Home
Kerkgeschiedenis
Preken
Diversen
Links
Contact

DAVID IN DE SPELONK VAN ADULLAM

Ds. J.W. Wüllschleger, Zeewolde

Psalm 56: 1 en 4
De Wet
Psalm 119: 32
Schriftlezing: 1 Samuël 21: 1 - 22: 5
Psalm 142: 1, 4, 5 en 7
Psalm 72: 6 en 10
Psalm 56: 5 en 62

Tekst: 1 Samuël 22: 1-2 "Toen ging David daarvandaan en hij ontkwam naar de grot van Adullam. Zijn broers en het hele huis van zijn vader hoorden dit en zijn kwamen daar bij hem. Ook voegde ieder zich bij hem die in nood verkeerde, ieder die een schuldeiser had en ieder die verbitterd van gemoed was, en hij werd hun leider, zodat er ongeveer vierhonderd mannen bij hem waren."

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

In heel zijn leven is David een voorafschaduwing van Christus geweest. Op de hoogten en in de diepten van zijn leven. In alles wat David overkomt. Willen we Davids levensgeschiedenis en heel het Oude Testament verstaan, dan hebben wij hierop te letten. Telkens weer wordt er heengewezen naar de Heere Jezus Christus.

Dat zien wij ook in de geschiedenis die we vanmorgen willen behandelen. We komen David tegen als een zwerver. Voortdurend is hij op de vlucht voor zijn achtervolgers.
Heeft hij dan iets verkeerds gedaan? Is hij in opstand gekomen tegen Saul? Heeft hij een grote misdaad gepleegd? Niets van dat alles. David is voor zijn volk een ware weldoener geweest. En toch wordt hij door iedereen veracht.
Wie ziet niet in David zijn grote Zoon afgebeeld, Jezus Christus, Die in volkomen zin de Weldoener van Zijn volk was? En toch getuigt de Schrift over hem: "Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen" (Joh. 1: 11).

We overdenken met elkaar de geschiedenis van

DAVID IN DE SPELONK VAN ADULLAM

Daar zien wij hem:

1. Teruggebracht in gemeenschap met God.
2. Geplaatst in het gezelschap van vrienden.

1. Teruggebracht in gemeenschap met God.

Als David door Samuël tot koning is gezalfd, wordt hij niet direkt uitgeroepen tot koning over Israël. De Heere gaat een lange weg met hem. Davids levensweg gaat door de diepte.
Hij moet al spoedig vluchten voor Saul, die de boodschap te horen heeft gekregen, dat zijn koningschap van hem zal worden afgenomen vanwege zijn ongehoorzaamheid aan de Heere. Zijn kroon zal aan een ander gegeven worden.
De vraag, die Saul bezig houdt, is: wie zal dat zijn? Na Davids overwinning op Goliath wordt het Saul ineens duidelijk: David zal de toekomstige koning zijn.
Maar in plaats dat Saul zijn schuld voor de Heere belijdt en zich voor God verootmoedigt, keert hij zich in wraakzucht tegen David. Steeds verder wijkt Saul af van zijn oorspronkelijke roeping om theocratisch koning te zijn, d.w.z. dat hij in zijn regering de heerschappij van de Heere over Zijn volk tot uitdrukking brengt. Steeds meer wordt hij een autocratisch vorst die er slechts op uit is zijn eigen positie ten koste van alles te handhaven.
In zijn optreden is het niet de vreze Gods, die hem beheerst, maar veeleer een laffe, kleinzielige mensenvrees, die hem voortdrijft. Hij deinst er op een gegeven moment niet voor terug om 85 priesters te laten doden vanwege vermeende rebellie tegen zijn gezag. Zo vervreemdt hij zich al verder van de Heere en vereenzaamt steeds meer.

Terwijl nu de heerlijkheid van Sauls koningschap steeds meer verbleekt, komt de heerlijkheid van Davids koningschap al sterker naar voren. David wordt door God gezegend en komt steeds meer als de ware theocratische koning openbaar.

Daarbij gaat zijn weg door de diepte. Hij moet vluchten voor Saul, die hem zoekt te doden.
Waarom wordt hij niet direct verhoogd? Waarom kan hij niet direct de troon bestijgen? Het zou voor de Heere toch gemakkelijk geweest zijn om Saul met één wenk van Zijn almacht aan de kant te schuiven?
Zeker, maar toch doet de Heere dat niet. Hij heeft namelijk meer doeleinden voor ogen dan alleen de verhoging van David. Ook moest Saul tot meerdere goddeloosheid voortgaan, opdat duidelijk zou blijken wat in zijn hart leefde. En ook voor David had het zijn nut. Hij moest meer en meer zijn zondige aard leren kennen. Dat moest hem ertoe brengen om zich geheel en al te onderwerpen aan de wil van de Heere en in diepere afhankelijkheid van God te leven.
Is het vandaag niet precies hetzelfde? Misschien herkent u het wel in uw eigen leven. De weg die de Heere met de Zijnen gaat, voert "door lijden tot heerlijkheid". Hier het kruis, straks de kroon. Hij zou Zijn kinderen in één stap tot de heerlijkheid kunnen brengen. Maar het is Zijn wijsheid om hen te oefenen in de leerschool van het lijden, opdat zij leren zich geheel en al aan Zijn wil te onderwerpen.
Is dat ook uw bede: "Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde"? En dan niet in de zin van: Uw wil mag op deze aarde geschieden, maar laat mij mijn eigen leven leiden en doen wat ik zelf wil. Maar in de diepe zin, zoals de Catechismus het uitlegt: "Geef dat wij en alle mensen onze eigen wil verzaken en Uw wil die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn; opdat alzo een ieder zijn ambt en beroep zo gewillig en getrouw mag bedienen en uitvoeren als de engelen in de hemel doen" (zondag 49).
Dat brengt een levenslange strijd met zich mee. Het is een leerschool waarin de "allerheiligste" in dit leven nog maar een klein beginsel van deze volmaakte gehoorzaamheid heeft.

En David? Laten we zien hoe het verder met hem gaat.
David is uit het land van de Filistijnen in Juda teruggekeerd. Daar houdt hij zich voor Saul en zijn mannen schuil in de spelonk van Adullam.
Waar we deze spelonk moeten zoeken is niet precies bekend. Wel weten we, dat aan de westoever van de Dode Zee veel gebergten zijn met spelonken. Dit zijn donkere grotten, die een goede schuilplaats vormen. He is heel goed mogelijk dat David zich in één van deze grotten verborgen heeft.

Het verblijf in de spelonk van Adullam is voor David een gezegende tijd geweest. Het betekent een keerpunt in zijn leven. Hier wordt hij teruggebracht in de gemeenschap met de Heere. Hier vindt David de Heere terug. Of beter gezegd: hier zoekt de Heere David op en neemt hem onder vier ogen, zoals de Heere Jezus later Petrus na diens verloochening onder vier ogen neemt.

Wat was Davids zonde geweest? Uit vrees voor Saul was hij naar het land van de Filistijnen, naar de plaats Gath gevlucht. In plaats van te vertrouwen op de Heere neemt hij zijn toevlucht tot mensen.
Ja, hier zien wij dezelfde David, die nog niet zolang geleden Goliath verslagen had! Diezelfde David zoekt nu bij de Filistijnen zijn veiligheid! Hij zoekt zijn hulp bij de vijanden van God en Zijn volk. Daar kan nooit een zegen op rusten!
De Filistijnen herkennen hem direct en brengen hem bij koning Achis. David ziet geen andere mogelijkheid om zijn leven te redden dan zich aan te stellen als een krankzinnige. Hierop jaagt Achis David weg. David is door list en bedrog vrijgekomen.
Hier zien we waar we terecht komen als we ons vertrouwen op mensen stellen. Van de ene zonde raken we verstrikt in de andere. Laten we liever luisteren naar Gods Woord, dat ons zegt, dat mensenhulp ijdelheid is!

Wat er hier in de spelonk van Adullam in Davids hart is omgegaan weten we uit verschillende Psalmen, die in deze tijd gemaakt zijn. Het zijn de Psalmen 34, 56 en 57 en waarschijnlijk ook Psalm 142. De Engelse prediker Spurgeon zegt hiervan: "Had David zoveel gebeden in zijn paleis als in de spelonk, hij zou nooit gekomen zijn tot zijn daad die zoveel ellende bracht over zijn latere leven".
Inderdaad, in deze Psalmen zien wij deze Bijbelheilige in het hart. Deze Psalmen getuigen van grote nood, van oprecht berouw, van diepe verootmoediging, van genadige vergeving en van blijmoedig vertrouwen.
Zo bidt David in Psalm 142: "Met mijn stem roep ik tot de HEERE; met mijn stem smeek ik de HEERE. Ik stort mijn klacht uit voor Zijn Aangezicht; ik maak voor Zijn Aangezicht mijn benauwdheid bekend." (vers 2 en 3).
En Psalm 34 is gemaakt, "toen hij zijn aangezicht had vertrokken bij Abimelech, die hem verdreef, zodat hij ervandoor ging" (vers 1). En Psalm 34 vertelt ons: "Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden" (vers 7).
Ook spreekt deze Psalm van oprecht berouw, als we lezen: "De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, en Hij behoudt de verbrijzelden van geest" (vers 19). "De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren; allen, die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard" (vers 23).
Daarom mag David in Psalm 56 eindigen in de lofprijzing: "In God prijs ik het woord; in de HEERE prijs ik het woord. Ik vertrouw op God, ik vrees niet; wat zou de mens mij kunnen doen?" (vers 11 en 12).
Wat een tegenstelling zien we tussen David in de spelonk en zoals hij zich vóór die tijd gedroeg! Dáár zien wij hem als een angstige vluchteling, als iemand die zijn toevlucht tot de leugen neemt, als iemand die zich als een krankzinnige gedraagt bij de Filistijnen. En hier zien wij Gods kind, dat op zijn plaats is en bij de Heere schuilt. Hier is de gemeenschap met God hersteld.

De vraag, waar het ook voor ons op aankomt, is: leeft u in een verzoende gemeenschap met de Heere? Een vraag, die ons allen tot zelfonderzoek moet dringen. Met alle verschillen, die er tussen David en ons zijn, gaat het toch in wezen om dezelfde zaak. Is de door zonde verbroken verhouding tussen de Heere en u hersteld?
De Heere werkt vandaag in het leven van de Zijnen op precies dezelfde wijze als Hij dat eens bij David deed. Hij leert ons onze nood en ellende recht en grondig kennen, opdat wij een mishagen zullen hebben aan onszelf en ons voor Zijn aangezicht verootmoedigen.
Weet u wat het betekent zondaar te zijn? Het betekent niet, dat we soms een fout maken. Maar het betekent beroofd te zijn van de gunst van God en verstoken te zijn van Zijn gemeenschap. Het houdt in te liggen onder de vloek van Gods heilige wet. En het wil zeggen: onder Zijn rechtvaardig oordeel te liggen vanwege onze ongehoorzaamheid. Terwijl er van onze kant geen ontkoming is. Het is voor een zondaar onmogelijk de straf te ontgaan door enig werk of inspanning van zijn kant. Zo is van nature onze situatie.

