Home
Kerkgeschiedenis
Preken
Diversen
Links
Contact

DOOR HET GELOOF VALLEN DE MUREN VAN JERICHO

Ds. A.A. Egas, Urk

Psalm 78: 2
De Wet
Psalm 130: 2
Schriftlezing: Jozua 6: 1 - 20
Psalm 105: 23 en 24
Psalm 62: 1 en 4
Psalm 18: 9

Tekst: Hebreeën 11: 30 "Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, als zij tot zeven dagen toe omringd waren geweest."

Gemeente,

Door het geloof, dat is de echo die ons uit Hebreeën steeds tegemoet klinkt. Het geloof dat omschreven wordt als "een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet". Door dat geloof gebeuren er wonderen.
Door het geloof heeft Noach een ark gebouwd.
Door het geloof heeft Abraham zijn land verlaten.
Door het geloof heeft Sara op hoge leeftijd een kind gebaard.
Door het geloof heeft Jozef de verlossing van zijn volk geprofeteerd.
Door het geloof heeft Mozes de juiste keuze gedaan.
Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen. En wat is dat een wonder want die stad was een onneembare vesting. Zo kunnen er in ons persoonlijk leven ook veel muren van Jericho zich verheffen, ook in het gemeentelijke leven of in het midden van de kerken. In het hart van een predikant kan wel eens de vraag, als een muur van Jericho, oprijzen: hoe komt het toch, dat de harten van mensen niet vallen voor de prediking van het Evangelie, dat mensen doorgaan in verharding, dat je jongeren ziet afhaken van de kerk, dat je de gemeente door twisten ten onder ziet gaan. Hoe komt het toch, dat die muren niet vallen?
Een zondaar kan zijn zonden en schuld als een muur van Jericho zien oprijzen, waar hij nooit langs zal kunnen gaan om het beloofde land in te gaan. Onmogelijk.
In onze gezinnen kunnen van die muren van Jericho zijn, als het gaat over onze kinderen, ons huwelijk, als we maar niet tot elkaar kunnen komen. Voor ons gevoel vaak van die onmogelijke muren.
De Heere wil ons vandaag de weg wijzen hoe de muren van Jericho kunnen vallen, ook in ons leven.

Het thema van de preek is:

DOOR HET GELOOF VALLEN DE MUREN VAN JERICHO

1. Een beleefde onmogelijkheid
2. Een beloofde zaak
3. Een stil gehoorzamen
4. Een juichend geloven

1. Een beleefde onmogelijkheid
Jericho was een stad die gelegen was in een vruchtbare vlakte in de directe nabijheid van de Jordaan. Vanwege de prachtige palmen die er groeiden werd ze ook wel de Palmstad genoemd.
Maar Jericho was ook een machtige stad en een onneembare vesting. Het was de stad die vanwege haar strategische ligging aan de Jordaan tevens toegang gaf tot het beloofde land. Daarom werd Jericho wel de sleutelstad genoemd.
Zonder die stad te veroveren konden ze het beloofde land niet binnen trekken.
Het volk Israël was gekomen aan de poorten van die stad Jericho.
Dan lezen we: "Jericho nu sloot de poorten toe en was gesloten voor het aangezicht van de kinderen Israëls; er ging niemand uit en er ging niemand in."
Het is alsof je in deze tekst al de onmogelijkheid voelt om deze stad in te nemen. Zwaar werden de poorten vergrendeld. Hermetisch gesloten.
Daar stond het volk, een arm slavenvolk, dat 40 jaar door de woestijn had gezworven, maar nog nooit een stad had ingenomen. Een stad met zulke dikke muren, dat er huizen op gebouwd konden worden!
Hoe zouden ze deze stad ooit in kunnen nemen?
Jozua had ook al met die vraag geworsteld, want we lezen dat hij in het veld was gegaan om ongetwijfeld de stad van dichtbij te bekijken en te zoeken naar een manier om die stad in te nemen. Maar de stad was hermetisch gesloten. De koning van Jericho heeft de stadspoorten gesloten, hij denkt niet aan overgave, zelfs niet aan onderhandelingen.
Geen man er in en geen man er uit. We proeven in die woorden als het ware de onmogelijkheid.
Het volk Israël had dat al meer ondervonden: de onmogelijkheid. Ze hebben het ervaren, toen ze voor de Rode Zee stonden. Voor en achter, links en rechts, geen weg. Helemaal in de val. Toen was het onmogelijk terwijl de Heere zei: zegt het volk dat ze voorttrekken.
En toen ook die reis, veertig jaar door de woestijn, met kinderen en met vee. Met vijandige volken, een woestijn waar geen eten en drinken is. Hoe zal dat ooit kunnen? Dat wordt toch omkomen? Toch heeft God de weg gebaand. Wonderlijk, ze zijn er toch gekomen. En ligt achter hen niet de Jordaan? De Jordaan die vol water was en toch heeft God een weg gebaand door het onmogelijke. Nu mogen ze staan op de grond van het Beloofde Land.
Maar nu kunnen ze opnieuw niet verder. Opnieuw een onmogelijkheid. Want Jericho is de sleutelstad, maar hoe zullen zij het land kunnen innemen?

Zo kunnen er ook in het leven van Gods kinderen van die onmogelijkheden zijn. Ook in ons leven kunnen van die muren van Jericho oprijzen. En dan kan ieder van ons wel zo'n muur van Jericho invullen en kennen we ze uit ons leven. Misschien staan we er op dit moment wel voor.
Wat een voorrecht, dat de Heere het weet, dat wij klein van krachten zijn en zwak van moed. Hoe moest het volk dat ervaren bij de poorten van Jericho. Daar hielpen geen pijlen en geen bogen, daar hielpen geen zwaarden en krijgslisten. Daar aan de poorten van Jericho leeft het volk het in: hier komen wij nooit doorheen. Het is onmogelijk.Maar het was wel:

2. Een beloofde zaak
In de onmogelijkheid komt God met Zijn beloftewoord. Als het volk voor zich die gesloten poorten ziet, die dikke muren met talrijke wachters op de muren en bij de poorten, dan klinkt daar Gods stem (vers 2): "Toen zei de HEERE tot Jozua: Zie . . ." Dan moet Jozua niet meer kijken naar die muren, maar dan moet hij omhoog kijken, naar God de Almachtige, want Die gaat tot hem spreken: "Zie, Ik heb Jericho met haar koning en strijdbare helden in uw hand gegeven."
Let op: er staat niet: "Ik zal ze in uw hand geven" maar er staat in het Hebreeuws heel letterlijk: "Ik heb ze in uw hand gegeven". Terwijl er nog niets van te zien is! Er zijn alleen maar dikke muren, gesloten poorten en veel bewakers.
En toch zegt de Heere: "Ik heb gegeven". Terwijl het volk nog niets in handen heeft, nog geen geopende poort, nog geen overwonnen vijand. En toch: "Ik heb gegeven".

God weet dat het voor hen onmogelijk is, maar de Heere gaat het waar maken: dat wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. De Heere heeft dit land beloofd aan Abraham en zijn zaad tot een erfelijke bezitting, en dat zal geen muur van Jericho verhinderen, dat Gods beloftewoord zal falen. Hier herhaalt de Heere dat beloftewoord: Ik heb de stad in uw hand gegeven.
Gij allen, die God zoekt, houdt moed, uw ziel zal zeker leven.
Maar hoe dan, als we zien op ons leger, hoe zal het toch kunnen?
Zie dan op Mij. Ik heb de stad met al de inwoners in uw hand gegeven.
Zo wil de Heere Zijn kinderen oefenen in het leven om te leren vertrouwen op de belofte, op Zijn onfeilbaar Woord.
Ja, maar Heere, die dikke muren, de gesloten poorten, die strijdbare helden!
Vertrouw op Mij: Ik heb gegeven.
Laat dat het volk tot troost zijn dat Hij de vijand overwonnen heeft. Ik heb ze al in uw hand gegeven.
Dan gaat de Heere Zijn volk vertellen hoe Hij zal verlossen. Het volk moet zes dagen lang stilzwijgend rond de stad lopen en op de zevende dag zeven keer.
Daarbij letten we op de volgorde waarin de stoet rondom Jericho moet trekken. Voorop moeten zeven priesters gaan met zeven ramsbazuinen, ook wel sjofars genoemd. Daarbij ook de toegerusten, we zouden zeggen: een eenheid speciaal bewapende soldaten. Daarna de ark des Heeren en dan volgde het volk. En wat is nu zo treffend: de ark in het midden!
Nu moeten de soldaten niets doen en het volk moet niets doen. Alleen de priesters, Gods knechten, moeten blazen op de ramsbazuin en daarbij gaat de ark in het midden. De ark, het symbool van de aanwezigheid van de Heere. Alleen vanwege het bloed dat gesprengd wordt, kan de Heere aanwezig zijn. Het wijst alles op Zijn genade. Wat wil dit nu zeggen? Wel heel duidelijk: het zal geen overwinning worden door militaire kracht of door het scherpe inzicht van Jozua, maar het is een geestelijke strijd en de Heere zal Zelf de overwinning geven. Uit genade zullen de muren van Jericho vallen.

Dit werk is door Gods alvermogen
Door 's Heeren hand alleen geschied
Het is een wonder in onz' ogen
Wij zien het, maar doorgronden 't niet.

De Heere wil dit nog eens benadrukken door vele malen het getal zeven te gebruiken. Het gaat om zeven priesters, zeven ramsbazuinen, zeven dagen en op de zevende dag zeven keer rond de stad. Zeven is een heilig getal, het wijst ons naar de volheid van de Heere.
Dan denk ik in dit verband ook aan Naäman de Syriër. Ook hij moest zich zevenmaal onderdompelen in de Jordaan, opdat het duidelijk zou worden dat het Gods werk was.
Door dit getal zeven laat de Heere prediken: Ik de Heere, Ik zal het doen.
Zo zal Paulus later vragen: waar is de roem? Zij is uitgesloten.
't Is door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen. Wat moet het volk nu doen? Dat brengt ons bij onze derde gedachte.

3. Een stil gehoorzamen
Hoe gaat God dit nu verder uitwerken nu Hij hen de belofte gegeven heeft? Moeten zij dan aan de slag gaan, moeten zij het dan gaan doen?
Nee, want nu moeten ze gaan leren om te volgen. Om te gehoorzamen, om te gaan doen wat de Heere van hen vraagt. Gehoorzaam volgen.
We zien dat in de verzen 8 en 9. Doen wat de Heere zegt. Heel eenvoudig.
Ze moeten gaan wandelen. Wie? Het gehele volk, de priesters, de strijdbare helden, de toegerusten, maar ook de achtertocht.
Nu mag ieder meelopen, de achtertocht, de ouden, de jongen, de mannen, de vrouwen, maar ook de kinderen, ze mogen allemaal mee, in de weg die de Heere gaat. Is dat geen wonder, dat ze allemaal mee mogen, dat de Heere niemand van het volk uitsluit?
Nu moeten ze volgen, omdat de Heere het heeft gezegd, gehoorzaam volgend, terwijl je er niets van begrijpt, terwijl je er niets van ziet. Maar gaan, omdat de Heere het zegt. Dat is nu het wezen van het geloof: gehoorzamen.
Wat moet het volk nu volgen? De ark van de Heere, de ark van het verbond.
Achter de Heere aan. Niet zelf voorop, maar achter de Heere aan.
Dat lijkt zinloos, dat wandelen om de stadsmuur heen. Waarom is dat nu nodig? Wat is daar nu het nut van?
Zo beproeft de Heere hun geloof, om achter Hem aan te komen.
Zo heeft ook Naäman dat moeten leren: wat heeft het voor zin om mij zevenmaal onder te dompelen in de Jordaan? Hij kan toch wel zijn hand op mij leggen en ik zal genezen zijn?
Nee Naäman, Gods weg volgen. Gehoorzamen aan Zijn stem, ook al begrijp ik Gods weg niet.

