Home
Kerkgeschiedenis
Preken
Diversen
Links
Contact

GODS LIEFDE TOT ZIJN ONTROUWE VOLK

Ds. D.J. van Vuuren, Klundert

Psalm 27: 5
De Wet
Psalm 39: 5
Schriftlezing: Hosea 2: 1 - 14
Psalm 63: 1 en 2
Psalm 95: 4
Psalm 48: 6

Gemeente,

We begrijpen allemaal wel dat echte liefde bewijzen niet hetzelfde is als poeslief en aardig doen en de ander in de watten leggen en zeker niet alles maar goed vinden wat de ander doet en zegt en wil. Echte liefde is wel jaloers in de goede zin van het woord. Zo staat het ook in de Bijbel. We kunnen heel wat eigenschappen van de liefde in de Bijbel lezen, bijvoorbeeld in 1 Korinthe 13, wat wel genoemd wordt het nieuwtestamentische Hooglied van de liefde, waarin het ook staat dat de liefde sterker is dan de dood: en nu blijven geloof, hoop en liefde, doch de meeste van deze is de liefde.
Bij de profeten van het Oude Testament vinden we de liefde van God tot Zijn volk nogal eens aangeduid in het beeld van de liefde van bruidegom en bruid en dat die liefde van de Bruidegom, die hemelse Bruidegom blijft ondanks de ontrouw van de bruid, hoewel er ook duidelijk sprake is van de toorn van de liefde.
We spreken vanmorgen naar aanleiding van de tekst Hosea 2: 13 over:

GODS LIEFDE TOT ZIJN ONTROUWE VOLK

1. Een lokkende liefde.
2. Een leidende liefde.
3. Een troostende liefde.

1. Een lokkende liefde.

Daarom ziet, zo begint de tekst. En nu zou je het ergste verwachten. Als u met aandacht het gedeelte gelezen hebt daarstraks, dan ziet u dat hier in vers 13 voor de derde keer staat dat: daarom. In vers 5, de eerste keer, vers 8, de tweede keer en vers 13 de derde keer. Daarom, het betekent een vreselijk oordeel dat God over het volk zal doen komen om hun zonden. Waarom? Omdat zij mij hebben vergeten, staat in vers 12. Daarom, dat laat dus aan duidelijkheid niets te wensen over. Alle waaroms die met betrekking tot dit oordeel van God gesteld zullen worden, worden in dit daarom beantwoord. De Heere spreekt tot Israël, Zijn bondsvolk, dat hij vergelijkt met een ontrouw geworden vrouw.
En als we nu dit hoofdstuk goed lezen, dan zien we dat die overspelige vrouw wel naar haar wettige man wilde terugkeren. Maar wanneer? Pas, als ze haar boelen, degenen met wie ze overspel bedreven had, niet meer zal vinden (vers 6). Dus eigenlijk pas als ze helemaal vastgelopen is en dan bedenkt dat ze het bij hem veel beter had. In zo'n geval is het natuurlijk te begrijpen dat een man zo'n terugkeer niet zo hoog aanslaat en haar de deur wijst. En ook andersom: als er sprake is van een ontrouwe man, dat de vrouw hem niet zomaar zal willen terugnemen. Maar dan vraagt de Heere alle aandacht voor wat Hij gaat doen. Daarom, ziet! zegt Hij en de volle nadruk ligt dan op het Goddelijke Ik: daarom, zie Ik, zo spreekt de Heere, de Almachtige, Jahwe, de Rechtvaardige, de Getrouwe. Ik zal haar lokken. Waar ze eerder door vreemden verlokt en verleid is. Nu zal ik haar lokken zegt de Heere. Wat onbegrijpelijk, dit woord lokken in deze tekst. Het lijkt er eigenlijk helemaal niet in thuis te horen. Want hier wordt toch het oordeel aangekondigd. Terwijl het woord lokken, althans zoals wij het verstaan, toch eigenlijk meestal spreekt van een liefelijk nodigen. Is dit lokken hier nu iets waarover Israël zich moet verblijden of juist met angst vervuld moet worden, of beiden? Of zal het misschien voor de één ten voordeel en voor de ander ten oordeel zijn?
Gemeente, deze woorden waren bestemd voor Israël, het volk van God. Maar deze woorden zijn ook bewaard voor de nieuwtestamentische gemeente uit Israël en uit de volkeren. Deze woorden komen vanmorgen ook tot de nieuwtestamentische gemeente. Daarom, zegt de Heere, daarom, omdat u Mij vergeten hebt, Mij verlaten hebt. Dat hebben we niet alleen gedaan in onze val in Adam, waarin we die ander, de duivel zijn toegevallen, door wie we ons hebben laten verlokken en verleiden en we Hem de rug toe hebben toegekeerd, Die wij wettig toebehoren. Maar dit oordeel komt met dubbele kracht tot hen die de rijke belofte van de Heere, de belofte van het verbond versmaad hebben en zich laten verleiden door de goden van de tijd.
O ja, het gebeurt ook nu wel in het gewone leven. Als een mens helemaal is vastgelopen, geen lichtpuntje meer ziet, dat hij of zij dan de Heere gaat zoeken in bepaalde noden. Dus Hem nodig krijgt, als een noodgod en wondergod. En natuurlijk is het een reden om zich te verblijden als iemand zich, een jongere of een oudere, van een bepaalde zonde bekeert, maar daarbij moet het niet blijven: bij de bekering van die ene bepaalde zonde. Het moet komen tot waarachtige bekering met het hele hart en wat dan zo duidelijk in deze tekst wordt: dat de Heere het Zijn volk, Zijn gemeente, dat de Heere het een mens zo moeilijk maakt om zich tegen Hem te blijven verzetten.
Ik zal ze lokken, zegt de Heere, dat wil ook zeggen: overhalen, overreden zal Hij de zondaar die van zichzelf niet anders doet dan onwillig tegenwerken en tegenstaan. Wat is het daarom groot gemeente, het is toch eigenlijk niet te verklaren, maar we mogen het bewonderen, dat de Heere toch maar steeds wil doorgaan met de lokstem van Zijn Woord tot ons te komen. Want Hij komt daarmee tot ons allen zoals we hier bij elkaar zijn, ook de kleinste kinderen, ook de oudsten onder ons, tot ons allen zoals we hier zijn of ook op andere wijze mogelijk meeluisteren. Daar moeten we niet min over denken. En ook op vele andere wijzen roept de Heere ons. Denk aan Zijn leiding in ons leven, in voorspoed en in tegenspoed.