Heeft u uw treurige toestand gezien? Zijn jouw ogen geopend voor deze verschrikkelijke situatie? Of leeft u nog steeds in gerustheid?
Denkt u bij uzelf: "O, er is geen gevaar. Ik maak me hier niet druk over. Ik wil van het leven genieten. Bovendien, ik ben niet zo slecht als veel anderen. En ik ben ook nog een godsdienstig mens. Ik bid, enz."
Maar weet u, dat Israël in het Oude Testament op dezelfde manier redeneerde? De Heere waarschuwde Zijn volk telkens weer door middel van Zijn profeten tegen zo'n houding. Amos bijvoorbeeld bracht deze boodschap: "Wee de zorgelozen in Sion en de onbezorgden op de berg van Samaria" (Amos 6: 1).
Vandaag luidt het alarm. Ontwaak! voor het te laat is. "Heden, indien u Zijn stem hoort, verhard uw hart niet". Heden is het de dag der zaligheid. Zeg niet: morgen!

Maar welke verwachting kan er zijn voor iemand, die onder de vloek van de wet ligt? Welke verwachting kan een moordenaar hebben, of welke misdadiger ook, die zijn misdaad belijdt en er berouw over heeft? Zal dat zijn straf verminderen?
Nee! Want het recht moet zijn loop hebben. Daarom kan berouw over onze zonde niet beschouwd worden als een verdienste, die moet worden beloond. Het zal ons niet minder strafwaardig maken voor de hemelse Rechter.
En toch . . . de Heere zend Zijn dienstknechten met een goede boodschap voor berouwvolle zondaars. Er mag verwachting zijn. Niet in uzelf. Niet in enig werk of plichtsbetrachting van uw kant. Maar alleen in het bloed van Jezus Christus, Die door Zijn gehoorzaamheid Gods wet heeft vervuld; Die de vloek van Gods Wet heeft gedragen en de straf van onze zonde heeft geleden aan het kruis.
Ik mag u verkondigen de redding van zonden en ontkoming aan de toorn van God enkel door het geloof in de Naam van Gods Zoon, Jezus Christus, Die in het vlees is geopenbaard. Wij worden behouden door Zijn bloed, Zijn gehoorzaamheid, Zijn Middelaarswerk.
Ik mag u verkondigen een schuilplaats, die beter en veiliger is dan de spelonk van Adullam, namelijk Jezus Christus. Hij is de ware Schuilplaats tegen de Goddelijke toorn en het oordeel. Van Hem profeteert Jesaja: "Die Man zal zijn als een beschutting tegen de wind, een schuilplaats tegen de vloed" (Jes. 32: 2).
En de apostel Paulus schrijft: "Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn" (Rom. 8: 1).
Hier is het getuigenis van de Heilige Geest: "Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem" (Joh. 3: 36). Buiten Christus bent u een verloren schepsel, ook al verricht u al uw godsdienstige plichten als kerkgang, gebed, ja, ook al viert u het Avondmaal.
Daarom hebben wij onszelf te onderzoeken: ben ik in Christus? Is Hij mijn Schuilplaats? Niet meer en niet minder is nodig om behouden te zijn en het eeuwige leven te verkrijgen. "Welzalig zij, die naar Zijn reine leer, in Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen; die Sions Vorst erkennen voor hun HEER'; welzalig zij, die vast op Hem betrouwen"! In die weg wordt voor ons de toegang tot het Heilig Avondmaal geopend.
Hoe is uw verhouding ten opzichte van de Heere Jezus Christus? Mag u Hem kennen als uw Schuilplaats? Dan bent u veiliger dan David ooit kon zijn in de spelonk van Adullam. Dan hoeft u niet te vrezen voor Gods gericht; dan hoeft u niet te vrezen voor de duivel. Want alle schepselen zijn zo in Gods hand, dat zij zich tegen Zijn wil noch roeren noch bewegen kunnen. O, waar de gemeenschap met God is hersteld door het geloof in Christus, daar wordt het aanklagend geweten tot zwijgen gebracht. Daar daalt de vrede in het hart en is er de blijdschap in de Heere.

