Home
Kerkgeschiedenis
Preken
Diversen
Links
Contact

NOG ÉÉN DING ONTBREEKT U

Ds. A.Th. van Olst

Psalm 25: 5 en 6
De Wet
Psalm 86: 3
Schriftlezing: Lukas 18: 18-30
Psalm 119: 36 en 84
Psalm 17: 7 en 8
Psalm 86: 6

Tekst: Lukas 18: 22

"Maar toen Jezus dit hoorde, zei Hij tegen hem: Nog één ding ontbreekt u: verkoop al wat u hebt en deel het uit onder de armen en u zult een schat hebben in de hemel. En kom dan en volg Mij."

Gemeente,

Als wij het woord 'bijna' gebruiken, bedoelen we vaak 'niet helemaal'. Het zit er dicht tegenaan. Het scheelt maar heel weinig. Maar soms betekent 'bijna' ook: 'helemaal niet'. Als je je trein bijna haalt, heb hem helemaal gemist. Als je je rijbewijs bijna hebt gehaald, mag je toch helemaal niet zelf rijden.
Koning Agrippa zei eens, nadat Paulus uitgebreid het Evangelie uitgelegd had: 'U overtuigt mij bijna om christen te worden!' Maar wie bijna een christen wordt, wordt helemaal geen christen. Daarom antwoordde Paulus: 'Ik zou van God wel wensen dat, én bijna én geheel, niet alleen u maar ook allen die vandaag naar mij luisteren, zouden worden zoals ik ben' (Handelingen 26: 28). niet alleen bijna, maar geheel! Met minder kan het niet toe. Want met 'bijna een christen' te worden, zul je er voor eeuwig buiten staan. Wie 'bijna' een christen wordt, wordt 'helemaal niet' gered. Wie er bijna toe komt om de Heere Jezus te gaan volgen, komt nooit tot de eerste stap van de navolging.

Hoe werkt dat woord 'bijna' in uw, en jouw leven? Bent u bijna tot geloof gekomen? Bent u bijna christen? Bent u er bijna toe gekomen om de Heere te gaan zoeken? Of door Gods genade geheel, helemaal?

In het Bijbelgedeelte dat we gelezen hebben, de geschiedenis van de rijke jongeman, zien we hem bijna achter de Heere Jezus aan gaan. Hij stelt een belangstellende en belangrijke vraag. Bijna komt hij ertoe om het heft van zijn leven uit handen te geven en in Zijn voetspoor te gaan. Bijna. Want het komt er niet van. Hij ging weg.

We luisteren naar de verkondiging van deze geschiedenis onder het thema:

Nog één ding ontbreekt u
1. Dat ene is ons hart
2. Dat ene is onmogelijk bij de mensen
3. Dat ene is mogelijk bij God

1. Dat ene is ons hart
Laten we eerst eens kennismaken met de man die naar de Heere Jezus toe komt. In het Evangelie naar Mattheüs wordt hij een 'jongeman' genoemd, wat wil zeggen dat hij tussen de 25 en 40 jaar is. In ons Bijbelgedeelte, in Lukas 18, lezen we dat hij een 'leidinggevende' is. Hij heeft een goede maatschappelijke positie, en is 'erg rijk', zo lezen we in vers 23. Hij heeft het ver geschopt in het leven, hij heeft het helemaal gemaakt: een carrière over rozen, zou je kunnen zeggen.
Toch is hij niet minder vroom en godsdienstig geworden. Door de kansen die hem geboden werden is hij niet wereldsgezind geraakt. Hij staat serieus in het leven. Hij maakt ernst met de geboden van God.
Een jongeman zoals ouders hun kinderen graag willen zien. Hij heeft liefde tot Gods geboden, een nauwgezette levenswandel. Hij heeft zijn talenten optimaal ingezet. Een eerlijke en oprechte jongeman, die ook nog eens naar de Heere Jezus toekomt met misschien wel de belangrijkste vraag die je maar kunt stellen.
Niet hier, maar elders in de Bijbel staat dat Jezus hem lief had (Marcus 10 vers 21). Dat wordt niet vaak gezegd. Een jongeman om in je hart te sluiten.

Hij komt naar de Heere Jezus toe met de vraag hoe hij het eeuwige leven kan beërven. Wat moet hij daarvoor doen? Dat is toch een goede en belangrijke vraag! Misschien toch niet helemaal, omdat hij er direct de nadruk op legt dat hij er vooral wat voor wil doen, en misschien blijkt daaruit al wel dat hij te veel van zichzelf verwacht. Maar toch, het is buitengewoon belangrijk wat hij vraagt, en hij heeft er ook veel voor over. Hij is iemand die prioriteiten kan stellen.
Als de Heere Jezus dan zegt 'U kent de geboden', houd deze geboden dan, dan antwoordt hij met 'Al deze dingen heb ik in acht genomen vanaf mijn jeugd.' Met andere woorden: dan ben ik op de goede weg. Ontbreekt er dan nog iets aan? Zegt het gerust, dan wil ik er nog wel een schepje bovenop doen. Als Jezus zou zeggen: 'Er hapert nog wat aan, hier en daar zijn er geboden die meer aandacht vragen en een andere invulling of toepassing nodig maken' dan staat hij als het ware al klaar om te zeggen: 'Onmiddellijk, meester, dat wil en zal ik doen'. Het is hem niet gauw te veel.

Maar Jezus zegt: 'Nog één ding ontbreekt u'. En dan bedoelt Hij niet: er hapert nog iets aan. Eén ding heb je nog even over het hoofd gezien. Je kunt doorgaan met je goede inspanningen, maar voeg dit ene er nog even bij. Zoals jij je huiswerk op school kunt laten zien en de leraar zegt: goed, maar dit moet je nog even toevoegen.
Want Jezus zegt: dat ene is dit: 'Verkoop al wat u hebt en deel het uit onder armen en u zult een schat hebben in de hemel. En kom dan en volg Mij' (vers 22).

Dat kun je toch eigenlijk niet 'nog één ding' noemen? Nee, niet in de zin van 'nog één ding erbij'. Dat had de rijke jongeman helemaal niet erg gevonden. Hij is ijverig en betokken genoeg. Maar Jezus zegt: het enige wat er aan ontbreekt is je hart. Je verlangen, jij zelf.

De Heere Jezus confronteert deze sympathieke, serieuze jongeman met zijn totaal verkeerde kijk op zichzelf en op Gods wet.
Hij overschat zichzelf. 'Al deze dingen heb ik in acht genomen vanaf mijn jeugd'. Hij ziet het probleem niet. Hij zal hierin volledig oprecht zijn geweest, maar oprechte zelfkennis heeft hij niet. Hij komt niet bij de Heere Jezus als een bedelaar die Gods genade nodig heeft, maar met zijn eigen positieve saldo dat hij met zijn trouwe inspanningen heeft opgebouwd. Hij ziet niet in waar hij tekort schiet. Jezus prijst hem ook niet. Hij heeft hem wel lief, maar prijst hem niet. Hij neemt zijn wetsbetrachting voor kennisgeving aan. Deze jongeman heeft een totaal verkeerde kijk op zichzelf. Hij overschat zichzelf en denkt dat hij al ver gevorderd is in het doen wat God van hem vraagt.
Maar dat is niet het enige. Hij overschat niet alleen zichzelf, hij onderschat de wet. Hij vergeet dat de wet niet een kwestie van een lijst regels is die je af zou kunnen werken door genoeg inspanning te leveren. De wet is niet een kwestie van doen, maar van liefhebben van de Heere en van Zijn wil, met heel je hart. Zo heeft de Heere Jezus de geboden van Zijn Vader uitgelegd. De Heere liefhebben met heel je hart, ziel, verstand en kracht. Zo stond het ook al in het Oude Testament. De Heere vraagt om de liefde en toewijding van ons hart.

