Openbaring 2:1-7
Tekst : Openbaring 2:1-7 (lezen Openbaring 1:9-2:7)
Thema : Een kijkje achter de schermen van de strijdende kerk
Inleiding
De strijdende kerk
In mijn boekenkast heb ik een serie staan over de geschiedenis van de kerk. Met als titel “De strijdende kerk”. Die titel geeft weer dat zolang de kerk van Christus op aarde is, zij een aangevochten en bedreigde kerk is. Wij realiseren ons dat misschien niet zo maar in heel veel delen van de wereld geldt dat maar al te zeer. In sommige islamitische landen, Noord-Korea. Op website van Open Doors: in augustus meldingen uit 11 landen.
De kerk aan het eind van de eerste eeuw
Dat gold in ieder geval voor de kerk aan het einde van de eerste eeuw. Zeg maar ergens rond de jaren 90-95. In de Romeinse provincie Asia werden de christenen in het hele rijk zwaar vervolgd. Asia valt zo’n beetje samen met het huidige Turkije. Nergens was het veilig. Ze stonden met de rug tegen de muur.
Openbaring
Aan die bedreigde kerk in Asia schrijft Johannes het boek Openbaring. In 1:4 adresseert Johannes het boek aan de zeven gemeenten in Asia. In 1: 11 krijgt Johannes de opdracht om alles wat hij ziet op te schrijven en aan zeven met name genoemde gemeenten te sturen.
Maar er waren veel meer gemeenten in Asia. Het getal zeven heeft daarom ook een symbolische waarde. Het boek Openbaring is gericht aan de hele kerk van dat moment én aan de kerk van alle tijden. Ook aan ons vandaag.
De titel van het boek is ontleend aan het eerste woord: Openbaring, apocalupsis. Dat woord betekent letterlijk “onthulling”. Er wordt als het ware een gordijn aan de kant geschoven.
Jezus laat zien wat er werkelijk aan de hand is. Dat de aardse machten en de duivelse principes die daarachter steken niet het laatste woord hebben. Dat die uiteindelijk niet zullen overwinnen. Maar dat Christus zal overwinnen. Het boek Openbaring is bedoeld om de bedreigde en strijdende kerk een hart onder de riem te steken.
Een kijkje achter de schermen van de strijdende kerk.
Wij beperken ons tot de woorden die Jezus richt tot de gemeente van Efeze (2:1-7). Jezus doet het gordijn opzij en laat aan de gemeente van Efeze eigenlijk drie dingen zien.
Jezus aanwezigheid
Het eerste dat Jezus laat zien, is dat Hij heel dicht bij is. Jezus introduceert zichzelf in 2:1 als degene die de zeven sterren in zijn hand houdt en die wandelt tussen de zeven kandelaren. Dat beeld had Johannes al gezien. In 1:12-16 ziet hij zeven kandelaren en tussen die kandelaars wandelt iemand met de gestalte van een mens. Uit de rest van de beschrijving is wel duidelijk dat deze persoon veel meer is dan een mens. Het is Jezus zelf.
In vers 20 wordt aan Johannes uitgelegd dat die zeven kandelaren de zeven gemeenten zijn waaraan hij het boek moet schrijven. Een beeld van de gemeente.
De zeven gouden kandelaren herinneren aan de zevenarmige kandelaar die in de tabernakel stond. Ex 25:8 “Zij zullen mij een heiligdom maken en ik zal in hun midden wonen”. Zoals God in het OT woonde te midden van het volk Israël in het heiligdom zo woont Jezus vandaag in zijn gemeente.
Laten we eens proberen om ons dat voor te stellen. Welke kerken en gemeenschappen kent onze woonplaats: evangelische gemeenten, pinkster gemeenten, PKN gemeenten, Rooms Katholiekek Kerk, Vergadering van gelovigen, etc. Allemaal kandelaren. Daar tussendoor wandelt Jezus. Hij is heel dicht bij. Hij wandel in ons midden. Hij zegt: Wat er ook gebeurt, je hoeft niet bang te zijn, Ik ben er bij.
Jezus betrokkenheid
Jezus is niet alleen heel dicht bij, Hij is ook heel betrokken bij wat zich allemaal afspeelt in de gemeente. Als Jezus zichzelf heeft geïntroduceerd, begint Hij in vers 2 met “Ik weet”. En dat gebeurt bij elk van de zeven brieven in hoofdstuk 2 en 3. Ik weet van je inspanning en je volharding en hoe je wordt verdrukt (2:9), je liefde, geloof, hulpvaardigheid. Ik weet wat je allemaal doormaakt. Hier spreekt de Goede Herder, de Pastor met een hoofdletter. Ik weet. Jezus is veel dichter bij dan wij vaak denken of ervaren.
Het tweede dat Jezus laat zien, is wat de werkelijke bedreiging is van de gemeente. Eigenlijk is er sprake van drie bedreigingen. De eerste twee worden beschreven in vers 2 en 3. Jezus prijst daar de gemeente voor de wijze waarop met die bedreigingen zijn omgegaan.
Bedreiging van binnenuit
De eerste bedreiging komt van binnenuit. Er zijn allerlei valse leraars die vat op de gemeente proberen te krijgen. Maar de gemeente in Efeze staat pal voor de waarheid van het evangelie. Valse leraars en valse leringen worden ontmaskerd.
