EEN INDRINGENDE AANSPORING OM IN TE GAAN IN DE RUST
Ds. B.L.C. Aarnoudse, Doornspijk
Psalm 132: 5 en 9
De Wet
Psalm 19: 6
Schriftlezing: Hebreeën 3: 7 - 4: 13
Psalm 95: 2, 4 en 5
Psalm 32: 5 en 6
Psalm 36: 2
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
We vinden in deze tekst
EEN INDRINGENDE AANSPORING OM IN TE GAAN IN DE RUST
1. Het voorbeeld bij deze oproep.
2. Om welke rust het gaat.
3. Het ingaan in die rust.
1. Het voorbeeld bij deze oproep
De vakantietijd is aangebroken. Voor velen een tijd van rust. Voorlopig geen leraren meer die vragen of het huiswerk gedaan is. Toch krijg je eigenlijk elke preek huiswerk mee. In het Bijbelboek Hebreën staan in maar liefst 13 teksten de woordjes: laten wij. Het is niet zozeer het belangrijkste dat u precies die 13 teksten kunt opschrijven maar dat u in uw leven doet wat het Woord zegt.
Ook in onze tekst staat: laten wij. De eerste keer dat het in dit hoofdstuk staat is vers 1: laten wij er dan beducht voor zijn. Dat klinkt niet zo bemoedigend, dat is niet zo geruststellend. Nee, de Bijbel roept soms op tot angst. Laten wij er dan beducht voor zijn, dat iemand van u ooit schijnt achter te blijven, terwijl de belofte om in Zijn rust binnen te gaan nog van kracht is. Als u als leerkracht aan het eind van een cursusjaar op schoolreis ging of kamp en als u dan ergens geweest bent met een groep en het is tijd om op te breken of in de bus te stappen, dan keek u of u uw leerlingen had, en zeker als u met kleintjes op stap ging. Dan keek u of elke leerkracht zijn kinderen had. Het zal ook wel eens gebeurd zijn dat u er eentje miste: nog eens een keer tellen, nog eens tellen. Er zal toch niets gebeurd zijn? Dan sloeg de schrik u om het hart, dan was u bang dat er eentje achtergebleven was in de dierentuin of waar dan ook. Dat zegt het woord ook: laten wij er dan beducht voor zijn dat iemand van u ooit schijnt achter te blijven. Dat is de eerste keer dat het er staat in Hebreen 4, in de hele Hebreenbrief: Laten wij! Niet laat die ene leerkracht dat alleen doen, bij wie dat kind hoorde, die dag, maar laten wij, al de leidinggevenden van zo’n schoolreis. Laten wij! In de kerkelijke gemeente, niet alleen een dominee, een wijkouderling maar laten wij er dan beducht voor zijn dat iemand van u ooit schijnt achtergebleven te zijn, dat er iemand de rust die de Heere wil geven niet zou kennen, niet zou leren kennen. Als dit de eerste keer is in de Hebreënbrief waar dat laten wij zo nadrukkelijk staat dan is de tweede keer de tekst van onze preek: laten wij ons dan ons beijveren om die rust binnen te gaan. Het staat er echt op een hele dringende manier: Laten wij ons dan ons beijveren.
Rust, dat is een sprekend motief in deze tijd. We zoeken rust, en dat mag ook, dat is een Bijbels gegeven. De Heere Jezus heeft ook wel eens gezegd tegen de discipelen: komt mee naar een eenzame plaats en rust wat uit (Marcus 6: 31). We hebben met zoveel mensen te maken gehad, komt naar een eenzame plaats en rust wat uit. U mag rust zoeken. Dat hebben mensen van de 21e eeuw ook hard nodig. Als u midden in het leven staat dan hebt u echt af en toe rust nodig. Wat een zegen dat de sabbatsrust er is, dat de zondag er is. Rust voor het lichaam, de geest, tegen de jachtigheid van de tijd, dat God u tijd geeft om die rust te geven voor uw ziel die u nodig hebt, genade tijd. Wat is de Heere goed. De discipelen mochten dat ook horen van de Heere Jezus: rust wat uit, komt mee naar een eenzame plaats, bij Hem.