Eén ding schort er aan. Je hart ben je nog niet kwijt geraakt aan God! De jongeman verschiet van kleur. Hij wordt 'diep bedroefd' (vers 23). In Mattheüs en Markus lezen we dat hij diep bedroefd weg gaat. 'Want hij was erg rijk'. Wat Jezus vroeg is te veel gevraagd. Dit kan hij niet opbrengen. Hij wordt erg verdrietig. Hij heeft er veel voor over. Maar als het alles kost, dan houdt het op.

Gemeente, wat vindt u hiervan?! Is het te streng van de Heere Jezus? Was het te veel gevraagd? Stootte de Heere Jezus deze jongeman niet nodeloos van Zich af? Het klinkt toch niet erg uitnodigend van de Heere Jezus! Wilde Hij dan niet dat deze jongeman Hem ging volgen? Was het te hard van de Heere Jezus?

Zie eens wat Zijn pastoraat inhield. Hij is de grote Pastor. Hij wist (en weet) hoe je met ieder mens om moet gaan. Hij doorgrondt ieders hart, en weet welke benadering een ieder nodig heeft. Hij ging op een andere manier om met Zacheüs (Lucas 19 verzen 1-10) dan met deze rijke jongeman. Deze jongeman moet geconfronteerd worden met consequenties van de navolging van de Heere Jezus. Wie Hem wil kennen, moet alles verliezen.
Het was niet liefdeloos, absoluut niet. Jezus had hem lief, zo zagen we al. En als deze jongeman zich verdrietig omdraait en weggaat, komt Jezus er niet op terug door te zeggen: zo zwaar moet je het niet opvatten, het kan misschien ook wel met wat minder!
Nee, het kàn niet met wat minder. Dit ene dat ontbreekt is: je hart, je alles. Het is voor deze rijke jongeman z'n geld en bezit, omdat z'n hart eraan verbonden is. En zonder dat z'n hart ervan loskomt, kan hij zijn kruis niet dragen achter Jezus aan.

Dit is echt liefdevol pastoraat. Het is confronterend en eerlijk pastoraat, want zonder dat deze jongeman de afgoden in zijn hart leert doden, zal hij geen volgeling van de Heere Jezus worden en geen kind van God. Het is geen echte bekering als je nog niet kunt zeggen: Heere, hier ben ik, wat wilt U dat ik doen zal? Hier ben ik met mijn hart, met wie ik ben, met wat ik heb, met wat ik verlang. Neem mijn leven, laat het Heer', toegewijd zijn aan Uw eer! Neem mijn zilver en mijn goud...

2. Dat ene is onmogelijk bij de mensen
Je kunt natuurlijk zeggen: dat gebod om alles te verkopen is alleen aan deze rijke jongeman gericht. Het is niet een algemeen gebod waaraan wij moeten gehoorzamen.
Dat is waar. En toch. Zeg niet te snel: de rijke jongeman mocht het niet, maar ik mag mijn rijkdom en bezit wel houden. Hoe weet u dat?
De Heere Jezus trekt het immers breder dan alleen deze jongeman. Kijk maar in vers 24 en 25. 'Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen hebben, het Koninkrijk van God binnengaan.' Dat is heel bezwaarlijk, heel moeilijk. Rijkdom is zo belemmerend. Maar in vers 25 staat: het is niet alleen moeilijk, het is onmogelijk! 'Want het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat."
Er klinken soms verschillende verklaringen van dit vers, over wat bedoeld is met 'kameel', of met het 'oog van de naald'. Sommigen zeggen: het woord voor kameel kun je met een heel kleine wijziging ook opvatten als touw, en dat past toch beter bij het oog van een naald. Zo moeilijk als een scheepstouw door het oog van een naald gaat, dat is immers onmogelijk, zo moeilijk gaat een rijke het Koninkrijk van God binnen.
Anderen zeggen: het gaat wel om een echte kameel maar het 'oog van de naald' was een soort uitdrukking voor het kleine poortje naast de grote poort, waar een kameel niet door kan. Overdag was de poort open en konden de handelaars met hun kamelen de stad in en uit. Maar 's avonds ging de poort dicht, maar was er naast de gesloten poortdeuren nog een klein deurtje waardoor je toch de stad na zonsondergang nog in kon. Maar een kameel paste daar vanzelf niet door! Dat was onmogelijk.
Deze verklaringen zijn allemaal heel interessant, maar hoe je het ook uitlegt, het gaat er om dat het onmogelijk is. On-mogelijk. Het gaat gewoon niet. Rijk zijn en zalig worden is echt een probleem. Nooit zei de Heere Jezus: u moet naast schatten op de aarde vooral ook schatten in de hemel verzamelen. Hij zei: verzamel geen schatten op de aarde, maar in de hemel (Mattheüs 6 verzen 19-20). En hier zegt Hij: 'en u zult een schat hebben in de hemel' (vers 22).