En, mag ik het ook vragen: horen wij, verstaan wij die lokstem ook? Ja, dat is een andere vraag. O ja, als we oren aan ons hoofd hebben en niet doof zijn, naar de preken luisteren, dan horen we het natuurlijk, maar dringt het ook door in ons hart? Ja, maar dat moet God doen. Jawel, maar Hij gebruikt daarvoor de middellijke weg. Hij opent het hart, dat wij acht geven op het woord dat gesproken wordt in Zijn naam. Maar als ik het nou gewoon menselijk vraag. Want ik kan natuurlijk wel mooie, hoogdravende zinnen gebruiken, maar als ik het nou eens heel gewoon vraag en dan moet u en jij het ieder maar persoonlijk, als een persoonlijke vraag ook horen: is het je nog altijd gelukt om je hart voor de Heere gesloten te houden? Gesloten te houden voor de lokstem van de Heere, Die door het Evangelie tot je komt?
Ja, maar het Evangelie. Het begint toch niet met het Evangelie, werpt misschien iemand tegen? Het begint toch met de wet, niet meteen met het Evangelie? O, gemeente, laten we toch voorzichtig zijn met de dingen in ons menselijk redeneren zo uit elkaar te halen. De Heere roept door wet en Evangelie. Ook als het door de wet is, is het een lokken, een dringend nodigen: bekeert u van uw boze wegen want waarom zoudt gij sterven? Laten we er daarom maar geen twistpunt van maken of God begint met de zondaar voor de wet te plaatsen of dat hij het eerst kennis maakt met Gods liefde. Want zou u, zou jij durven beweren dat dat met elkaar in tegenspraak is? Als je er nou eens eerlijk over nadenkt, dat dat met elkaar in tegenspraak is? Immers, als iemand zich geplaatst ziet, als iemand zich voor de wet gesteld ziet, is dat dan iets, is dat dan iets dat van hem zelf uitgaat? Is dat niet een bewijs van Gods trekkende liefde? Je kunt het eigenlijk al horen, telkens weer. Net als vanmorgen de wet van de tien geboden voorgelezen is. De wet van de Heere. Het begint toch al met de woorden: Ik ben de Heere, uw God. En hoe vaak komt het er niet in voor, in de tien geboden: uw God. Is dat geen liefde als de Heere Zich zo noemt met Zijn Naam als de God van het verbond? De Naam waarmee Hij Zich aan ons heeft verbonden.
Weet u, men zegt wel eens, dat de één meer wettisch geleid wordt en de ander meer evangelisch. Dat is waar, zo kunnen we best over de zaken spreken maar: ik geloof toch ook, hoe meer we van de Heere leren, hoe evangelischer, in de goede zin van het woord, we worden. Ook in ons spreken met en het beoordelen van anderen. Mag ik het nog eens heel persoonlijk vragen: weet u, weet jij er van getrokken te zijn? Ja? Dank God voor Zijn genade en bid om Zijn genade om heilig voor Hem te leven al meer en meer. Maar wie van ons nu zou moeten zeggen op die vraag, weet je ervan getrokken te zijn, wie daar nee op moet antwoorden, dat is wat!
O ja, vele malen geroepen onder de prediking van wet en Evangelie, maar niet gehoord. Misschien zelfs vele malen bewogen, ontdaan, ontroerd de kerk uitgegaan. Maar je hebt het laten overgaan. O, laat toch niemand over zulke overtuigingen heen leven. Want op zulke momenten ben je er toch van overtuigd dat het niet goed met je staat, waar of niet? Laat dat nu eens echt nood zijn. Gelukkig dat de Heere zegt: Ik zal ze lokken. Ik, Hij haalt ze midden uit de wereld, sommigen. Of anderen: midden uit hun vroomheid, uit hun eigengerechtigheid met krachtige onweerstaanbare genade doet de Heilige Geest dat door middel van het Woord, dat in de ziel, in het hart binnendringt. Hij lokt en Hij blijft lokken, todat Hij hem geheel en al heeft overgehaald. En de weerspannige, de halsstarrige aan Zijn voeten neerknielt en zegt en belijdt: Heere, Gij zijt mij te sterk geworden. Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Als dat Ik, Ik zal, met Goddelijke kracht in het hart komt, dan kan en dan wil een mens het niet meer volhouden tegen de Heere. Dan komt er leven in de dorre doodsbeenderen. Het stenen hart is veranderd in een vlesen hart. Ogen en oren gaan open en men begint te verstaan wie de Heere is, Die zo lang heeft geroepen, zonder dat Hij van mij antwoord heeft gekregen. Zonder dat ik daar echt op gereageerd heb. Men begint zichzelf te kennen en begrijpt dan niet dat de Heere nu naar zo één, zo één als ik ben heeft willen zien en dan heeft men ook niets meer tegen de Heere in te brengen, toch? Niets meer. De Heere alleen is rechtvaardig en ik alleen ben de schuldige.
Maar hoe gaat het nu verder met zo iemand die door de Heere gelokt is? Dat zien we in ons tweede punt.