De Heere Jezus zegt niet: ga maar zelf ergens kamperen, terwijl Hij doorging met het werk. Nee, rust nou bij Mij. U mag kamperen en u mag op vakantie maar dit is ook een mooie trek: komt bij Mij. Hebt u vakantieplannen gemaakt? Zijn de koffers al gepakt? Gaat u ook naar een plek waar de Heere is? Zult u de tijd in de vakantie ook daarvoor besteden om de Heere te zoeken? Komt bij Mij. Al bent u in het buitenland of bent u ver weg van een plaats waar gepreekt wordt. Gaat het woord van de Heere mee? Luistert u op de zondag mee naar de preken via de laptop of hoe dan ook? Komt bij Mij. Soms kom je wel eens ergens op vakantie en dan denk je: dat zijn best wel mensen die naar de kerk gaan. Zondag krijg je een goede indruk. Op maandagavond en dinsdagavond denk je: die zijn kennelijk op vakantie om door de week eens flink de bloemetjes buiten te zetten, eens lekker dingen te doen die ze anders niet doen, want hier is toch niet zoveel controle. Doe dat niet gemeente, doe dat niet, dat geeft geen rust, echt niet, al ga je een keer flink uit je dak, dat gééft geen rust, een kick geeft daarna altijd onrust. Althans als uw geweten nog wat functioneert. De plaatsen van de zonde geven u echt onrust.
Laten wij ons beijveren om die rust binnen te gaan. Welk voorbeeld gebruikt de Heere, welk voorbeeld gebruikt de Hebreën briefschrijver? Dat doet de brief vaker trouwens: voorbeelden gebruiken. We kennen het bekende hoofdstuk 11 dat staat vol met voorbeelden, de geloofsgalerij van de heiligen, van Abraham, van Izak, van Jakob, Jozef, Rachab de hoer, Gideon en zo velen meer, kinderen van de Heere in de Bijbelse tijd aan wie u kunt zien wat de kracht van het geloof in hun leven vermocht.
Nooit kan het geloof teveel verwachten. Mozes kon staande blijven temidden van de verzoeking om toch maar een prins in Egypte te blijven maar hij koos ervoor liever met het volk van de Heere te blijven. Navolgenswaardige voorbeelden. Zo leven, dat leven zoeken.
Maar hier op de achtergrond van deze tekst staat niet een voorbeeld dat je na moet volgen maar dat je af moet schrikken, niet een voorbeeld waaraan u kunt zien wat de kracht van het geloof vermag maar een voorbeeld waaraan u kunt zien waar de ellende van het ongeloof een mens brengt. Geen navolgenswaardig voorbeeld dus. Het is zoals we zongen in psalm 95.
Verhardt u niet, neemt Zijn gena
ootmoedig aan. Laat Meriba,
laat Massa u ten afschrik wezen,
Laat dat een voorbeeld zijn waardoor u schrikt!
Welk voorbeeld is dat? Meriba, Massa? Het is de geschiedenis uit Numeri 13, Numeri 14. Israël op weg naar Kanaän had Gods belofte gekregen dat het het land inging, vloeiende van melk en honing. Geen beter land, wat zou het een heerlijke rust ontvangen als het van die slavernij in Egypte bevrijd zou zijn.
Ze komen bij de grenzen van Kanaän. En Mozes, als een wijs leider, wat doet hij dan? Hij zendt twaalf verspieders uit en ze gaan het land door. U kent dat plaatje wel dat die twee verspieders terugkomen met zo’n tak op de schouders waaraan zo’n grote druivetros hing. Na een tijdlang door het land gezworven te hebben zeggen ze het: ja, die groeien er in Kanaän. dat land, daar zijn we naar op weg, een land vloeiende van melk en honing. Maar zeggen die tien, maar, ja, en dan komt het: er zijn grote steden, we hebben ook grote mensen gezien, reuzen, in hun ogen waren wij maar sprinkhanen. En toen we dat zagen, dachten we maar één ding: dat zal ons nooit gelukken om in dat land in te gaan. We zullen nooit dat land kunnen innemen. Tien van de twaalf zeiden dat. Wie waren die andere twee? Jozua en Kaleb. Die zeiden wat anders: laten wij vrijmoedig optrekken zeiden ze en dat land erfelijk bezitten want God heeft het ons tot een erfenis gegeven. En God doet toch wat Hij belooft! Als Hij een welgevallen aan ons heeft, dan zal Hij ons er toch brengen? Al zijn die mensen nog zo groot en al zijn er nog zulke sterke muren rond die steden!