De discipelen voelen haarfijn aan waar het om gaat: het is onmogelijk! Het enige wat wij op kunnen brengen is half volgen. Meer niet. En wat onze rijkdom betreft: we zijn er als de kippen bij om te zeggen: 'als je hart er maar niet aan vast zit'. Dat is mooi gezegd, maar uit de woorden van de Heere Jezus kun je afleiden: dat weet je pas als je bereid bent alles te verkopen en in te leveren voor de dienst van de Heere.

Maar let op wat er dan volgt. Want als u nu denkt: dit geldt niet voor mij, want zo veel geld en bezit heb ik niet, ik ben niet zo rijk, dan ziet u over het hoofd dat het de discipelen zijn die wijzen op het onmogelijke van zalig worden. De discipelen, van huis uit vissers die Jezus zijn gaan volgen, en die we er niet van kunnen verdenken dat ze zo veel te besteden hadden. Zij zijn het die zeggen: 'Wie kan dan zalig worden?' (vers 26) Arme discipelen zeggen: als het zo ligt, dan heeft niet alleen deze rijke jongeman een probleem, maar dan ziet het er voor ons allemaal slecht uit!

Als het zo ligt, stemmen de discipelen met elkaar in, dan is het ten ene male onmogelijk om zalig te worden. Uiteindelijk is iedereen toch rijk? Rijk met geld, rijk met jezelf, rijk met je positie, met je kansen en met je mogelijkheden. Niet rijk in God, maar rijk in jezelf... Wie komt er dan binnen in Gods Koninkrijk? Het is on-mogelijk!

De Heere leren kennen en volgen is niet iets dat binnen onze mogelijkheden valt. Dat zou het misschien wel zijn als het erom ging er een schepje bovenop te doen. Dan zouden we ons nog wat extra kunnen inspannen, en hier en daar wat verbeteringen kunnen aanbrengen.
Maar het gaat niet om meer inspanning, het gaat om de vernieuwing van ons hàrt. Er is een nieuwe geboorte nodig, de wedergeboorte. Er is bekering nodig, omkeer, van binnen uit.
Wie denkt het Koninkrijk te kunnen beërven door beter Bijbellezen, meer bidden, nauwgezetter stille tijd houden, actiever gemeentelid zijn, komt bedrogen uit. Het gaat om sterven aan jezelf, en het leven vinden in Christus.
'Dit is mijn enige troost, mijn enig houvast, dat ik niet van mijzelf ben, maar het eigendom van Jezus Christus', zegt zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus. Dat is heel troostvol, maar het is ook heel ingrijpend. Niet meer van mijzelf: ik ben onteigend. Ik ben gestorven aan de wet, en aan de wereld. En Paulus zegt dan: 'Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, Christus leeft in mij' (Galaten 2 vers 20).

Nooit zullen we ook maar één stap in die richting kunnen zetten zonder dat de Heere met Zijn genade ons leven binnenkomt, veranderend en vernieuwend. Wie kan dan zalig worden? Het is onmogelijk, van ons uit. Wij moeten dat echt persoonlijk leren. Hebt u, heb jij dat zo al leren zien, leren beämen? We hebben het nodig dat de Heilige Geest ons van onze zelfoverschatting overtuigt, en ootmoedig maakt. En dat we leren inzien hoezeer we aangewezen zijn op Zijn levensvernieuwend werk in ons hart en leven.
Dat leidt tot een ootmoedig gebed: geef mij Uw genade, geef mij dat nieuwe leven, waarbij ik alles aan U kwijt raak, en door Uw genade U volgen mag.

