De Kauw
KENMERKEN
Stam:
Gewervelde dieren
Klasse: Vogels
Orde:
Zangvogels
Familie: Kraaien
Wetenschappelijke naam:
Corvus monedula
Afmeting: ongeveer 33 cm (snavel /
staart)
Gewicht: ongeveer 250 g.
ALGEMEEN
De
kauw komt in ons land algemeen voor en is plaatselijk vrij talrijk.
Hij is veel kleiner dan de zwarte kraai, roek en raaf en heeft een
lichte (blauwe) iris. Met de ekster, nog een ander lid van de
kraaienfamilie, deelt hij een merkwaardige voorliefde voor blinkende
voorwerpen, zoals zilverpapier, lepeltjes, spiegeltjes e.d. Naar
verluidt werden meer dan eens juwelen aangetroffen in het nest van
een kauwenpaar.
Kauwen zijn erg slimme vogels en worden
makkelijk tam. Ze zijn dan ook vaste bezoekers van de voederplank.
Pasta met kaas, aardappelen met jus, peren met amandelnoten: ze
lusten het allemaal. Op het menu staan ook wormen, slakken, insecten,
muizen en zelfs eieren of jonge vogels.
Kauwen sluiten een band
voor het leven en de koppeltjes en zijn onafscheidelijk. Als een van
de partners sterft rouwt de overblijvende partner zichtbaar.
Het
zijn ook meesterlijke vliegers, geen storm zo wild, of de kauw vliegt
vrolijk rond alsof er niets aan de hand is.
VERSPREIDINGSGEBIED
De
kauw wordt in heel Europa aangetroffen, behalve in de noordelijkste
delen; verder komt hij tot diep in Midden-Azië en op een of twee
plaatsen in Noordwest-Afrika voor. Het is hoofdzakelijk een
standvogel, maar de noordelijke populaties zijn meestal trekvogels.
De vogels komen in februari of maart weer in hun broedgebieden samen;
daar zoeken ze plaatsen op met voldoende oude bomen, maar ook leven
ze op klippen, in ruïnes, op torens, in ravijnen met steile
wanden en spleten, in schoorstenen en in nestkasten.
NEST
Het
nest ligt in nissen en holten, maar soms ook open in de bomen. Het
wordt door beide partners gebouwd. Na lang gebruik en regelmatige
aanpassingen kan het tot een bouwsel van 50 cm hoog en 1 m breed
uitgroeien. De basis bestaat uit takken, die direct van de bomen
worden getrokken, verder uit bladeren van verschillende planten en
aarde; van binnen is het bekleed met droog gras, haar en veren en in
de steden met stukjes stof en papier.
De 4-6 groen- of
blauwachtige eieren, waarvan de bruine of zwartachtige vlekken
duidelijker zijn dan op de eieren van andere kraaien, worden in 15-
20 dagen vooral door voornamelijk het vrouwtje uitgebroed. De jongen
worden door beide ouders gevoed en verlaten het nest na 32-36 dagen.
De kolonies worden gewoonlijk na midden juni verlaten en de jonge
vogels zwerven dan samen met de oudervogels in de omgeving rond. In
de herfst vormen ze met roeken zwermen en brengen ze de nachten samen
door. De volwassen vogels leven het hele jaar door van granen,
vruchten en bessen, terwijl de jonge vogels vooral insecten,
weekdieren, wormen en andere ongewervelde dieren eten. De kauw is
zwart, met een grijs achterhoofd tot net achter de ogen, die blauw
zijn; hij is net zo groot als de Turkse tortel. Zowel zittend als in
vlucht uit hij een helder 'kia'
of 'kieaw';
ook kan hij leren geluiden na te bootsen en zelfs woorden na te
zeggen.
|
|
|
©
2006 DRO-MIKE, laatste wijziging: