Num 6:22-27
Tekst: Num 6:22-27
Thema: Gezegend ben je!
Voelt u zich een gezegend mens? Misschien denkt u: daar ben ik nu juist voor naar de kerk gekomen, om een zegen te ontvangen. Dat hebben we elkaar ook toegewenst: een gezegende dienst. We wensen elkaar een gezegend nieuw jaar. En een bruidspaar laat een huwelijk inzegenen en we zingen hen toe “dat ’s Heren zegen op u daal”.
Maar wat betekent dat nu precies, dat je gezegend bent? Over die vraag denken we vanmorgen na aan de hand van de zegen in Numeri 6.
Je hoeft geen expert te zijn om te kunnen zien dat de zegen in vers 24-26 een prachtige structuur heeft. Drie regels die elk uit twee delen bestaan. De eerste helft zegt wat God doet, de tweede helft welk effect dat op ons leven heeft: bescherming, genade en vrede. Wanneer je die zegen een paar keer hardop opzegt voel je het ritme.
In het Hebreeuws is dat nog beter voelbaar. Het is een poëtisch kunstwerkje. Omdat de schrijver daar zoveel aandacht aan heeft besteed is er alle reden om daar even bij stil te staan. De eerste regel bestaat uit 3 woorden, de tweede uit 5, de derde uit 7. De eerste regel bestaat uit 15 letters, de tweede uit 20, de derde uit 25. Het heeft iets van een aanzwellende stroom, als een fontein vol van genade en vrede.
Joodse rabbijnen zeggen dat het ritme van deze zegen lijkt op het kloppen van een hart. En dat klopt ook wel want achter deze zegen horen wij het hard van God kloppen.
In de structuur van deze regels zit eigenlijk al een boorschap.
En als we kijken naar de betekenis van de woorden dan wordt die boodschap alleen maar rijker.
De Here zegene u, zo begint de eerste regel. Wat wil dat zeggen dat God je zegent? In de bijbel is zegen geen vaag begrip. Wanneer God de mens geschapen heeft (Gen 1:27) dan is het eerste dat Hij doet de mens zegenen (Gen 1:28). Bij alle voorafgaande scheppingsdaden van God staat er “en God zag, dat het goed was”, bij de schepping van de mens staat er “en God zegende hen”. Met andere woorden die zegen betekent dat het bestaan van de mens Gods instemming en goedkeuring en welgevallen heeft. Dat is het eerst dat over de zegen van God gezegd moet worden. De zegen van God ligt aan de basis van ons bestaan.
Maar het gaat nog verder. Want in hetzelfde vers (Gen 1:28) geeft God die zegen nog meer inhoud: weest vruchtbaar… wordt talrijk … vervult … onderwerpt … heerst. De mens mag leven vanuit die zegen. Die vormt het fundament en de basis van ons bestaan. De zegen van God realiseert zich in ons menselijk bestaan, in de geboorte en opvoeding van onze kinderen, in ons werk, het beheer van de schepping.
Dat wordt nog eens extra duidelijk als we zien dat in de bijbel vaak wordt gezegd dat God het werk van onze handen zegent. Als Mozes terugblikt in Deuteronomium dan zegt hij “want de Here heeft u gezegend in al het werk van uw handen”. En als hij de stammen van Israel zegent dat bidt Mozes : “Zegen, Here, zijn kracht en zie het werk van zijn handen met welgevallen aan.
De zegen van God ligt aan de basis van ons bestaan, komt tot ontwikkeling in alles wat wij doet en tenslotte zegent God het werk van onze handen. We zijn aan de ene kant volledig afhankelijk van Gods zegen. Aan de andere kant ontplooit die zegen van God zich als wij ons wijden aan de taak die Hij ons op aarde geeft. Dat betekent dat de zegen van God ook verantwoordelijkheid met zich mee brengt. Hij zegent ons. Maar het ervaren van zijn zegen vindt plaats langs de weg van gehoorzaamheid.
Misschien twijfelt u wel eens aan de zin van uw bestaan. Of denkt u: wat stel ik nu helemaal voor. Wat is de zin van alles wat ik doe in dit leven. Wel, dit is de zin van uw bestaan. Op jouw leven rust de zegen van God. Hij zegt tegen je: dat je er bent heeft mijn goedkeuring, mijn instemming. Mijn zegen en welgevallen rust op jouw leven en rust op het werk van jouw handen. Paul Tournier schrijft ergens: “Ieder mens hunkert naar een goddelijk antwoord op ons mens-zijn”. Wel hier is het antwoord. Hij bevestigt jouw bestaan, je mag er zijn.
Het tweede gedeelte van vers 24 volgt eigenlijk logisch uit het eerste gedeelte. Die zegen gaat vooraf aan ons leven en we daaruit mogen leven en werken en vervolgens God zegent het werk van onze handen en bevestigd Hij ons bestaan. God omringt ons door zijn zegen. Hij omringt ons van voren en van achteren. Hij behoedt ons en beschermt ons.