2. Een leidende liefde.

Leidende hier dus niet met een lange ij maar met ei. Leidende liefde, Ik zal haar lokken en haar voeren in de woestijn. Lokken en voeren in de woestijn. Dat lijkt niet eerlijk, in elk geval niet aantrekkelijk. Ja, maar vergeet niet: het is ook een oordeel dat hier uitgesproken wordt tegen het volk Israël. We weten, Israël was eerst naar Gods belofte uit de woestijn gekomen in het land vloeiende van melk en honig. Maar het zou als straf op haar zonden en afwijken van de Heere weer in de woestijn terug gevoerd worden. Dat wil zeggen: beroofd van de zegeningen die het in het beloofde land mocht genieten. De profeet heeft hier het oog op de wegvoering van het volk in de ballingschap. En zo brengt de Heere ook een door hem gelokt mens in de woestijn. Naar het oord van ontbering, van honger en dorst. Israël zal weer even arm worden als voordat het in het beloofde land kwam.
Waarom wordt hier het beeld van de woestijn gebruikt? Om Israël toen, en zijn gemeente uit Israël en de volkeren nu, en ieder persoonlijk die dacht rijk en verrijkt te zijn en geen ding gebrek te hebben te doen zien, dat hij is: jammerlijk, arm en blind en naakt.
In de woestijn, daar is het stil. O, zeker, daar kon het ook spoken, dat is waar. Maar in het algemeen kun je zeggen: daar is het stil. In die zin: daar kan de Heere, met eerbied gezegd, de zondaar eens onder vier ogen spreken. Daar zal hij tot bezinning komen. Het rumoer van de goddeloze, wereldse feesten klinkt er niet door. En de stem van de Heere gaat er niet verloren in het aards gedruis. In de woestijn. Nee, een woestijn is niet alleen maar een zandvlakte, dat is waar, maar je kunt toch zeggen: in de woestijn is alles woest. En kijk maar naar het volk Israël: wat meegebracht wordt in de woestijn, is gauw verbruikt. En ja, dan is er niets meer te eten, niets meer te drinken. En als men nu door de Heere in de woestijn gelokt, niet van gebrek en van ellende wil omkomen, dan zullen we het moeten leren: al meer en meer leren om van genade, om van het gegevene, te leven. Daar leren we dan ook steeds meer van onszelf afzien en het kleinste kruimeltje genade, dat we ontvangen wordt dan zo groot voor ons.
Zo is de woestijn heilzaam. Ja en ook, dan zeg ik dat we de dingen voor ons niet los van elkaar moeten zien, niet los van elkaar moeten maken, want als je zou zeggen: het gaat hier dan toch echt om die geestelijke, om die ongrijpbare dingen. Nee, het dagelijkse leven valt daar niet buiten. Of is het geen woestijn in uw leven als ik een paar dingen zo mag noemen: weduwe, weduwnaar of verlatene, door God in de eenzaamheid gezet. En is het geen woestijn als je oud geworden bent en aan huis en of bed gebonden bent en niemand zich om je schijnt te bekommeren. Of zie je je soms niet als in een dorre woestijn als je best graag getrouwd zou willen zijn maar het kwam er nooit van. Of, als je best graag een gezin met kinderen zou willen hebben, maar het gebeurt niet. Of ervaar je het niet als een woestijn als je jong bent en met allerlei problemen kampt en de gedachte hebt dat er geen mens is, of werkelijk dat er geen mens is die je begrijpt en zo zouden we misschien nog wel meer dingen kunnen noemen.
Maar, ja, we zien het lang niet altijd meteen zo. Maar de Heere kan die woestijn heilzaam voor je doen zijn. Want, zo zegt een zeker schrijver: alle eeuwen door is de woestijn Gods grote smidse geweest waar Hij de instrumenten bereid heeft voor Zijn dienst.
Denk maar aan Mozes voordat hij in de woestijn van Midian is denkt Mozes dat hij alles kan en hij kan alleen maar stukken en brokken maken en mensen doodslaan. In de woestijn leert hij dat hij zelf niets kan en dat God het alleen kan. In de woestijn van Gilead wordt Elia Israels wagen en zijn ruiteren. In de woestijn van Juda wordt Johannes de Doper adventsheraut en daar in de woestijn van Juda wint Jezus Zijn eerste zware strijd: de verzoeking door de duivel. En om nog iemand te noemen: Paulus, zijn blinde eenzaamheid te Damaskus kun je ook een woestijn noemen, maar hij schrijft later ook dat hij drie jaren in de woestijn van Arabië geweest is. Daar is hij toch gesmeed, klaargemaakt om Gods werktuig, Zijn dienstknecht te zijn. In de woestijn van de ballingschap zou Israël zijn God weer terugvinden en zo wordt de verschrikkelijke woestijn, ook voor de door de Heere gelokte zondaar tot een feestzaal. Maar wordt het ook altijd zo ervaren? Zegt u het eens eerlijk of jij: is het je nooit gebeurd dat je weer weg wilde uit de woestijn? Want het valt niet mee om helemaal niks van jezelf over te houden. Ontdekt, ontkleed, ontgrond te zijn en van het gegevene te moeten leven. Wat gelukkig toch, wat gelukkig dat je niet terug kon. De weg terug was afgesloten, de brug was opgehaald.
En nu wordt u op de reis door de woestijn geleid door de Heilige Geest, Die u als de Wolkkolom op de dag en als de Vuurkolom in de nacht is. Voor sommigen kan die woestijnreis lang duren, namelijk voordat zij zich met een volkomen hart en met een geheel gewillige ziel kunnen overgeven en durven verlaten op Hem, om zich met lichaam en ziel over te geven aan de ene algenoegzame Zaligmaker Jezus Christus. Voor anderen is die reis veel korter. De Heere weet wat nodig is voor ieder van de zijnen. En of die reis nu kort duurt of lang duurt, de Heere belooft: ik zal naar haar hart spreken. Gods liefde is ook, zien we in de derde plaats,

