Openbaring 21
Tekst : Openbaring 21:1-8
Thema : Zie ik maak alle dingen nieuw
Vanmiddag gaat de preek over één van de mooiste beloften in het boek Openbaring. “Zie ik maak alle dingen nieuw” (vers 5). Dat is waar het boek Openbaring uiteindelijk op uitloopt. Dat is waar heel de schepping met reikhalzend verlangen naar uit ziet. Inclusief wijzelf.
Dit gedeelte schetst een contrast. Het nieuwe wordt tegenover het oude wordt geplaatst. Het gaat om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, om een nieuw Jeruzalem, om zie ik maak alle dingen nieuw. Dat staat tegenover de eerste hemel en de eerste aarde, de eerste dingen (dood, tranen, lijden, gebrokenheid). Het nieuwe tegenover het oude, de eerste tegenover de laatste dingen.
Met de uitdrukking “hemel en aarde” wordt de totale geschapen werkelijkheid bedoeld in al z’n facetten. Zo begint de bijbel “In den beginne schiep God de hemel en de aarde.” Door de hele bijbel heen wordt God beleden als Schepper van de hemel en de aarde. Dat wil zeggen de hele kosmos, de levende schepping, het menselijk bestaan, de menselijke geschiedenis, onze menselijke identiteit.
Als vers 1 dus zegt dat Johannes een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zag en dat de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. Dat wil zeggen dat de hele geschapen werkelijkheid zoals wij die kennen plaats zal maken voor een totaal nieuwe werkelijkheid.
Hoe zal die overgang van het eerste/oude naar het laatste/nieuwe in z’n werk gaan? Er wordt hier gesproken over “voorbijgaan” (vers 1 en 4) en over “Ik maak alle dingen nieuw”. Wat zal er dan gebeuren met de werkelijkheid die wij kennen? Met de aarde, de levende schepping, het menselijk bestaan, de geschiedenis.
De bijbel spreekt daar op twee manieren over. Als we recht willen doen aan het Woord van God zullen we beide manieren van spreken moeten erkennen. We zullen dus met twee woorden moeten spreken. Niet of het een of het ander, maar beiden.
Het meest duidelijk wordt dit misschien wel door Petrus onder woorden gebracht:
“Op de dag des Heren zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan”
De dag des Heren is de dag waarop God de wereld oordeelt. Dat is wat in het voorafgaande in het boek Openbaring uitvoerig is beschreven. Het gedruis en het vuur waar Petrus het over heeft zijn dan ook een aanduiding voor dat oordeel van God.
Deze wijze van spreken laat zien dat niets uit de bestaande werkelijkheid (van de eerste hemel en de eerste aarde, van de eerste dingen) zomaar deel kan gaan uitmaken van die nieuwe werkelijkheid. Er is geen vloeiende overgang. Het oude heeft radicaal afgedaan. Het gaat door het vuur van het oordeel heen.
Maar betekent dat dan een totale vernietiging van de werkelijkheid zoals wij die kennen? Wordt die als een versleten jas bij de vuilnis gezet? Of met vuur verbrand zodat er niets van over blijft? Dat is wel het beeld die hiermee worden opgeroepen.
Maar we komen in de bijbel ook nog een de andere manier van spreken tegen.
Want als er één ijkpunt is voor het geloof van Israël dan is dat wel Gods trouw aan zijn schepping. Zoals God trouw is aan zijn schepping zo zal Hij ook trouw zijn aan Israël en aan zijn kinderen. We komen dat vele malen tegen in de Psalmen. Samengevat in:
“Onze hulp is in den naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft. Die trouw houdt tot in eeuwigheid en niet laat varen de werken van Zijn handen”. Een uitspraak gebaseerd op drie Psalmen.
De geloofsbelijdenis in lied 347 van de opwekkingsbundel zegt het als volgt: “Ik geloof in God de Vader, Schepper, die de schepping draagt”
Paulus spreekt in Romeinen over de schepping die wacht en uitziet niet om vernietigd te worden maar om samen met de kinderen van God gered en bevrijd en tot heerlijkheid gebracht te worden. De heerlijkheid van God zal zich straks volmaakt weerspiegelen in zijn kinderen maar ook in de schepping.
Ook in vers 5 en 6 wordt gesproken over Gods trouw. Hij is het begin en het einde. Hij staat aan het begin en het einde van de geschiedenis. Hij zal het tot voltooiing brengen.
Die twee lijnen komen samen in onze centrale tekst “Ik maak alle dingen nieuw”. Er staat niet dat God allemaal nieuwe dingen maakt. Maar dat Hij alle dingen nieuw maakt. God draagt zijn geschonden schepping in zijn armen. De scherven van ons gebroken bestaan heeft Hij in zijn doorboorde handen. Nee Hij veegt die scherven niet met een handstoffer en blik bij elkaar om ze in de vuilnis emmer te gooien. Hij laat de werken van Zijn handen niet varen.