3. Dat ene is mogelijk bij God
Dáár wil de Heere Jezus deze jongeman (en ook ons!) hebben. In die onmogelijke positie. Zodat je gaat belijden en vragen: Heere, het is echt onmogelijk. U vraagt alles, en ik kan U niets bieden. Het gaat niet. Ik wil nog best veel inleveren, ik wil best wat verlangens en begeerten aan de kant zetten, en ik wil ook wel mijn uiterste best doen, maar alles...?! Mijzelf inleveren? Alles in Uw dienst? U zo liefhebben...?! Het is mij te veel. Ik kan mij dat nieuwe leven niet geven. Maar, Heere, wat voor mij niet mogelijk is, is voor U wel mogelijk!
Daar wil de Heere ons hebben. Kijk maar in vers 27: 'Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God.' Mogelijk bij God! Want Hij doet wonderen! Hij vernieuwt mensenharten. Hij grijpt mensen in het hart. Hij wint in voor Zijn genade en voor Zijn dienst. Echt!
Hij is bij machte harten van onwillige, opstandige zondaars om te buigen tot Zijn wil. Hij kan echte bekering geven.

Daar gaat het over in vers 28: 'En Petrus zei: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd.' Waarom zegt Petrus dit nu, zomaar, opeens? Het lijkt wel alsof hij het een beetje plompverloren zegt. Hij zegt het niet trots, niet pronkerig: moet je dan ons eens zien: wij hebben het dan toch maar gedaan.
Nee, ik lees er zelfs lichte verbazing in. Net nu ze geconstateerd hebben dat het menselijkerwijs te veel gevraagd is, dat het niet gaat, dat het eigenlijk onmogelijk is, en dat je bijna geneigd bent te zeggen 'deze rede is hard, wie kan ze aanhoren...', zegt Petrus: Wacht eens, maar dit is gebeurd in ons leven! Dat wat bij de mensen onmogelijk is. Dat heeft plaatsgehad in ons leven! We hebben onze netten achtergelaten, onze broodwinning. We hebben alles op het spel gezet, we hebben al onze eigen zekerheden achter ons gelaten, en we zijn U gevolgd!

En Petrus, mogen wij je eens vragen: was het een hele opgave? Heb je lang moeten dubben? Kostte het veel moeite?
U weet het antwoord wel: Nee, geen moment. En weet je waarom niet? Omdat Hij riep. Ik hoorde Zijn stem, en het was een stem met macht. Ik ben er door getrokken, het heeft me overwonnen, ingewonnen voor Zijn Woord, voor Zijn Koninkrijk en voor Zijn dienst.

Herkent u dat? Herken jij dat? Vanuit de mens gezien is het een onmogelijke opgave. Je loopt altijd weer vast. Als we in eigen kracht ook maar iets willen ondernemen, is het altijd weer te veel gevraagd. We zijn er niet toe in staat. Het is onmogelijk.
Totdat Zijn stem gaat klinken in je hart, en de Heere je te sterk wordt. En voordat je het weet antwoordt je: Heere, U bent al mijn liefde waardig. Herkent u dat ook? Dat de Heere Zijn liefde in ons harten uitstort door de Heilige Geest? (zie Romeinen 5 vers 5).
Het staat er slecht voor in ons leven als we nog steeds denken dat het christelijk geloof afhangt van een overtuiging die ik heb, en van inzet die ik lever, en van betrokkenheid bij een kerk, en van zorg voor mijn naaste. Het hoort er wel bij, maar wat allereerst onmisbaar is, dat is Gods genade die wat bij mensen onmogelijk is, mogelijk maakt: een hart dat uitgaat naar Hem, en een leven dat in Zijn handen gelegd wordt.

'Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken ze, en ze volgen Mij' (Johannes 10 vers 27). Dat gebeurt als de Heilige Geest de prediking tot in je hart brengt, en het Woord komt krachtig je hart en leven binnen. Je gaat Zijn roepstem verstaan en Hem volgen, want je kunt ook niet anders meer.
En als dat gebeurd is in uw en jouw leven? Als genade je hart en huis binnengekomen is? Ga je dan alles verkopen? Nee, er mogen ook rijke christenen zijn. Ook Paulus, die zo scherp waarschuwt tegen geldgierigheid, en zegt dat wie rijk wil worden zeker in verzoeking valt, schrijft aanbevelingen voor rijke gemeenteleden: wees rijk in goede werken (1 Timotheüs 6 verzen 9 en 18). Het is niet erg om rijk te zijn. Het is wel erg om te denken dat die rijkdom van jezelf is en je er zelf over mag gaan.

Wie Christus leert kennen, kent verwondering en dankbaarheid zodat je alles voor de Heere over hebt. De Heere komt op de eerste plaats, boven bezit, rijkdom en eer. Je bidt: Heere, als U het wilt, geef ik alles weg wat ik maar missen kan. En als ik van U iets houden mag, leer mij dan U daarmee te dienen. Ik wil ermee leven, alsof het niet van mij, maar van U is.
Dan komt als het ware op je huis te staan: 'van de Heere', ook op je auto, en op je geld, en op je agenda: 'van en voor Christus'. Hoe kan ik Hem er mee dienen?!

Als u dit hoort, als jij dit op je in laat werken, en je denkt: dit gaat wel heel ver... dan zijn we er nog niet. Want het gaat nog verder: onmogelijk ver. Onmogelijk? Alleen mogelijk bij God!
Het is alleen mogelijk door de kracht van Gods genade, en dan gaat het zelfs in zekere zin als vanzelf. Net als bij Petrus, die eerst uitriep: 'dan kan niemand zalig worden!', en daarna zei: 'zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd.' Zie, wat Gods genade uitgewerkt heeft in ons leven.

Nog even terug naar die sympathieke, betrokken jongeman. Hoeveel van die jongemannen zitten er nu hier in de kerk? Hoevelen van ons hebben precies zijn profiel, en staan zo in het leven? Serieus, betrokken, van goede wil en goede bedoeling. Bereid om wat voor de Heere te doen. Maar als het er op aankomt, bedroefd terugschrikken.
Nog één ding ontbreekt u. En dat ene is alles. Zonder dat ene ben je bijna een christen. En toch helemaal niet.
Wat is het van het grootste belang dat wij onszelf onderzoeken, of we misschien niet zelf in de schoenen van deze jongeman staan, en met hem, bedroefd of niet, afhaken, omdat we ons hart nog niet verloren hebben aan de zondaarsliefde van de Heere Jezus!

Herken je dat, dat je het zelf nooit haalt? Dat het onmogelijk is om zalig te worden, ondanks al je oprechte inspanning en inzet? Dan gaat het onder Gods leiding de goede kant op. Want we moeten echt oog krijgen voor het wonder van Zijn genade, en oor voor Zijn stem. Als die onbegrijpelijke liefde van de Heere ons hart in bezit neemt, dan zal het onmogelijk mogelijk blijken.

Dan zullen we een schat hebben in de hemel. Het kan je wel veel kosten. Het volgen van de Heere Jezus betekent ook kruisdragen. Het kan je zelfs je familieband kosten. Lees het maar na in vers 29. Het kan het einde van je verkering betekenen. Je kunt er vriendschappen door verliezen, en kansen mislopen.
Maar je krijgt er zo veel voor terug. Nieuwe relaties, vriendschappen, een nieuwe familie van broeders en zusters. En: het eeuwige leven (zie vers 30).

Dat was waar die jongeman naar vroeg. Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? Hier is het antwoord. Door alles aan Hem te verliezen, door Zijn genade te leren kennen, door de vernieuwing van de Heilige Geest, door het nieuwe leven met de Heere Jezus Christus.

Amen.

 



==