Maar wat doet Israël? Het volk Israël, wie geloven ze dan? Wie geloven ze: de tien of die twee? Zo gaat het in de politiek soms ook: degenen die het meest in aantal zijn of juist anderen? Degenen die het het meest verwachten van de krachten van de mens? Of juist een ander die omhoog wijst? Het volk toen, ze roepen het uit: die tien hebben gelijk! We hadden beter in Egypte kunnen blijven. Daar hadden we nog beter kunnen sterven want er is geen doen aan. O vreselijk, opstand en ongeloof! Dat is het voorbeeld als achtergrond bij deze tekst.
Bij dit voorbeeld mag u hier aan denken dat de Heere het als een ongeloof ziet, als het volk niet wil binnentrekken als het de twee, Jozua en Kaleb, niet gelooft maar de tien wel. Hoe lang zal dit volk mij nog tergen? En Gods straf om dat ongeloof is vreselijk. Het volk van Israël onderweg naar Kanaän was vaak ongelovig geweest. God had het vele malen verdragen maar nu zegt God: ze hebben Mij tienmaal verzocht en Mijn stem niet gehoorzaam geweest en dan komt het vreselijke oordeel. Geen van hen die Mij getergd hebben zullen dat land zien. Nu is het gebeurd! zegt de Heere met eerbied gesproken. Nu is Mijn geduld op. Het was ook op, al de mensen die ouder waren dan 20 jaar werden terug gestuurd de woestijn in en die zijn daar gestorven behalve Jozua en Kaleb omdat die een goed getuigenis van God hadden gegeven.
Het volk ging het land niet binnen, ja pas na bijna 40 jaar. Het moest zwerven door de woestijn.
Gods toorn is vreselijk. Die komt, dat zegt dat voorbeeld.
Laten we daar inderdaad voor vrezen.
Vreselijk is het te vallen in de handen van een toornig God. Zijn we er wel eens bang voor?
Dat Gods geduld een keer op is? U bent nu al 30 jaar, 40 jaar, 50 jaar en nog steeds onbekeerd, nog steeds ongelovig? Zou Gods geduld niet een keer opraken?
Elke zondag komt Hij tot u: wendt u tot Mij en wordt behouden. En wat doen we? We zeggen: we hebben het te druk, elke zondag komt de Heere tot u en we zeggen, o we kunnen zoveel zeggen en redeneren. Gods geduld, gemeente raakt een keer op. Dat weet de Hebreën briefschrijver ook.
Anderszijds laat deze geschiedenis zien dat God genadig en barmhartig is.
Bij deze geschiedenis hoort ook het gebed van Mozes, op de voorbede van Mozes verdelgt God het volk niet ten enen male en geeft Hij toch nog genade. Jozua en Kaleb, ze moeten wel mee, zwerven, bijna 40 jaar maar zij zullen ingaan.
De volgende generatie zal ook ingaan. Dit voorbeeld, deze geschiedenis is de achtergrond van deze tekst. Wie dit voorbeeld van ongehoorzaamheid zal volgen, zal ten val komen, zegt het Woord, die zal vallen, ten verderf komen, vallen, voor eeuwig verloren gaan. Wat een kracht van spreken, en wat een kloppend hart zit er achter deze hoofdstukken. Zie erop toe broeders dat er nooit in iemand een verdorven hart zal zijn, vol ongeloof, om daardoor afvallig te worden van de levende God (Hebr. 3: 12).