2. Geplaatst in het gezelschap van vrienden.

Er is nog meer. Waar de gemeenschap met de Heere is hersteld, daar ontstaat ook een ware band van vriendschap tussen mensen. Dat is de gemeenschap der heiligen, waarvan onze tekst in de tweede plaats spreekt. David wordt geplaatst in het gezelschap van vrienden. Tijdens zijn verblijf in de spelonk kwamen zijn broeders tot hem en zijn hele familie. Bovendien allerlei slag volk, uitgestoten uit de maatschappij.
Allereerst David's familie. "Zijn broers en het hele huis van zijn vader hoorden dit en zij kwamen daar bij hem". Daar zien we ze komen: Eliab, zijn oudste broer, die eerst jaloers op hem was, toen David als herdersknaap bij het legerkamp van Saul kwam in de strijd met de Filistijnen. David kwam daar op bezoek, juist toen Goliath aan de overkant van de berg afdaalde en het leger van Israël uitdaagde. Eliab zei tegen David: "Waarom ben je eigenlijk gekomen en onder wiens hoede heb je die paar schapen in de woestijn gelaten? Ik ken je overmoed en de slechtheid van je hart wel; want je bent gekomen om het vechten te zien" (1 Sam. 17: 28). Daar zien we ook Abinadab, Samma en Davids andere broers komen met zijn ouders.
De reden hiervoor is waarschijnlijk, dat zij niet meer veilig waren voor Saul. Allen, die enige verwantschap met David hebben, zijn in Sauls ogen verdacht.
De Spreukendichter zegt: "Een broeder wordt in benauwdheid geboren" (Spr. 17: 17). In voorspoed is het niet zo moeilijk om veel vrienden te hebben. De verloren zoon uit de gelijkenis had veel vrienden. Zij profiteerden allen van hem. Maar als zijn geld op is en hij in de problemen komt, zijn zijn vrienden in geen velden of wegen meer te bekennen. Een ware vriend, een ware broeder is hij, die ook in tegenspoed een vriend en broeder is.
In hun benauwdheid komen Davids broers bij hem en worden door hem niet afgewezen.
Niet alleen Davids familie zoekt hem op. Ook allerlei mensen, die niet in tel waren. Zij worden aangeduid als "ieder die in nood verkeerde, ieder die een schuldeiser had en ieder die verbitterd van gemoed was". Zij voelen zich met David verbonden. Waarschijnlijk hebben zij allen te lijden onder het bewind van Saul. Een diepe nood drijft hen uit tot David. Bij hem hopen zij verlossing te vinden.
Ziet u daar die mensen bij elkaar? Schuilend in de spelonk, hun steun zoekend bij David.
Er is een opmerkelijke overeenkomst met degenen, die tot Christus hun toevlucht nemen. Zij zijn "in benauwdheid". Benauwdheid is de situatie van iemand, die gevangen zit en niet kan ontkomen. Zo is onze toestand van nature. Wie kan zichzelf verlossen van de vloek van de wet, van zonde en duivel? Wij kunnen het zelf niet en er is niemand, die ons kan helpen.
Ook worden zij genoemd mensen, die een schuldeiser hebben. De zonde stelt ons schuldig. Schuldig voor God. Zonde is ongehoorzaamheid tegenover God en Zijn heilige wet.
Degenen, die tot Christus vluchten, zijn ook mensen, die bitter bedroefd zijn. Zij kunnen niet langer vreugde vinden in hun leven zonder God. De zondedienst kan hen niet meer bevredigen. Er is een afkeer gekomen van hun vroegere leven.
Zij zijn allen zondaren, arm in zichzelf, maar zij verwachten al hun zaligheid van hun Zaligmaker en waar zij in zichzelf niets anders dan de dood vinden, zoeken zij het leven in Hem.
En als gevolg daarvan ontstaat er ook een band aan elkaar. Een onderlinge gemeenschap, die tot stand gebracht wordt door de Heilige Geest en het Woord van God. Zegt u het ook na: Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Zijn Naam ootmoedig vrezen?