3. Een troostende liefde.

Als de Heere daar in de woestijn van de ballingschap weer met Israël alleen is zal Hij naar haar hart spreken. Wat betekent dat? We denken misschien allemaal onwillekeurig aan Jesaja 40, dat bekende hoofdstuk dat begint met: Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen, spreek naar het hart van Jeruzalem. In het algemeen betekent het dus bemoedigend en vertroostend tot iemand spreken. Ook wordt de uitdrukking wel gebruikt als een jongeman van zijn liefde tot zijn beminde spreekt. En zo spreekt de Heere, zo spreekt de trouwe Heere tot Zijn ontrouwe bruid. Woorden van liefde, om haar liefde weer terug te winnen. Maar tegelijkertijd ook woorden van bemoediging en vertrouwen in de woestijn. Nu kan Hij zijn woorden ook aan haar kwijt. Eerder niet, toen ze nog leefde onder de bekoring van de Baäl was ze doof voor elk woord van haar wettige man. Maar nu door Hem in de woestijn geleid is ze één en al oor voor Hem. Nu spreekt Hij door Zijn Woord naar haar hart. Nee, niet naar haar mond, maar naar het hart.
Dat woord wijst de zondaar op Jezus Christus, het vleesgeworden Woord, Die gekomen is, niet opdat Hij de wereld zou veroordelen maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. Door dat Woord worden we gewezen op de enige Middelaar en Verlosser Wiens bloed reinigt van alle zonde. Worden we gewezen op het Lam Gods, dat de zonde wegneemt. En de Heere spreekt zo indringend en gedurig en onweerstaanbaar tot het hart dat men niet anders meer kan dan Hem in het geloof omhelzen, en de bruid haar hart uitstorten voor de bruidegom, eerlijk al haar zonden, al haar ontrouw belijden en het ook belijdt, dat het onbegrijpelijk is dat de Heere nu naar zo één, naar mij heeft willen omzien. En dan verklaart Hij ook Zijn hart vol liefde en Hij zegt dat het niet zomaar is opgekomen, dat het niet iets van een moment is, van een impuls. Nee, zegt Hij, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde. Daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid.
Nou, hoe staat het er met u, met jou voor? Voor de eeuwigheid? Het overblijfsel, de rest van de ballingen is teruggekeerd naar het beloofde land. Behoort u tot het overblijfsel, wat straks in het hemelse, beloofde land zal aankomen? Of is het allemaal wartaal wat je vanmorgen gehoord hebt? Hoe lang ben je al geroepen? Ik heb nog wel eens de gewoonte, misschien heb ik het hier vorig jaar of eerder ook wel eens gezegd, dat zo'n beetje voor te rekenen hoeveel keer je al onder het Woord van God geweest bent. Nou, als je vijftig jaar in de kerk geweest bent, dan heb je meer dan 5.000 preken gehoord. Maar ook als je nog maar tien jaar in de kerk geweest bent, dan heb je meer dan 1.000 preken gehoord. Het is wat, wat hebben die preken, wat heeft dat Woord van God je gedaan? Waren die liefderijke, ernstige waarschuwingen en lokkingen nu echt allemaal niet voor u, niet voor jou bestemd? Niet één daarvan? O, als je daaronder je hart blijft verharden als je er maar zo gerust of misschien zelfs onverschillig onder blijft, dan wacht inderdaad een woestijn, een verschrikkelijke eeuwige woestijn, van God verlaten. Al die roepstemmen zullen op de dag van het oordeel tegen u getuigen. Ook van de roepstem die nu tot u komt zul je eenmaal verantwoording moeten afleggen.
Als dan de goedertierenheid des Heeren u niet tot bekering leidt, laat dan de schrik des Heeren bewegen tot het geloof. Hoe zult ge ontvlieden indien ge op zo'n grote zaligheid geen acht hebt gegeven? Zoek het niet in of bij de wereld. Ontvlucht de wereld, ook de godsdienstige wereld. Loop weg uit de slavendienst van satan. Het zou een kenmerk zijn van de trekkende en de lokkende liefde van de Heere. En als je dan in de woestijn gevoerd wordt zal die toch ook voor je worden tot een feestzaal. Want dan spreekt de Heere tot uw hart van Zijn trouw en van Zijn liefde.
Het kan zijn dat er onder ons zijn, die het niet durven geloven: door de Heere gelokt te zijn. Dat vinden ze te groot. Maar zeg het dan eens eerlijk: voel je je nog in de wereld thuis? Ja? Voel je je echt in de wereld thuis? Of kun je je nog met wat oppervlakkige godsdienstigheid op de been houden? Nee, immers. Nu dan heeft de Heere u toch gelokt en dan mag je tot Hem vluchten. Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht.
Nu, spreekt Hij dan ook nu niet door middel van de prediking tot uw, tot jouw hart? Dit is zeker: allen die door Hem zijn gelokt en in de woestijn gevoerd, tot wier hart Hij heeft gesproken zullen in het beloofde land komen. Hij die getrouw is zal in deze aardse woestijn steeds woorden hebben om naar hun hart te spreken. Als we dan eenmaal door de poorten mogen ingaan in het hemelse Jeruzalem dan zullen er geen woorden meer gesproken worden tot onze harten, maar dan zullen onze harten woorden spreken, ja onze monden jubelen om Hem eeuwig te loven over de wondere liefdewegen die Hij met ons gehouden heeft.

AMEN