Zie erop toe, wat moeten we dan veel toezien en wat hebben we dan veel te doen, predikanten, ouderlingen en diakenen. Zie erop toe, weet u wat er staat? Direct daarop staat dit: vermaant elkaar elke dag, opdat niemand van u verhard zal worden door de verleiding van de zonde (Hebr. 3: 13). Vermaant elkaar in liefde. Opdat niemand van u verhard zal worden door de verleiding van de zonde. Als u dat doet, vermanen, moet u eerst bidden, anders moet u niet vermanen, eerst op de knieen, anders werkt de vermaning ook niet, de Heere moet het zegenen.
Opdat niemand van u verhard zal worden. Laten we elkaar niet gemakkelijk verloren gaan? Laten we elkaar niet gemakkelijk in de banden van de boze? Vermaant elkaar, als je toch beseft wat het is, iets van de heerlijkheid van die rust maar ook als je het omgekeerde beseft, het afschrikwekkende daarvan als je in ongeloof blijft.
2. Om welke rust het gaat
Welke rust is het? Dat is een heel bijzondere rust, die rust, dat is Mijn rust (3: 18), het is die rust (H. 4) die overblijft voor het volk van God, een sabbatsrust, een rust die verkregen wordt in de ziel, die uitstraalt in het hele leven, als u mag komen tot God, van hem geleerd mag zijn.
Ingaan in die rust, eigenlijk staat het op één lijn met ingaan in het heiligdom. Wat was het eerste heiligdom? Dat is het heiligdom van het gebed. Geeft u dat wel eens rust? Geeft uw bidden wel eens rust gemeente? Of neemt u daar geen tijd voor, om te bidden?
Mag u het wel eens ervaren, in de moeiten van het leven of ook deze dingen die zo aangrijpend worden aangewezen, het ongeloof, die vreselijkheid daarvan, dat u gaat bidden, dat u ingaat tot de Heere, dat u ingaat in het heiligdom, dat u dat rust geeft, kracht geeft. Ingaan tot het heiligdom staat in één lijn met ingaan tot die rust.
In het heiligdom wordt het ook rustig, is het rustig, in het heiligdom geeft God ook Zijn rust. Daar laat God het ook zien waardoor die rust verkregen wordt. Denk maar aan het heiligdom van het Heilig Avondmaal. Daar laat de Heere zien en ervaren hoe uw ziel rust kan hebben met God, vrede met God. Als u op Hem ziet, Die ingegaan is in het heiligdom met Zijn eigen bloed, als we op Hem zien, dat het voorhangsel gescheurd is, als we op Hem zien, Die ingegaan is in het heiligdom op die verse en levende weg, Die op die weg is voorgegaan. Hij zal al de zijnen mee nemen. Die weg is een levende weg. Zeggen wij het na? Ik zet mijn treden in Uw spoor. Het kan zijn dat iemand zegt: zalig worden, dat is zo makkelijk, je hoeft alleen maar op die levende weg te gaan. Ingaan in het heiligdom, ingaan tot die rust wil ook in het bijzonder zeggen: die rust in het hemelse heiligdom en dat voor eeuwig. Die rust die je hier op aarde al mocht kennen maar die dan volmaakt zal zijn, ingaan tot die rust, die blijft, dat is niet maar eventjes. Als je vakantie hebt dan gaat de tijd snel. Het lijkt wel of de vakantietijd nog vlugger gaat dan de gewone tijd: je bent een paar dagen ergens, en die week is zo voorbij. Moeten we morgen alweer naar huis? Ja, de tijd vliegt, ook in de vakantietijd.
Er blijft dan een rust over voor het volk van God. Die kan niemand afnemen en die gaat nooit voorbij. Zou je die niet zoeken? Dat moet het eerste zijn dat je zoekt, daarom zegt de tekst: laten wij ons dan beijveren om die rust binnen te gaan opdat niemand door het volgen van dit voorbeeld van ongehoorzaamheid ten val zal komen. Net als Israël toen aan de genzen van Kanaän ten val kwam. Dan te moeten sterven, zonder een verzoend God, zonder dat er bloed is gestreken aan de posten van je hart. Dan heb je hier misschien op aarde een comfortabel leventje gehad maar als je zonder bloed moet sterven, dan neem je je zonden mee voor de rechterstoel van God, en dan ga je in de eeuwige onrust, en daar wil dit Woord u van weghalen, u van bevrijden, en daarom het is een heel krachtig spreken, een heel ernstig spreken, ook een liefdevol spreken. Laat ons dat nou doen, daar ons voor beijveren om in die rust in te gaan.