God draagt zijn geschonden schepping door het vuur van het oordeel, door de crisis en de dood heen. Er zal een radicale gedaanteverandering plaats vinden. Het zal zo wonderlijk schoon en nieuw zijn dat we het nu niet eens onder woorden kunnen brengen.
Tegelijkertijd zal de aarde en de schepping herkenbaar zijn als de schepping zoals we die nu kennen. Maar dan totaal gelouterd.
Toen Jezus opstond uit de dood had Hij een nieuw lichaam, ging Hij die nieuwe werkelijkheid al binnen waarvan hier sprake is. Hij was radiaal veranderd en toch herkenbaar als de Jezus die op aarde leefde. Zoals kinderen van God een nieuwe schepping zijn: Gij geheel anders. Daarmee hebben we niet onze identiteit, persoonlijke geschiedenis verloren. We zijn nog steeds herkenbaar.
Wat kunnen we weten over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Er wordt hier een klein tipje van de sluier opgelicht. Ik noem 3 kenmerken.
In vers 3 wordt het eigenlijk op 4 manieren gezegd. Dat is het mooiste dat gezegd kan worden van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De eerste hemel en aarde zijn zodanig aangevreten door de zonde dat we maar heel weinig van God zien. Het grootste probleem van onze wereld is de zonde. Daarvoor is Jezus ook gekomen. Dat probleem is radicaal uitgebannen in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Wij zullen op de meest volmaakte en intieme manier gemeenschap met God hebben. Sterker nog het verschil tussen hemel en aarde is verdwenen. Zoals God nu in de hemel woont zo zal Hij straks op aarde wonen. Alles zal doortrokken zijn van de heerlijkheid van God.
De eerste dingen (vers 4) zijn voorbijgegaan. Dat zijn de gevolgen van de zonde. Eigenlijk is dit precies het omgekeerde van de straf na de zondeval. Daar werd gesproken over dood, lijden, moeite en verdriet. Dat zal er allemaal niet meer zijn op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Alle wonden van ons gebroken bestaan zijn geheeld.
In het vorige hoofdstuk is de Satan en allen die bij hem horen veroordeeld en in de poel van vuur en zwavel geworpen. Dat wordt in vers 8 nog eens benadrukt. Zij hebben geen toegang tot die nieuwe werkelijkheid. Het kwaad is totaal afwezig. Er is geen boom van kennis van goed en kwaad. Nooit meer komt de zonde terug. Nooit meer kan de satan mij verleiden tot zonde. Nooit meer de boze die aan mijn deur klopt als ik moe ben of zwak. Nooit meer de verleiding van Babylon.
Wat kunnen we hiermee als we morgen weer naar ons werk gaan, de kamer stofzuigen, of ons huiswerk moeten maken. Is het alleen toekomstmuziek. Ik dacht van niet.
Die vraag wordt in ons midden niet zo heel vaak meer gesteld. Maar die zich vanuit vers 7 en 8 wel aan ons opdringt. Tijdens dit leven valt de beslissing waar u zult zijn. Wat zal uw deel zijn: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde of de poel van vuur en zwavel. Wij houden er niet van over de hel te spreken. Maar de bijbel is tot op de aller laatste bladzijde duidelijk dat er twee bestemmingen zijn. Tot op de allerlaatste bladzijde wordt ons aangeboden om te nemen van het water des levens om niet. Door genade “om niet” mogen wij onze kleren wassen in het bloed van het Lam en wordt onze naam geschreven in het boek des levens.
Er moet nog veel genezen, nog veel tranen gedroogd, er blijven onbeantwoorde vragen genoeg over. Misschien kijkt u naar de scherven van uw gebroken bestaan. Misschien vraagt u zich af of het ooit goed komt. Weet dan dat die scherven in Gods handen zijn. Dat hij uw gebroken bestaan draagt door de crisis heen naar een nieuwe werkelijkheid. Daar zal alles heel zijn.
De aarde is geen zinkend schip waar geen redden meer aan is. Ja de hele geschapen werkelijkheid gaat door het oordeel heen. Maar niet alles is voor niets gedaan. Wij zijn met al onze vezels verbonden met de schepping om ons heen, met onze lichamelijkheid, onze identiteit, onze geschiedenis. Dat alles zal op een gelouterde manier terug keren. Wij worden niet uit de schepping gered, maar samen met de schepping.
Daarom heeft het zin om mij in te zetten voor de maatschappij, de mensheid en de schepping. Omdat Hij belooft “Ik maak alle dingen nieuw”.