WIE IS OVERWINNAAR?
Ds. M. Visser, Siegerswoude-De Wilp
Psalm 111: 2 en 4
De Wet
Psalm 119: 34 en 36
Schriftlezing: Richteren 15
Psalm 97: 1 en 6
Psalm 32: 5 en 6
Psalm 150: 3
Gemeente des Heeren,
Wie is overwinnaar? Om die vraag spant het in Richteren 15, een gedeelte uit de geschiedenis van de richter Simson. De Heere had hem geroepen om een begin te maken met de verlossing van Israël. Voor de zoveelste keer was het volk van de Heere afgeweken. Zo ver zelfs, dat je van niemand leest die vroeg om een verlosser! Toch gaf de Heere er één in de persoon van Simson.
Simson was sterk en strijdlustig. De Filistijnen lagen aan zijn voeten, vaak letterlijk, nadat ze door Simson waren doodgeslagen. Enkele van die overwinningen worden beschreven in Richteren 15. Maar de manier waarop Simson dat deed! En als het al een overwinning van de Heere was, had Simson de neiging om zelf met de eer te gaan strijken.
De HEERE had alle reden om Simson richter-af te maken maar Hij deed het niet. Wat Hij wel deed was Simson tot de erkenning brengen: In mij is geen kracht, maar mijn kracht is uit God!
De grote vraag die we daarom in gedachten meenemen als we nu samen gaan luisteren naar Richteren 15 is:
WIE IS OVERWINNAAR?
1. Simsons hardhandige wraak (verzen 1 - 8)
2. Simsons halfhartige danklied (verzen 9 - 17)
3. Simsons hartgrondige gebed (verzen 18 - 20)
1. Simsons hardhandige wraak (verzen 1 - 8).
Simsons huwelijk met een Filistijnse vrouw was op een mislukking uitgelopen. Beter gezegd: de Heere had deze weg voor Simson afgesloten. Het was ook pertinent tegen Gods wil dat een Israëliet trouwde met een Filistijnse.
Simsons bruiloft eindigde triest en hij kwam helemaal alleen te staan, hoewel: hij hield de Heere over en is dat niet alles waard? Je zou verwachten dat Simson, na alles wat er gebeurd was, voor goed genezen was van zijn liefde voor een Filistijnse. Maar nee, helaas, na verloop van tijd zien we Simson toch weer naar Thimnath gaan, op zoek naar zijn vrouw. Het bloed kruipt blijkbaar waar het niet gaan kan. Het kan niet, maar hij doet het wel. Dat kan echter nooit goed gaan.
Simson was woedend weggelopen van de bruiloft. Nu keert hij terug met een geitenbokje als gebaar van verzoening. Hij wil graag zijn vrouw ontmoeten. Maar zijn schoonvader weigert dat. En waarom? Simsons vrouw blijkt namelijk direct uitgehuwelijkt aan de ceremoniemeester van Simsons bruiloft. "Ik dacht", zo verontschuldigt haar vader zich, "Simsons moet toch helemaal niks meer van haar hebben."
De man voelt direct aan dat er zich nu een heel lastige en ook gevaarlijke situatie voordoet. Hij kan er bijna op wachten dat Simson opnieuw in woede uitbarst. Omdat hij die bui al voelt hangen, doet hij Simson direct een aanbod. "Ik heb nog een dochter. Ze is nog knapper dan de andere. Je mag gerust met haar trouwen." Maar daar trapt Simson niet in. En daar is hij in zekere zin ook in te prijzen. Hij kan noch mag zo maar van de ene vrouw op de andere overstappen. Dat zou ook dubbel en dwars onbijbels geweest zijn.
Maar wat doet Simson? Uit teleurstelling en woede gaat hij persoonlijk wraak nemen. En hoe! Op een heel hardhandige manier. Nee, we lezen hier geen woord over de Geest des Heeren die hem aangrijpt, zoals we daar op andere plaatsen wel over lezen. Simsons hart wordt zo koud als een steen en hij gaat een heel gemene en geniepige aanslag plegen. Brandbommen bestonden toen nog niet. Maar Simson weet wel wat anders. Hij vangt 300 vossen. Voorwaar geen geringe opgave trouwens. Zulke beesten laten zich maar heel moeilijk vangen en dan ook nog eens 300 stuks! Maar goed, het lukt Simson.