De mannen, die David om zich heen verzamelt, in totaal ongeveer vierhonderd man, hebben een soort van lotsverbondenheid. Ze zijn op elkaar aangewezen. Zij gaan een lijfwacht vormen rondom David.
Het wordt een geducht legertje van moedige strijders. Nee, David gebruikt ze niet tegen Saul en zijn eigen volk. Ze dienen om David te beschermen tegen de aanvallers, omdat David tot de overtuiging is gekomen, dat hij zich niet kan redden door de vlucht. Wel worden deze mannen als aanvalswapen gebruikt tegen de Filistijnen.
Een voorbeeld van hun moed lezen we in 1 Kronieken 11: 15-19. Vanuit Adullam dringen drie mannen tot Bethlehem door, waar een bezetting van de Filistijnen lag en scheppen voor David water uit de put en brengen dat vervolgens bij hem. Dit doen zij op Davids verzuchting. Maar als zij het water bij hem brengen wil David er niet van drinken, omdat deze mannen hun leven ervoor hebben gewaagd.
Zij worden terecht "helden" genoemd!
Ja, zo worden ook allen, die zich onder Christus' vaandel scharen strijders. Geloofshelden!
Maar is die naam op hen wel van toepassing? Hoor ze eens bidden: omdat wij van onszelf zwak zijn, dat wij niet een ogenblik kunnen staande blijven, en daarbij onze doodsvijanden (de duivel, de wereld en ons eigen vlees) niet ophouden ons aan te vechten, wil ons dan staande houden door de kracht van Uw Heilige Geest (Heid. Cat. Zondag 52, vr. 127).
In zichzelf zijn ze zo zwak en weerloos. Maar toch zijn ze sterk, onoverwinnelijk . . . in de kracht van de Heere. Onder Christus' heerschappij worden ze geoefend in de strijd en gaan sterke weerstand bieden tegen hun doodsvijanden, totdat ze uiteindelijk de volkomen overwinning behalen.
Hoor ik iemand zuchten: "Ik zal op een kwade dag nog eens ten prooi vallen aan de satan en omkomen?"
Vrees dan niet, zwakke gelovige, want ons staat een sterke Held terzij, Die God ons heeft verkoren. Christus zegt: "Ik ben met u al de dagen tot de voleinding van de wereld." Al de dagen! Ook in die dagen van tegenspoed, moeite en verdriet. Ook wanneer de duivel u aanvalt en bestrijdt en wanneer wereldse mensen met spot en lasterpraat komen en wanneer u de kracht van de zonde binnen in u voelt. Verwacht het dan niet van eigen kracht, maar zie op tot Hem, Die gezegd heeft: Ik bèn met u!
Hoe treffend wordt dit alles afgebeeld in degenen, die tot David hun toevlucht nemen. Hun achtergrond moge verschillend zijn, de één is in benauwdheid, de ander heeft een schuldeiser, een derde is bedroefd, toch komen zij in één ding met elkaar overeen: zij zijn aan het harde juk van Saul ontkomen en hebben zich gesteld onder David. Zij erkennen hem als hun leider. "En hij werd hun leider", staat er.
Hier zien zij David als een voorafschaduwing van Christus. Overeenkomstig Psalm 72 is het een kenmerk van een ware koning, dat hij de ellendigen met recht zal richten (vers 2). "Hij zal de geringe en arme sparen en de ziel van de armen verlossen. Hij zal hun ziel van list en geweld bevrijden en hun bloed is kostbaar in zijn ogen" (vers. 13 en 14).
In David wordt zichtbaar op welke manier Christus Zijn volk regeert. In al hun ellende wil Hij hen ontvangen en hun Koning zijn. De Farizeeën en Schriftgeleerden bedoelden het als een beschuldiging, toen ze zeiden: Deze Man ontvangt zondaars en eet met hen (Luk. 15: 2).
De Farizeeën noemden Hem een Vriend van tollenaren en zondaren. Hoewel zij dat spottend bedoelden, hadden zij toch gelijk. Jezus is inderdaad een Vriend van tollenaren en zondaren. Maar anders dan zij dachten.
Niet alsof Hij ook deel had aan hun zonden. Maar we kunnen Hem vergelijken met een arts in een ziekenhuis, die langs de bedden van de patiënten loopt. Hij is één met heen, Hij gaat met hen om, maar om hen te genezen.
Wie is benauwd, wie voelt zijn schuld en is bedroefd vanwege zijn zonde? Ook vandaag staat Christus gereed om zondaren te ontvangen. Niemand uitgezonderd! Hoe ellendig, hoe hopeloos uw toestand ook is, Christus zegt: wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen (Joh. 6: 37).
Voelt u uzelf totaal onwaardig, ziende op uzelf? Zie eens naar Hem, die Vriend van zondaren, die Koning, Die Zich over ellendigen ontfermt. Hoor eens Zijn vriendelijke nodiging: 't behoeftig volk in hunne noden, in hun ellend' en pijn, gans hulpeloos tot Hem gevloden, zal Hij ten Redder zijn. "Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven" (Matth. 11: 28).
Of voelt u uw nood en ellende niet? U hoort zondag aan zondag de boodschap van verlossing door het bloed van Christus, maar het raakt u niet. Is het zo met u of jou?
Het is de Heilige Geest, Die onze ogen opent voor onze nood en ons begerig maakt naar Christus. Hij kan het doen en Hij wil het ook doen. Bid de Heere of Hij met Zijn Geest en genade in uw en jouw hart wil werken!
Menselijk gesproken is het niet fijn om in nood en ellende te verkeren. Maar Christus zegt: "Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen" (Matth. 5: 3). "Zalig zijn zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden" (Matth. 5: 6).
Waarom zalig? Niet vanwege hun armoede of honger en dorst op zichzelf. Maar omdat Christus hun Zaligmaker wil zijn. Hij is een Redder van verlorenen, een Verlosser van gebondenen, een Borg voor schuldigen, een Dokter van ongeneeslijk zieken, een Voorspraak van veroordeelden, een Genezer van gebrokenen van hart, een Vriend en Helper van behoeftigen. Welke tekortkoming kunt u in Hem ontdekken?

