begon al meteen in de synagogen Jezus te verkondigen. ‘Deze Jezus is de Zoon van God,’ zei hij. Iedereen die het hoorde, stond stomverbaasd. ‘Is dat niet de man die in Jeruzalem de mensen uitroeide die deze naam aanriepen? En is hij hier niet naartoe gekomen om ze gevangen te nemen en voor de opperpriesters te leiden?’ Maar Saulus trad met steeds meer overtuiging op en veroorzaakte grote onrust onder de Joden die in Damascus woonden, door aan te tonen dat Jezus de Christus is."

In Jeruzalem

Lucas: "In Jeruzalem aangekomen, wilde Saulus zich bij de leerlingen daar voegen. Maar ze gingen hem allemaal uit de weg, omdat ze niet konden geloven dat hij een leerling van Jezus was geworden. Maar Barnabas ontfermde zich over hem en bracht hem bij de apostelen. Hij vertelde hun hoe Saulus op weg naar Damascus de Heer had gezien en dat deze met hem had gesproken en hoe hij in Damascus vrijmoedig was opgetreden in de naam van Jezus. Zo leefde Saulus daar bij hen in Jeruzalem en sprak er vrijmoedig in de naam van de Heer. Hij ging gesprekken aan met de Grieks-sprekende Joden, maar zij wilden hem uit de weg ruimen."

Paulus: 'Nadat ik in Jeruzalem was teruggekeerd, gebeurde er met mij het volgende. Toen ik in de tempel aan het bidden was, raakte ik in geestvervoering. Ik zag de Heer en hoorde hem zeggen: Vertrek zo snel mogelijk uit Jeruzalem, want ze zullen van jou geen getuigenis over mij aannemen.
Heer, antwoordde ik, ze weten hier toch, dat ik de synagogen langsging om de mensen die in u geloofden, gevangen te nemen en te geselen. Ik stond erbij toen het bloed vloeide van uw getuige Stefanus. Het had mijn instemming en ik paste op de kleren van zijn moordenaars.
Maar hij zei: Ga! Ik stuur je ver weg, naar de heidenen.’

Deze opdracht om gezant, apostel, van Jezus te worden, heeft Paulus als onverdiende gunst ervaren. "Want ik ben de minste van de apostelen, ja ik ben het niet waard apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente van God heb vervolgd." De gemeente van God zijn alle mensen die in Jezus geloven.

Voor koning Agrippa

Paulus ondervindt veel tegenstand van de kant van zijn Joodse volksgenoten. De voormalige vervolger wordt nu zelf blootgesteld aan vervolging. Hij wordt meermalen opgepakt en belandt in gevangenissen. In de stad Caesaréa legt hij tegenover de vorst Agrippa verantwoording af:

"Alle Joden kennen mijn levensloop vanaf het begin. Van jongs af aan heb ik geleefd tussen de mensen van mijn volk, in Jeruzalem. Ze kennen mij dus allang, en als ze willen, kunnen ze getuigen dat ik geleefd heb naar de strengste richting van onze godsdienst, die van de Farizeeen.

In feite sta ik hier terecht omdat ik hoop op de belofte die God onze voorvaderen gedaan heeft. Onze twaalf stammen hopen die belofte in vervulling te zien gaan en daarvoor dienen ze God met grote ijver, dag en nacht. Om deze hoop, Majesteit, word ik door Joden aangeklaagd. Waarom gelooft men bij u niet dat God doden opwekt?

Ik voor mij meende fel te moeten optreden tegen alles waar de naam van Jezus van Nazaret aan verbonden was. Daar ben ik in Jeruzalem mee begonnen. Met volmacht van de opperpriesters heb ik er veel christenen gevangengezet, en als ze ter dood werden gebracht, stemde ik ermee in. Er was geen synagoge of ik heb meer dan eens door lijfstraffen geprobeerd hen te dwingen hun geloof af te zweren. In tomeloze woede heb ik ze zelfs in de steden buiten ons land vervolgd.

Zo reisde ik ook eens naar Damascus in opdracht van de opperpriesters en met hun volmacht. En toen, onderweg, zag ik, o koning, midden op de dag een licht uit de hemel dat helderder was dan de zon en dat mij en mijn reisgenoten omstraalde. We vielen allemaal neer en ik hoorde een stem die in het Hebreeuws tegen me zei: Saul, Saul, waarom vervolg je mij? Je doet je pijn door te slaan tegen de stok die je voortdrijft.
Ik zei: Heer, wie bent u?
En de Heer zei: Ik ben Jezus die jij vervolgt. Maar kom, ga staan. Want ik ben je verschenen om je aan te stellen als mijn dienaar, als mijn getuige, om te getuigen van wat je gezien hebt en nog zult zien. Ik zal je beschermen tegen het Joodse volk en tegen de andere volken; want ik zend je naar hen toe om hun de ogen te openen, zodat ze zich van de duisternis naar het licht zullen keren, van de macht van Satan naar God. Dan worden hun zonden vergeven en ontvangen zij het erfdeel van hen die God toebehoren, door in mij te geloven.