Hoe is die rust gekomen? Welke rust is dat dan? Dat is geen valse rust, nee dat is echte rust, een rust bij God omdat de Goël gekomen is, de Rustaanbrenger en omdat Hij de onrust ingekomen is. Jezus Christus is de onrust op aarde ingekomen. Hij had al vanaf Zijn kindschap een onrustig leven, maar ook gaande naar het einde van Zijn leven, is Hij veracht, bespot, versmaad, geslagen en benauwd geweest, droevig, zeer beangst, van God en mensen verlaten. Dan zegt het Avondmaalsformulier: opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden worden.
Als Hij het niet had gedaan, dan zou er voor geen mens ter wereld een rust overblijven na dit leven en hier in dit leven ten diepste ook geen rust ervaren kunnen worden. Op Hem zien, op Hem, de Rustaanbrenger. Wanneer u van binnen toch onrustig bent en als u iets van die liefde van God in uw hart mag kennen, wil dat niet zeggen dat u het altijd makkelijk hebt, dat wil niet zeggen, dat u het altijd rustig hebt, de benauwers die zitten niet stil en de duivel die gunt u geen rust ook. Het kan ook gebeuren dat zodra u de zoetheid van die rust in uw ziel ervaart de boze er op af komt.
De Hebreenbrief leert ons niet door het gevoel in te gaan maar door het geloof, ook als het benauwd is. De Heere zorgt, die rust zal komen. Zien we d’r wel eens naar uit gemeente, hebben we dat beginsel in ons hart? De catechismus wijst er op: de vreugde dat ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal, zo groot, dat heeft geen oog gezien, geen oor gehoord en is in geen mensenhart opgeklommen en dat om God daarin eeuwig te prijzen. Beijvert u om in die rust in te gaan.
Wat betekent dat woord beijveren? We voelen het wel, daar zit kracht in, dat is een geweldige oproep: beijveren, daar zit ook ernst in: maak er nou eens echt werk van, doe dat nou, beijvert u, zoek die rust en geloof het woord als u nog niet bekeerd bent, als u ten diepste nog niet het eigendom van de Heere Jezus geworden bent, ook al kunt u dat misschien niet altijd zo bezien. Wat zei Augustinus? onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U o God. En hij wist het hoor: een man vol verstand, veel intellect, toch de zonde niet kunnen loslaten, onrustig was zijn hart. Totdat God sprak: tolle lege, neem het woord.
Wie zijn leven verliest, die kan buigen, maar die kan ook ontvangen, Wie het alles aan Hem leren overgeven, die mogen ook gaan leren wat rust is. Een mens buiten de Heere heeft geen rust, of wel?
Nou, ik lig er niet zo wakker van hoor, zegt iemand. Nee? Ook als u bedenkt dat u morgen niet meer wakker kunt zijn, kunt worden? Dat de Heere u wel eens in uw slaap weg kan nemen? U bent toch een vijand van God? Kunt u altijd makkelijk in slaap komen? Onrust buiten de Heere kan inderdaad ook rust in zich hebben maar het is een valse rust. Een valse rust is het ook als we denken met een oppervlakkige godsdienst, als de Heere het niet aan onze ziel heeft gegeven, denken dat het goed komt. In beide gevallen: God geve ons dan een heilige onrust. God geve dat we dan gaan vrezen. Dat we dan bang worden? wil u ons bang maken? Ik wil niets anders dan wat het woord wil, Hebr. 4 vers 1 zegt het: laten wij er dan beducht voor zijn dat iemand van u ooit schijnt achter te blijven. Je voelt tegelijkertijd de liefde, Gods weg is verschillend, de één gaat langer door in bange vrees dan de ander voordat het komt tot een overgave en een kinderlijke vreze.
3. Het ingaan in die rust
Gods weg is goed. Dit moeten we eruit leren: ongeloof is ongehoorzaamheid, ongeloof is zonde en door het volgen van dit voorbeeld van ongehoorzaamheid zullen wij ten val komen, net als bij die tien verspieders: ja er is veel te krijgen maar we zullen het nooit krijgen want we kunnen er niet komen. Zij verwachten niets van God. Wat is geloof? Geloof is alles van God verwachten. Geloof is ook: leren dat je het niet van jezelf moet verwachten, dat is nou zo moeilijk, we willen het allemaal maar zelf. Nee, de Heere zal voorop gaan. Hoe werd Kanaän ingenomen? Bijvoorbeeld bij Jericho: wat deden die mensen? Zeven keer rond de stad lopen en God liet de stad zo openvallen voor de Israelieten. De Heere gaf het ze zo in hun hand maar op Zijn tijd, op Zijn manier, niet met eigen kracht en dat is nou zo moeilijk maar het geloof leert het juist: eigen krachten te verachten, het wordt op Jezus school geleerd en ongeloof, nogmaals, dat is schuld, dat is zonde, dat wijst het Woord aan.
Laten wij nu niet met onze jamaars komen: eerst naar het Woord luisteren, dat overdenken, dat in onze harten laten komen. Maar hoe dan? Kom maar met die vraag naar de Heere: opent uwe mond, al wat u ontbreekt schenk Ik zo gij ’t smeekt mild en overvloedig.
Het ging over verharding en over toorn. Dominee maar mijn hart is zo hard, u kunt het niet scherp genoeg of liefdevol genoeg zeggen: er gebeurt in mijn hart toch niets, ik blijf onbekeerd. Bent u zo? En wilt u zo blijven? Uw hart is hard. Spurgeon, de prins der predikers in Engeland heeft eens gezegd: een mens kan zijn hart niet week maken, niet zacht maken. Dat is waar, maar wij kunnen ons hart wel harder maken, als je het woord niet ter harte neemt, niet eens overdenkt. Als u uzelf verhardt dan verdient u de toorn van God: verhardt u niet maar laat u leiden. Beijvert u, laten wij ons beijveren om die rust binnen te gaan, die rust die gevonden wordt.
God zoekt en Hij maakt zoekende. Hij brengt ook tot vinden. Die Hem vindt, die vindt alles, alles wat in de wereld niet te vinden is, die Hem vindt, die vindt het leven, die vindt het eeuwige leven. Beijvert u, laten wij dat zoeken om die rust in ons hart te kennen maar ook om eens op Zijn tijd in te gaan. Dat kan, want er is een weg, een verse levende weg, in te gaan in het heiligdom, in te gaan in die rust. Niet voor een poosje, maar blijvend. De eeuwigheid die duurt zo lang, gelukkig maar, die rust die blijft. Soms zeggen jongeren wel eens: is dat niet wat saai, in de hemel, de rust in de hemel, is dat niet wat saai? Nee, dat is niet saai nee, daar heb je niet meer de kick van de zonde, dat niet, maar die rust van God is niet met de armen over elkaar zitten en niets doen, die rust wordt niet bedoeld met die rust die er over blijft voor het volk van God, het is een werkzame rust, het loven en het danken en het prijzen en zich verblijden in God drieënig, daar heb je de eeuwigheid je werk aan, een werkzame rust, een blijde rust, een heerlijke rust, zonder dat je dat overspannen maakt, zonder dat je daarin tekort komt en zonder dat je daarin afgeleid wordt, we kunnen het niet beschrijven: geen oog heeft het gezien, geen oor gehoord.
Wanneer komt die rust om uw Heere groot te maken om te beantwoorden aan het doel van de schepping van mijn leven, om U alle eer lof en aanbidding te geven met allen die daar zullen zijn tot in alle eeuwigheid? Laten wij ons beijveren om daar hier op aarde ook al iets van te kennen want wat we daar doen, moeten we hier al een beetje geoefend hebben.
Ingaan in die rust, kom ga met ons en doe als wij.
AMEN