Vervolgens koppelt hij er steeds twee aan elkaar door hun staarten aan elkaar te binden. Bovendien bevestigt hij er een brandende fakkel tussen. Daarna laat hij de beesten los. Die rennen in paniek en angst de velden in. Het is precies oogsttijd. Veel koren staat al opgebost, veel koren staat klaar om geoogst te worden. Maar het is snel voorbij. Alles vliegt in brand. Ook de wijngaarden en olijfgaarden.
Dit is een zware klap voor de Filistijnen: binnen enkele uren is hun hele oogst weg. Dat betekent armoede en honger lijden. Ze stellen dan ook direct een onderzoek in. En zo komen ze er achter wie deze aanslag heeft gepleegd. Ze horen ook waarom Simson het gedaan heeft. Simsons ex-vrouw en haar vader worden als eerst-verantwoordelijken aangewezen en door de Filistijnen verbrand.
Maar dat neemt Simson weer niet. Zijn woede slaat nu door naar verbeten haat en verblinde woede. Hij heeft blijkbaar zien gebeuren wat de Filistijnen deden. Want als zij hun moordpartij beëindigd hebben, gaat Simson met hen op de vuist. Heel letterlijk dus hardhandig. Met zijn blote handen gaat hij het gevecht aan en maait vele Filistijnen neer. In koelen bloede vermoordt Simson een groot aantal van hen.
Nee, in niets vertoont Simson hier het beeld van de grote Verlosser, Jezus Christus. Er zijn wel uitleggers die in Simson die zijn bruid opzoekt een beeld willen zien van de Heere Jezus Die tot het Zijne kwam, maar de Zijnen namen Hem niet aan (Johannes 1). Maar dan doen we de tekst geweld aan. Allereerst ging Simson een zondige weg door weer terug te gaan naar die Filistijnse vrouw. Dat was absoluut tegen Gods wil. En verder zien we hoe Simson puur op persoonlijke titel zich wreekt op anderen.
Hij komt dan ook helemaal alleen te staan. Maar deze keer is het een schuldige eenzaamheid. Simson trekt zich terug in een hol in de rots Etam. "Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen." Als we bij deze verzen de vraag stellen: wie is overwinnaar? dan kunnen we alleen maar zeggen: Simson is hier de grote verliezer! En het is zijn eigen schuld.
Wat we hier zien gebeuren is dat de ene zonde de andere voortbrengt. En ook hoe een mens op het pad van de zonde verhardt en verkilt. Het is bijna beangstigend om te zien. In ieder geval is het voor ons een indringende waarschuwing. Zelfs al mogen we de Heere kennen door het geloof, dan nog kunnen we soms heel ver van huis terecht komen. Het begint vaak zo heel sluipend van binnenuit. Bij Simson begon het er mee dat hij weer terug ging denken aan zijn vrouw: "'t Was toch wel een aardige vrouw". En stapje voor stapje heeft hij zich door de duivel mee laten nemen.
Weliswaar heeft Simson in zijn wraaklust ook wel vijanden gedood en dus gedaan waartoe de Heere hem geroepen had. Maar die roeping heeft hier voor Simson zelf geen rol gespeeld en daarmee is zijn gedrag af te keuren.
Iedere gelovige heeft te maken met de strijd tussen vlees en Geest. En hoe vaak geven ook wij niet toe aan ons zondige vlees? Dat we toch weer onze eigen verlangens laten regeren en er achter aan gaan? En dat de Heere het nakijken heeft? Hoe je het ook wendt of keert: Hoe moeilijk het soms ook is en hoeveel strijd het vaak ook kost: wij zijn en blijven persoonlijk verantwoordelijk voor de keuzes die we maken en hoe we omgaan met onze oude natuur.
Jakobus schrijft in hoofdstuk 2: 12-15: "Zalig is de man, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft degenen, die Hem liefhebben. Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand. Maar een iegelijk wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt. Daarna de begeerlijkheid ontvangen hebbende baart zonde; en de zonde voleindigd zijnde baart de dood."
Er komen wat verzoekingen op ons af: als we internetten, als we reclames zien, als we een knappe vrouw of man zien, enz. Het leidt in ons leven meestal niet tot zulke uitwassen als bij Simson, maar zo gauw als we voor de verleiding bezwijken en in gedachten (daar begint het mee!) of ook in daden en woorden aan de zonde toegeven, dan gaan ook wij voor de bijl. Jonge mensen, je moet maar heel goed in je oren knopen: als je de zonde één vinger geeft, neemt de duivel je hele hand! En al geeft dat soms een tijdlang een gevoel van vreugde, je houdt er vroeg of laat een kater aan over! Dan zit je met de brokken!
En het allerergste is: wat doen we er de Heere enorm veel pijn en verdriet mee. Wat doen we Hem er ook ontzettend veel mee tekort. De Heere is niet anders dan goed voor ons. De Heere Jezus was bereid de strijd aan te gaan met onze grootste vijanden: de duivel, de zonde en de dood. Hij gaf er alles voor. Zijn leven zelfs. Ook voor ons, die van nature net zulke hardnekkige vijanden zijn. Als je daar aan denkt, dan breekt je hart toch? Of niet?
Het is wel waar: wat we vooral nodig hebben (maar zonder dat we ons daar achter mogen verschuilen) is het gebed tot de Heilige Geest of Hij ons van binnenuit, in ons hart dus, sterk wil maken. Of Hij ons de gevaren en verleidingen van de zonde wil laten zien en doorzien en ons wil leiden om tegen ons eigen ik te kiezen en voor de Heere Jezus. Maar dan kom je ook nooit beschaamd uit! Dan moet je wel tegen je eigen zondige vlees en tegen de stroom in gaan, maar je hoeft dat niet in eigen kracht te doen. De Heere Jezus heeft al overwonnen en door Zijn Geest laat Hij ook ons delen in Zijn overwinning. We ontvangen alles van Hem, als we maar dagelijks onze mond openen en Hem er om bidden!
2. Simsons halfhartige danklied (verzen 9 - 17).
Het luistert in de strijd van het geloof best nauw. Dat blijkt wel uit het vervolg. De Filistijnen gaan naar Simson op zoek: die gevaarlijke man moet uit de weg geruimd worden. Ze weten niet precies waar hij zit, maar wel ongeveer. Ze trekken er dan ook op uit om hem in Lechi op te pakken. De mannen van Juda begrijpen niet wat de Filistijnen komen doen. Als ze daar navraag naar doen, horen ze dat het de Filistijnen alleen maar om Simson te doen is. Ze willen met Simson doen, zoals hij met hen gedaan heeft. Dat is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar: Simson moet dood!
En dan gebeurt er iets heel merkwaardigs. Zonder slag of stoot verklaren de Judeërs zich bereid om Simson uit te leveren aan de Filistijnen. Moet u zich indenken: de man die de Heere gegeven had tot verlossing van de vijand, krijgt geen enkele steun van zijn eigen volk. De mensen in Juda vinden maar één ding belangrijk: dat de Filistijnen zo snel mogelijk weer verdwenen zijn en dat zij zelf weer rustig verder kunnen leven. Goed, de Filistijnen overheersen hen wel, maar dat vinden ze best te dragen. Alles is beter dan oorlog.
Doorziet u hoe die Judeërs er geestelijk aan toe zijn? Ze leven goddeloos, dienen de afgoden en zijn de Heere vergeten. En dat willen ze het liefste maar zo houden ook. Daar heb je dus één van de verraderlijke kanten van de zonde: de zonde sluipt vaak stilletjes ons hart en leven binnen en vervolgens streelt de zonde ons en sust de zonde ons in slaap. En we worden het liefste maar met rust gelaten. Natuurlijk: we bidden, lezen uit de Bijbel, gaan naar de kerk. Maar: het moet niet te dichtbij komen.
We kunnen denken aan wat we lezen in Openbaringen 3 over de christelijke gemeente van Laodicea: de Heere Jezus verwijt hen dat ze koud noch heet zijn. Ze zijn lauw. Vroeger zei men het wel eens zo: de hel verschrikt niet en de hemel verkwikt niet. Ik moet eerlijk zijn: het is een schot in de roos van het hart van heel veel kerkmensen in onze tijd. Zolang we maar onze gang kunnen gaan, kunnen genieten van geld en goed, niet te veel vermaand worden en vooral niet persoonlijk aangesproken worden op bepaalde zaken in ons leven waar een ander eerlijk zijn of haar vragen bij heeft.
En denk niet, gemeente, dat een ambtsdrager daar geen last van heeft. Kijk maar naar Simson. Maar daarom moeten we biddend om de werking van de Heilige Geest wel eerlijk en concreet de zonden in ons leven aanwijzen en er dan ook tegen strijden. Niet alles maar op z'n beloop laten. Maar, met een biddend hart, heel radicaal nee zeggen tegen alles wat ons van de Heere afvoert. En even radicaal met een biddend hart ja zeggen tegen Gods woord en wet.
De mannen van Juda kozen de weg van de minste weerstand: met 3.000 mannen zoeken ze Simson op. En ze verwijten hem in feite dat hij door zijn gedrag de Filistijnen tegen hen in het harnas gejaagd heeft. In zekere zin hebben ze daar wel gelijk in. En het is bovendien ook maar de vraag in hoeverre zij op de hoogte waren van Simsons goddelijke roeping tot verlossing van Zijn volk. Uit Simsons eigen mond horen ze er in ieder geval niets over. Hij praat net zo wraaklustig en heidens als de Filistijnen. Hij zegt immers: "Zoals zij mij behandeld hebben, zo heb ik hen behandeld." Oftewel: oog om oog, tand om tand. Heidenser kan het bijna niet.
Simson heeft van de hele geschiedenis blijkbaar nog niets geleerd. Hij blijft volharden in zijn ik-gerichte manier van leven en werken. De rillingen lopen over je rug als je hoort hoe koud en kil deze ambtsdrager reageert.
De Judeërs laten zich niet uit het veld slaan. Ze vertellen Simson eerlijk dat ze gekomen zijn om hem vast te binden en daarna uit te leveren aan de Filistijnen. Simson gaat akkoord onder die voorwaarde dat ze echt beloven om hem niet te doden. Waarom Simson dat vraagt, is niet helemaal duidelijk. Was hij misschien bang dat hij in een gevecht met zijn eigen volksgenoten verwikkeld zou raken? Hoe het ook zij, Simsons handen worden met twee nieuwe touwen vastgebonden. Vervolgens gaat de stoet op weg naar de Filistijnen.
Als zij Simson met gebonden handen in de verte aan zien komen, gaat er een gejuich op. Prachtig vinden ze dat: dat hebben die Judeërs mooi voor elkaar gekregen. Maar, juist op dat moment gebeurt er iets wonderlijks. Het is een duidelijke wending hier in Richteren 15. Eén van die wonderlijke wendingen waarvan we er in Simsons geschiedenis meer tegenkomen. Op het moment dat Israëls aartsvijand nummer 1 staat te juichen dat Simson verloren lijkt te hebben, wordt de Geest des Heeren weer vaardig over Simson.
Echt wonderlijk, maar waar: ondanks al Simsons zonden en zwakheden, gaat de Heere hem nu toch weer gebruiken in Zijn dienst. De touwen om zijn armen smelten feitelijk weg als sneeuw voor de zon. Vlakbij ziet Simson een kaak van een ezel liggen. Zo'n vers bot was uiteraard keihard. En daarmee hakt hij dan ook op de Filistijnen in. En hoe: in korte tijd slaat hij 1.000 Filistijnen dood. Hier doet Simson eindelijk weer waartoe hij geroepen is: de vijand brak in hoongejoel uit, toen ze de verlosser van Israël gebonden aan zagen komen lopen. Nu straft de God van Israël hen. De Heere behaalt hier een enorme overwinning op Israëls vijanden.
Het enige dat heel jammer is, is Simsons reactie. Hij reageert met een danklied. We horen hem zingen in vers 16: "Met een ezelskinnebakken, één hoop, twee hopen, met een ezelskinnebakken heb ik 1.000 man geslagen." Het is overigens een heel moeilijk te vertalen vers. Om u en jou een zo goed mogelijke indruk te geven van de inhoud van Simsons danklied, volgt hier nog een andere vertaling: "Met een ezelskaak heb ik ze klein gemaakt, met een ezelskaak heb ik 1.000 man gekraakt."
We mogen niet te negatief doen over dit danklied. Met de meeste uitleggers geloof ook ik dat Simson dit lied heeft gezongen, toen hij nog aangegrepen was door de Geest des Heeren. Toch mis je er wel wat in, of u niet? Ik bedoel: de naam van de Heere komt er niet in voor. Er ligt wel héél veel en daarmee te veel nadruk op het woordje ik. En dat is dus ook de reden dat dit tweede punt heet: een halfhartig danklied. Het staat er met Simson beter voor dan in de eerste acht verzen, maar hij erkent niet voor 100% dat de overwinning van de Heere is gekomen.
Staat dit ver van ons af? Ik denk het helaas niet. Het ging daarstraks over strijden tegen de zonde en over het biddend maken van keuzes. Wat doen we, als de Heilige Geest ons de innerlijke kracht gegeven heeft waar we om gebeden hadden en waardoor we de juiste weg gingen? Bidden, dat gaat meestal nog wel. Maar als de Heere dan hulp geeft of zelfs overwinning, danken we Hem dan altijd even hartgrondig als dat we Hem van tevoren gebeden hebben? Het is al gauw nog erger: voor we er erg in hebben, denken we al van: "Dat heb ik toch maar even mooi geklaard. De Heere kan trots op me zijn." Nee, dat denken we dan niet altijd even bewust, maar toch, zo'n innerlijke houding komt al snel naar voren. Het zou niet zo moeten zijn, maar toch. Daarom moet de Heere vaak Zelf hardhandig ingrijpen in ons leven, om ons radicaal tot bekering te brengen. Zo dus dat ons hart ook echt helemaal (en dus ook steeds opnieuw) Hem is toegewijd en we Hem alleen alle eer en roem geven.
Simson was er zelf niet voor te vinden, maar de Heere heeft hem er wel toe gebracht.
3. Simsons hartgrondige gebed (verzen 18 - 20).
Als Simson uitgevochten en uitgezongen is, blijkt er geen levend mens meer in zijn buurt te zijn. Ook de Judeërs hebben zich teruggetrokken. Daar staat Simson opnieuw alleen. En dan opeens voelt hij dat hij vreselijke dorst heeft. Hij sterft bijna van de dorst. Op deze plek is geen water. En hij is te ver uitgedroogd om nog een plek te kunnen bereiken waar water te vinden is. Opeens blijkt de kracht die Simson had om 1.000 Filistijnen te doden, niets waard te zijn als het gaat om de lessing van zijn dorst.
Ziet u wat hier gebeurt? Ten diepste confronteert de Heere hier Simson met het feit dat hij wel heel sterk dacht te zijn, maar dat hij volstrekt machteloos staat, nu hij behoefte heeft aan zo iets eigenlijk heel gewoons als water. En wat gebeurt er? Die grote en sterke Simson zakt door de knieën. En hij gaat bidden. Hij roept tot de Heere, staat er. Hij heeft en ziet geen andere uitweg. En moet u eens horen hoe hij bidt. Zijn gebed klinkt heel anders dan zijn danklied van zojuist:
"Gij hebt door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven. Zou ik dan nu van dorst sterven en vallen in de hand van deze onbesnedenen?" Het eerste en belangrijkste is dat Simson begint met Gij. Nu erkent hij met zijn hele hart, hartgrondig dus, dat de overwinning van de Heere was gekomen. Daarna bidt Simson wel om water. Maar waarom? Wat is zijn diepste motivatie? Als nu de Filistijnen komen, is hij machteloos. Dan kunnen ze hem zomaar doden. Filistijnen waren "onbesnedenen" en werden daarom beschouwd als doden. Zullen zij straks de overwinning behalen op de man die door God geroepen was om Israël tot het leven met de Heere terug te brengen? Simson beroept zich dus ten diepste op Gods eigen heilsplan. Je kunt ook zeggen: Hij beroept zich op Gods trouw aan Zijn verbond met Israël.
Daar zit ook de belijdenis in dat de Heere het nooit kon doen om iets in Simson. De Heere was het ook op geen enkele manier aan Simson verplicht. En wij begrijpen dat maar al te goed, gezien de voorgeschiedenis. Het enige wat Simson hier nog over heeft, is dat de Heere vanuit Zijn eeuwige liefde en trouw vasthoudt aan Zijn genade.
Wij begrijpen dat maar al te goed, zei ik. Totdat het over ons zelf gaat. Van harte belijden: "Heere, u bent niets aan mij verplicht. Ik heb tegenover U geen been om op te staan. Zozeer heb ik tegen U, ja tegen U alleen gezondigd en gedaan wat kwaad was in Uw ogen. Ik ben Uw gramschap meer dan waard." Nee, dat zijn geen woorden die maar uit ons hart opborrelen. Met onze mond zijn ze soms snel uitgesproken. Maar om het ook met je hart te be-amen. Daar hebben we maar al te hard de werking van de Heilige Geest bij nodig. Maar die werking staan we helaas maar al te vaak tegen. Want we blijven zo graag en zo vaak ook zelf nog een beetje overeind staan? Ja toch?
Wat dat betreft: het is goed bekeken erg, maar in de praktijk van ons leven moet de Heere vaak hard ingrijpen om ons er tot op de bodem van ons hart te overtuigen hoe klein en zondig we in ons zelf zijn. Om ons ootmoedig te maken. En om ons te leren enkel en alleen maar te bouwen op Zijn genade in Christus Jezus. Om ons leven niet voor een deel, maar helemaal buiten ons zelf te zoeken in Christus Jezus.
Ik las ergens: "God heeft vele middelen, soms heel eenvoudige, om een mens te brengen waar Hij hem hebben wil, maar waar een mens vaak niet wil wezen." Een tegenslag bijvoorbeeld, een teleurstelling, een ziekte, enz. Ik weet maar al te goed: zulke dingen kunnen ook een heel averechtse uitwerking hebben. Maar als de Heere er in mee komt, maakt het ons klein. En daar gaat het nu om. Dat wij minder worden en dat de Heere Jezus Christus alles voor ons wordt en al groter voor ons wordt!
Ja, dat snijdt dan diep in ons eigen, oude vlees. Maar de Heere wordt er door verheerlijkt. En daar gaat het toch om? En juist als de Heilige Geest ons, op welke manier dan ook, klein maakt voor de Heere, opent Hij ook de fontein van Gods genade op zijn verst. Dan gaat het stromen. Bij Simson heel letterlijk. De Heere opende een waterbron waardoor Simson weer op krachten kwam. Hij gaf die plaats dan ook de naam "Fontein van de aanroeper". Eerst was het "Kaakbeenhoogte" (Ramath-Lechi, vers 17). Nu een naam waarin Gods ontfermende genade de boventoon voert.
Wonderlijk, dat de Heere Simsons gebed verhoort. Maar zo is de Heere. Hij is niets aan ons verplicht. Maar Hij heeft wel Zichzelf er vrijwillig toe verplicht om te doen wat Hij beloofd heeft. Hij heeft het Zelf gezegd: "Roep mij aan in de dag der benauwdheid en Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eren." Nee, daar hoef je niet persé heel moeilijke dingen voor meegemaakt te hebben. Maar als we bij het licht van Gods Woord en Geest onze geestelijke situatie bezien, zullen we wel eerlijk moeten bekennen: "Het staat er hopeloos voor." Het komt er op aan dat we niets anders meer overhouden dan Gods genade en die alleen. Gods genade, verworven door Jezus Christus, Die de zonde en de dood glansrijk heeft overwonnen. Om Zijnentwil alleen, maar daarom ook vast en zeker zijn zondaren welkom bij God en zullen we nooit beschaamd komen te staan als we Hem bidden of Hij de fontein van het heil ook voor ons wil openen en laten stromen.
En daarom: wie is overwinnaar?
Alle roem is uitgesloten,
onverdiende zaligheen
heb ik van mijn God genoten,
'k roem in vrije gunst alleen.
Alzo lief had God de wereld,
dat Hij Zijn geliefde Zoon
voor de afgevallen wereld
overgaf aan smaad en hoon.
Dat heet weergalooz' ontferming,
dat genade rijk en vrij!
God schenkt redding en bescherming,
aan verloornen, ook aan mij.
Ja, wanneer mijn onvermogen
en mijn diep bederf mij smart,
toont mij 't god'lijk Vaderhart
Zijn verlossend mededogen:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!
Want Hij en Hij alleen is overwinnaar!
AMEN