Wat die leer inhoud wordt duidelijk in vers 6. Daar is sprake Nikolaïeten. Die komen ook ter sprake in 2:14, 15. Daar komen we iets meer aan de weet over deze groepering. Het is een beweging die in de lijn staat van Bileam uit het OT. Dat was het prototype van de valse leraar die een compromis wilde sluiten met de wereld. Men kan zowel God als de afgoden dienen. Meegaan met de omringende cultuur. Daardoor verliest de gemeente haar functie van zoutend zout. Dan is de gemeente geen dwarsligger meer die kritisch staat tegenover de wereld. In die tijd ging dat om het eten van offervlees, het bedrijven van afgoderij en gewijde prostitutie in afgodentempels.
Liggen de afgoden van onze die niet heel dicht in de buurt : de mammon, de zucht naar weelde en genot, de erotiek.
Bedreiging van buitenaf
De tweede bedreiging komt van buiten (v 3). Dat zijn de vervolgingen die in alle hevigheid over de gemeente zijn gekomen. Jullie hebben veel verdragen omwille van mijn naam. Jezus had het al gezegd toen hij nog op aarde was “En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil. Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.” (Marcus 13:13). Hier komen we dezelfde elementen tegen, de haat omwille van de naam van Jezus, de strijd, de volharding. In andere geschriften van christenen uit die tijd komen we de uitdrukking “lijden omwille van de naam” ook tegen. Daar is het steeds een uitdrukking voor vervolging en martelaarschap.
De eerste liefde verzaakt
Je kunt je voorstellen hoe die gemeente zich in het nauw gedreven voelde. Bedreiging van binnenuit en bedreiging van buitenaf. Maar Jezus zegt er is nog een derde bedreiging. Die vormt de eigenlijke bedreiging. Zal ik het gordijn nog eens opzij schuiven. Kijk nu eens goed. Zie ja dat… Die bedreiging wordt niet gevormd door anderen. Maar de ergste bedreiging is dat jullie je eerste liefde hebben verzaakt.
Dat is de liefde van de bruidstijd. In Jeremia 2:2 zegt God tegen Israël: Ik weet nog hoe je me liefhad in je jeugd, van me hield als mijn bruid. Daar is nog maar zo weinig van over. Een helaas zeer herkenbaar beeld. Mensen die in het begin van hun relatie helemaal vol zijn van elkaar. Maar in de loop van jaren is die eerste liefde helemaal is weggeëbd. Dan hoor je mensen zeggen was het nog maar zo mooi als in het begin.
Zo was dat ook in de gemeente van Efeze. Sinds het ontstaan van de gemeente was er zo’n 45 jaar verstreken. Sinds die tijd was er zoveel gebeurd in de gemeente van Efeze: valse leraars, sekte van de Nikolaïeten. De strijd om zuiverheid en standvastigheid in de gemeente is ten koste gegaan van de eerste liefde.
In het verwijt van Jezus ligt een diep verlangen naar die eerste liefde. Hij verlangt er naar dat we weer verliefd zijn op Hem. Helemaal voor Hem gaan, helemaal aan Hem zijn toegewijd.
Daarom zegt Jezus tegen hen: denk ook eens terug aan die begintijd. Weet je het nog. Denk er niet alleen aan terug maar keer er ook naar terug: bekeer je.
“Doe uw eerste werken”. Laat zien dat je van mij houdt. Jezus heeft zelf gezegd dat dit tot uiting komt in de manier waarop wij met elkaar omgaan “Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt. Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander.” Jezus vraagt aan zijn Vader: “dat zijn volgelingen volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.”
Gebrek aan liefde ondermijnt het fundament van de gemeente. Het ondermijnt ons getuigenis aan de wereld. Dan houdt de gemeente op te bestaan “Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen”. “Jullie zijn het licht van de wereld” zegt Jezus ergens. Als de liefde verdwijnt, verdwijnt ook ons getuigenis, dan zijn we geen kandelaar meer die licht verspreid. Dan heeft een gemeente geen bestaansrecht meer. Dan wordt de kandelaar weggenomen.
Dat het Jezus ernst is, blijkt wel uit de woorden waarmee Hij afsluit. Wie oren heeft …. Meervoud, wat tegen de ene gemeente wordt gezegd, geldt ook voor de andere gemeenten. Maar het geldt evenzeer voor ons vanmorgen/vanmiddag. Tot zeven maal toe wordt deze oproep in hoofdstuk 2 en 3 herhaald.
Misschien is het de vraag: hebben we het echt gehoord. Of moet Jezus tegen sommigen zeggen wat Hij op een dag tegen zijn discipelen zei: Hebt gij ogen en ziet gij niet; hebt gij oren en hoort gij niet?
Ten slotte laat Jezus zien waar de strijd op uitloopt. Wie overwint… Wij zijn immers een strijdende kerk. En hoe zal die strijd aflopen.
Als de christenen in Asia naar de buitenkant kijken dan kunnen ze zich met recht zorgen maken. Zou de gemeente van Christus het overleven nu ze zo zwaar wordt vervolgt. In Openbaring 13 wordt dat Romeinse rijk voorgesteld als een beest dat grote macht van de draak ontvangt. Die draak is de duivel zelf. Zou de gemeente worden verslonden door dat monster?
En in onze situatie in Nederland vragen wij ons af: zou de kerk worden verslonden door het beest van onze cultuur die van God niet wil weten.
Maar dan zegt Jezus tegen de gemeente van toen in Asia en tegen ons in Nederland. Ik zal het gordijn opzij doen. Kijk nog eens goed. Zie je dat Ik bij jullie woon, dat Ik jullie in mijn hand heb, dat Ik weet wat jullie allemaal doormaken. Nee al die duivelse machten zullen mijn gemeente niet kunnen verslinden.
Want wie overwint, zal ik geven te eten van de levensboom in het paradijs.