U, die de zonde liefhebt en zonder Christus leeft, u bent te beklagen. Want u kent niet de liefde van deze Zaligmaker. Hij weende over Jeruzalem vanwege haar ongeloof en onbekeerlijkheid. U zult een eeuwige ellende over u halen, wanneer u erin volhardt het getuigenis te verwerpen, dat God aangaande Zijn Zoon gegeven heeft. Moge de Heere uw ogen openen en u genade geven.
Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo'n grote zaligheid geen acht geven? Welke verontschuldiging zullen wij hebben, als wij de weg wel geweten hebben, maar niet bewandeld? Ziet, de Rechter staat voor de deur!
Maar Christus is niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar opdat zij door Hem zou behouden worden. Buig u dan voor de Heere en neem Zijn genade ootmoedig aan! Nog staat Hij u te nodigen. Nog staat Hij gereed om u te ontvangen. Nog is er bij de Heere plaats.
Maar laat uw tijd niet voorbijgaan. Want "als de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?" (1 Petrus 4: 18).
En u, aan wie het gegeven is om in Christus te geloven: "Groei in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus" (2 Petrus 3: 18). Gebruikt de genademiddelen, die de Heere heeft ingesteld: het onderzoek van de Schrift, de gemeenschapsoefening aan de Tafel des Heeren, het gebed.

U hebt niet in de eerste plaats aardse voordelen te verwachten van het volgen van Christus. Want in de weg van lijden brengt Hij de Zijnen tot de heerlijkheid.

In de weg van het kruis bereidt de Heere de Zijnen voor op de kroon. Zo heeft David dat moeten leren. Zo leert de Heere het ook al de Zijnen.
En zij zullen Hem er eeuwig voor danken!

Amen.

 



==