De tweede regel van de zegen zegt “de Here doe zijn aangezicht over u lichten”. Er wordt wel gezegd dat ons aangezicht de spiegel van onze ziel is. Ons gezicht geeft weer in welke stemming of gemoedsrust wij ons bevinden. Hier wordt van God gezegd dat Hij zijn aangezicht over ons doet lichten. Dat wil zeggen dat hij vriendelijk en met liefde en genegenheid naar ons kijkt. Zoals dat zo mooi in Psalm 96 staat “Gods vriend'lijk aangezicht, heeft vrolijkheid en licht”.
Dat is het tegenovergestelde van wat we ook in de bijbel lezen over het aangezicht van God. Namelijk dat God zijn aangezicht verbergt. Regelmatig komen we het gebed tegen: “verberg uw aangezicht niet voor mij”. Vaak is daarvoor alle aanleiding. Als God zijn aangezicht voor ons verbergt dan levert Hij over aan onszelf, aan onze zonden. Van Israël leven we dat God zijn aangezicht van hen afwent vanwege hun zonden. Hij kan het niet aanzien, Hij kan niet naar ze kijken.
En als Hij wel kijkt dan is zijn gezicht niet licht, maar donker. De vernietigende blik van God als rechter over de zonde.
Toen ik een kind was en ik had iets uitgespookt dan vond ik het vreselijk als mijn ouders boos waren. Als ze boos keken met een vernietigende blik en er geen lachte af kon. Ik had liever gewoon een pak slaag dan dat ze boos waren.
De vraag is: wie is God voor u? Kijkt Hij boos of kijkt Hij vriendelijk. Doet Hij zijn aangezicht over u lichten. God heeft alle reden om zich vol afschuw van ons af te wenden. Om boos op ons te zijn. Wij hebben geen recht op zijn vriendelijk aangezicht.
Maar het wonderlijke is dat God zijn aangezicht heeft afgewend van Jezus en Hem helemaal aan zichzelf heeft overgeleverd. Toen Jezus aan het kruis hing riep Hij : Mijn God, mijn God waarom heeft U mij verlaten. De enige die recht had Op Gods vriendelijk aangezicht was Jezus. Hij was de geliefde Zoon in Wie ik al mijn welbehagen heb, had God gezegd.
Als wij kijken naar Jezus zien wij Gods vriendelijk aangezicht. De Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. Dat is genade. Dat God ondanks alles vriendelijk en vol liefde en genegenheid naar ons kijkt. Door Jezus wendt God zijn vriendelijk aangezicht naar ons toe en is Hij ons genadig.
De derde regel begint met “de Here verheffe zijn aangezicht over u”. Je ogen naar iemand opheffen wil zeggen heel speciaal op iemand letten. Als ouders met hun kinderen naar de speeltuin gaan dan lopen daar misschien wel honderd kinderen rond. Maar die ouders houden speciaal hun eigen kind in het oog. Want daar gaat hun zorg en verantwoordelijkheid naar uit.
Maar eigenlijk gaat het nog dieper. Het is kijken naar iemand, met speciale genegenheid, warmte en verwachting. Zoals een man en vrouw naar elkaar kijken die van elkaar houden.
Genieten van iemands nabijheid. Vreugde beleven aan iemand.
Als hier staat dat God zijn aangezicht over u verheft dan wil dat zeggen dat Hij zijn oog op u heeft laten vallen. Dat Hij onder al die miljarden mensen u op het oog heeft. U bent geen nummer voor Hem. Maar een uniek mens waar zijn genegenheid, liefde, warmte en verwachting naar uit gaat. Ja Hij verlangt er naar een relatie met u te hebben. Hij wil van u kunnen genieten en vreugde aan u kunnen beleven.
De zegen van God loopt uit op vrede, op shalom. De zegen van God heeft betrekking op ons hele menszijn: geestelijk, materieel, psychisch. Dat geldt ook voor de vrede die God geeft. De shalom van God is geluk en harmonie in de meest brede zin van het woord.
Eigenlijk is de zegen uit Numeri 6 het evangelie in drie zinnen. Het evangelie in notendop zou je kunnen zeggen. Het is het volle leven dat God ons wil geven.
God bevestigt ons bestaan en zegent het werk van onze handen.
Hij is ons genadig omdat wij door Jezus zijn vriendelijk aangezicht zien.
Hij schenkt ons zijn gemeenschap en zijn vrede.
De zegen van God is echter geen automatisme. In Deuteronomium 28 wordt aan Israël de keus voorgehouden van zegen en vloek. Die keus is er nog steeds. Elke dag opnieuw.
De priesters legden door het uitspreken van de zegen de naam van God op de Israëlieten zegt vers 27. In de mate waarin wij ons leven brengen onder de heerschappij van zijn naam zullen wij zijn zegen, zijn bescherming, vriendelijk aangezicht, genade, gemeenschap en vrede gaan ervaren.
Wij kunnen de zegen van God niet verdienen, het is geen recht, het is enkel genade. Maar die genade wil Hij ons dan ook graag geven. De zegen in Numeri 6 heeft eigenlijk de vorm van een gebed. Maar tegelijker tijd is het een belofte want aan het einde van vers 27 zegt God: Ik zal hen zegenen.