De verminkte hand

De hand van Jim Dixon raakte verminkt bij de redding van een kind. Dixons hand, het commentaar van het kind en de handen van een man op een schilderij leiden samen tot een ommekeer in zijn leven. Lees hieronder het verhaal over Jim.

lijn_keerpunt.gif (1634 bytes)

Jim Dixon geloofde nergens in. Als er al een God was, wat hij zeer betwijfelde, dan was hij kwaad op Hem omdat Hij zijn jonge vrouw had weggenomen toen ze nog maar twee jaar getrouwd waren en daarna was zijn kleine jongen ook gestorven. Dixon voelde zich erg verlaten en verbitterd.

wpe3.gif (3425 bytes)Jim redt een jongetje

Tien jaar na de dood van zijn vrouw gebeurde er iets schokkends in zijn dorp. Het huisje van oude Peggy vatte vlam en brandde tot de grond toe af. Het oude vrouwtje kon er levend uit gered worden maar tot hun schrik hoorden de omstanders opeens het angstig huilen van een kind. Het was de stem van Dicky, het kleinzoontje van Peggy, die bij haar woonde omdat hij geen ouders meer had. De vlammen hadden hem wakker gemaakt en nu stond hij gillend voor het zolderraampje. Het was te laat om hem te redden, want de trap was al ingestort.

Plotseling rende Jim Dixon naar het brandende huisje, klom langs de regenpijp omhoog en nam de bevende jongen in zijn armen. Hij kwam naar beneden met het kind in zijn rechterarm terwijl hij zich met de linker aan de pijp vasthield. De twee bereikten onder het gejuich van de omstanders veilig de grond net voor de brandende muur instortte.

Jims verminkte hand

Dicky was niet gewond, maar de hand waarmee Dixon de hete pijp had vastgehouden, was vreselijk verbrand. De brandwonden genazen, maar lieten een diep litteken na dat hij heel zijn leven zou moeten meedragen. Oude Peggy kon niet herstellen van de schok en overleed kort daarop.

Wie mag Dicky adopteren?

Toen kwam de vraag op: wat moet er met Dicky gedaan worden? John Baker, een respectabele man uit het dorp, vroeg of hij Dicky mocht adopteren. Zijn vrouw en hij zouden dolgraag een kind hebben omdat ze hun eigen zoontje verloren hadden. Tot verbazing van iedereen kwam Jim Dixon met hetzelfde verzoek. Het was moeilijk om tussen die twee te beslissen. Er waren geen sociale instanties zoals tegenwoordig en dus werd er een samenkomst belegd met de dominee, de molenaar en enkele anderen.

De molenaar zei: ‘Het is moeilijk een keuze te maken tussen Baker en Dixon. Dixon heeft het kind gered en dus de eerste claim, maar Baker heeft een vrouw die goed voor het kind kan zorgen’. De dominee nam het woord en zei: ‘Een man als Dixon met atheïstische denkbeelden kan geen goede opvoeder voor een kind zijn. Baker en zijn vrouw zijn christelijke mensen en zij kunnen de jongen een christelijke opvoeding geven. Dixon heeft wel het leven van het kind gered, maar het zou fataal zijn voor de toekomst van de jongen als hij hem naar het eeuwig verderf zou leiden’.

‘We zullen luisteren naar wat de sollicitanten zelf te zeggen hebben’, zei de dokter, ‘en daarna zullen we stemmen’. John Baker zei: ‘Mijn vrouw en ik hebben kort geleden ons zoontje verloren. We voelen dat dit kind de lege plaats zou kunnen innemen. We zouden ons best doen om de jongen op te voeden in de vreze des Heren. Bovendien heeft zo’n jong kind een vrouw nodig om voor hem te zorgen’.
‘Dank u, meneer Baker. En nu meneer Dixon’. ‘Ik heb maar één argument, heren, en dat is dit’, antwoordde Dixon rustig, terwijl hij het verband van zijn linkerhand nam en de afschuwelijk verminkte hand omhoog stak. Het werd doodstil in de kamer. Sommigen hadden tranen in hun ogen. Er was iets in het gezicht van die verminkte hand dat een beroep deed op hun gevoel van rechtvaardigheid. Hij had een recht op de jongen door wat hij voor hem had geleden.