Sindsdien, koning Agrippa, heb ik mij steeds door dit hemelse visioen laten leiden. Eerst wendde ik mij tot de inwoners van Damascus en Jeruzalem, daarna tot die van heel Judea en tot de niet-Joden. Ik riep hen op een nieuw leven te beginnen, zich naar God te keren en ook te doen wat dat nieuwe leven vraagt.

Dat is de reden waarom de Joden mij in de tempel gegrepen hebben en geprobeerd hebben mij te vermoorden. Maar tot op de dag van vandaag heb ik van God de nodige hulp ontvangen en zo sta ik hier dan om, voor wie dan ook, te getuigen. Ik zeg niets anders dan wat de profeten en Mozes al gezegd hebben, namelijk dat de Christus zou lijden, en als eerste van de doden opgestaan, het licht zou aankondigen, aan Joden en aan niet-Joden."

Lijden

In een van zijn brieven schrijft Paulus: "Ik heb harder gezwoegd, vaker gevangengezeten, veel meer slagen gekregen en vaker oog in oog gestaan met de dood. Van de Joden kreeg ik vijfmaal de straf van veertig-min-één-stokslagen. Drie keer ben ik gegeseld, eenmaal gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden en eens zwalkte ik een etmaal lang op zee rond. Steeds maar weer op reis en overal gevaren: gevaren van rivieren en van rovers, gevaren van de kant van Joden en van niet-Joden, gevaren in de stad en in de woestijn, gevaren op zee, gevaren te midden van valse broeders. Het was zwoegen en ploeteren, met veel slapeloze nachten, honger en dorst, dagen zonder eten, in kou en met onvoldoende kleding."

In alles heeft Paulus zich gesterkt in de liefde van God, die door Jezus tot hem was gekomen. "Wie kan ons scheiden van Christus, die ons liefheeft? Leed of ellende, vervolging, honger of armoede, levensgevaar of de dood? Het is zoals de Schrift zegt: Om onze trouw aan u zijn we voortdurend in levensgevaar; we worden behandeld als slachtvee. Maar dat alles komen we zegevierend te boven, dankzij hem die ons liefheeft. Ik ben er zeker van dat niets ons van God kan scheiden: dood of leven, engelen of bovenaardse krachten, heden of toekomst, machten boven of beneden ons, niets in de hele schepping kan ons scheiden van God, die ons liefheeft in Christus Jezus onze Heer."

Aan zijn medewerker Timotheus schrijft hij: "Ik breng dank aan Christus Jezus, onze Heer, die mij kracht heeft gegeven. Ik dank hem, dat hij vertrouwen in mij heeft gesteld door mij in dienst te nemen, ondanks het feit dat ik hem vroeger heb bespot, vervolgd en bruut behandeld. Maar hij heeft zich over mij ontfermd, omdat ik in mijn ongeloof niet wist wat ik deed. Onze Heer, Christus Jezus, heeft mij overstroomd met zijn genade, en met geloof en liefde, waarvan hij de bron is. Deze woorden zijn betrouwbaar, ze verdienen volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden. Van alle zondaars mag ik wel als eerste genoemd worden. Maar juist daarom heeft Christus Jezus zich over mij ontfermd om tegenover mij als eerste zijn grote geduld te tonen. Zo kon ik een voorbeeld zijn voor allen die later in hem zouden geloven en eeuwig leven zouden ontvangen."

Paulus werd de beroemdste van de gezanten ('apostelen') van Jezus en schreef een groot deel (14 brieven) van het Nieuwe Testament, het tweede deel van de Bijbel. Een deel van zijn brieven is in gevangenis schreven. Paulus werd in Rome onthoofd, waarschijnlijk in het jaar 64 na Christus.

Kees Langeveld, 2003

Gepubliceerd op Keerpunt, 2003

Bronnen:


Wilt u naar aanleiding van dit verhaal reageren naar Keerpunt of wilt u weten hoe ook u kunt veranderen? Stuur een e-mail naar Keerpunt:

info@keerpunt.net


Lijn ter afscheiding

Home

Klik voor homepage Keerpunt

Verhalen van mensen die veranderden