Toen er even later gestemd werd, stemden bijna allen ten gunste van Jim Dixon. En zo begon er een nieuw tijdperk voor Dixon. Dicky miste nooit de zorg van een moeder, want Jim was vader en moeder tegelijk voor hem en hij stortte alle ingehouden tederheid van zijn sterke natuur uit over het kind dat hij gered had. Dicky was een pientere jongen en hij reageerde goed op alles wat zijn nieuwe vader hem leerde. Hij vereerde hem met al het vuur van zijn liefhebbend hartje. Hij herinnerde zich hoe ‘pappa’ hem uit het vuur gered had en aanspraak op hem gemaakt had doordat zijn hand zo verschrikkelijk verbrand was terwille van hem. Het ontroerde Dicky tot tranen toe en vaak kuste hij de hand die voor hem verminkt was.

Het schilderij met de handen van die goede man

Eens was er een grote schilderijententoonstelling in de stad en Dixon nam Dicky mee om ze te bekijken. De jongen was zeer geïnteresseerd in de schilderijen en de verhalen die zijn vader over sommige vertelde. Het schilderij dat hem het meest aansprak was dat van de Here Jezus en Thomas, waaronder de woorden stonden: ‘Breng uw vinger hier en zie mijn handen’ (Joh. 20:27).
Dicky las de woorden en zei: ‘Pappa, wilt u me de geschiedenis van dat schilderij vertellen?’ ‘Nee, die niet!’ ‘Waarom die niet?’ ‘Omdat dat een verhaal is wat ik niet geloof’. ‘O, maar dat hindert niks’, pleitte Dicky. ‘U gelooft ook niet het verhaal van Klein Duimpje en dat hebt u me toch ook voorgelezen. Toe, pappa, vertelt u me het verhaal van het schilderij!’ En dus vertelde Dixon hem de geschiedenis die hij zich nog vanuit zijn jeugd herinnerde.

‘Het lijkt net op u en mij, pappa’, zei Dicky. ‘Toen de Bakers mij wilden hebben liet u hun uw hand zien. Toen Thomas de littekens zag op de handen van die goede Man, voelde hij misschien wel dat hij Hem toebehoorde’. ‘Ja, dat denk ik wel’, antwoordde Dixon.
‘Die goede Man kijkt zo verdrietig’, zei Dicky. ‘Ik denk dat Hij bedroefd was omdat Thomas eerst niet geloofde. Het was erg dat hij niet geloofde, hè, nadat die goede Man voor hem gestorven was’. Dixon gaf geen antwoord en Dicky ging verder: ‘Het zou toch vreselijk geweest zijn als ik niet geloofde dat u me uit het vuur gered had, hè pappa?’ ‘Ik wil er liever niet meer aan denken, jongen’. ‘Maar misschien hield hij daarna toch veel van die goede Man, net zo als ik van u houd. Als ik die arme hand van u zie, pappa, dan houd ik miljoen keer van u!’

Die nacht kon Dixon niet slapen. In zijn gedachten zag hij het schilderij en dat tedere, bedroefde gezicht dat op hem neerkeek. Later droomde hij dat Baker en hij twistten over het bezit van Dicky, maar toen hij zijn verminkte hand omhoog stak, keerde de jongen zich van hem af. Een bitter gevoel van onrechtvaardigheid welde op in zijn hart.

De liefde voor Dicky had zijn hart verzacht. Het zaad dat op die dag werd uitgezaaid, viel niet op steenachtige grond. Dixon was een eerlijke man. Hij zag in dat het argument dat hij gebruikt had om Dicky tot zijn eigendom te maken, nu tegen hem getuigde, omdat hij de aanspraak ontkende van die verminkte handen die voor hem doorboord waren. En als hij zag wat een warme dankbaarheid het kind had voor de redding van zijn vader, voelde hij zich beschaamd.

Hij begon de Bijbel te lezen. Hij las van Jezus Christus, die gestorven was om zondaren te redden. Hij las hoe Hij ‘om onze overtredingen werd doorboord’. Met berouw over zijn zonden gaf Dixon zich met geest, ziel en lichaam over aan die gezegende handen die eens voor Hem aan het kruis doorboord waren, die een recht op hem had verworven door Zijn bloed. ‘Maar om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden’ (Jes. 53:5).


Overgenomen uit 'Verhalen bij de Bijbel', CD-ROM van Uitgeverij Medema, Vaassen.

Wilt u naar aanleiding van dit verhaal reageren naar Keerpunt of wilt u weten hoe ook u kunt veranderen? Stuur een e-mail naar Keerpunt:

info@keerpunt.net


Lijn ter afscheiding

Home

Klik voor homepage Keerpunt

Verhalen van mensen die veranderden