En hoe gaat het nu op de weg van dat gehoorzaam volgen: stil zijn.
Want dan lezen we in het 10e vers: "Jozua nu had het volk geboden, zeggende: Gij zult niet juichen, ja, gij zult uw stem niet laten horen, en geen woord zal er uit uw mond uitgaan, tot op de dag, wanneer ik tot u zeggen zal: Juicht!"
Wat is dat toch moeilijk voor een mens, om stil te zijn, als daar een onmogelijke hindernis is, als daar de muren hoog oprijzen, wat zijn ze dan geneigd om met elkaar te overleggen: hoe zal dat toch moeten, is er dan geen mogelijkheid om binnen in de stad te komen?
Nee, jullie mogen niet spreken, zegt de Heere, jullie moeten stil wandelen om de stad heen. Zes, ja zeven dagen lang moet het volk zwijgen, ze mogen niet spreken. Wat een geloofsoefening voor het volk, om al die dagen zwijgend de Heere te volgen.
De Heere wil dat ze door hun stilzwijgen, leren zien op Hem, opdat ze al hun hoop op de Heere stellen en het van Zijn grote daden verwachten.
Dan denk ik aan de geschiedenis van Josafat uit 2 Kronieken 20, waar de Heere zegt: "Gij zult in deze strijd niet te strijden hebben, stelt u, staat en ziet het heil des HEEREN met u."
Zo zingt de dichter in Psalm 62 vers 4:

Doch gij, mijn ziel, het ga zo 't wil,
Stel u gerust, zwijg Gode stil;
Ik wacht op Hem, Zijn hulp zal blijken.

Dat moet het volk nu leren, stil wachten op de Heere en leren geloven dat Zijn hulp zal blijken!
In het stilzwijgen komt de verwachting naar voren. In dat stilzwijgend rond gaan om de muren moet het volk al meer tot het inzicht komen: het kan nooit van onze kant. Nu geen krijgslisten al overleggend met elkaar bedenken, nee, maar leren afhankelijk van Hem te zijn. In te zien: hier moet een wonder gebeuren. Zo moeten alle binnenpraters het zwijgen opgelegd worden. Wat duurt het lang. Als ze voor de dertiende maal rondlopen, zullen dan de vragen niet vermenigvuldigd zijn? Komt er dan nooit een einde aan? Heeft het allemaal wel zin, dat rondlopen hier? Er gebeurt niets. Zal het wel echt gebeuren? Zwijgen, zegt de Heere, wacht op Mij. Zo wordt het geloof geoefend! Vertrouw op Hem, dan zal de uitkomst niet falen! Zo wordt het volk geoefend in de lijdzaamheid.

Zo hebben de ouders het gezegd tot hun kinderen: stil zijn kinderen. Moeder, waarom? Wel mijn kind, omdat God het gezegd heeft en wij moeten leren in het stilzwijgend rondgaan, het van Hem te verwachten.
Wat zal er gespot en gehoond zijn vanaf die muren. Zoals dat later gebeurd is bij de inname van Jeruzalem. Daar klonk het van de stadsmuren af: "Gij zult niet inkomen, maar de blinden en de kreupelen zullen u afdrijven. Dat is te zeggen: David zal hier niet inkomen."
Ook zal er wel verwondering en verbazing geweest zijn bij de vijanden. Wat wil toch dit zwijgende volk, met de klagende ramsbazuinen?
Dan zullen ze het tot hun eeuwige schrik gaan bemerken! Dat brengt ons bij onze vierde gedachte.

4. Een juichend geloven
De zevende dag breekt aan. Het wonder zal gebeuren op de sabbat. Dat is onze rustdag, maar het werd nu Gods werkdag. Wat een prediking ligt er in, dat het gaat gebeuren op de zevende dag. Die dag is voor God, aan Hem gewijd. De dag waarop de Heere werkt. Het volk mag toezien, hoe de Heere werkt. Het wordt de zevende dag genoemd. De dag des Heeren. De dag waarop de Heere Zijn grote daden zal tonen.
Wat moest het volk doen op de sabbat, nadat ze de stad zesmaal hadden rondgetrokken? Als zij de ramsbazuinen langzaam bliezen, dan moest het volk: juichen. En God had beloofd, dat daardoor de muren zouden vallen. Het volk moest geloven, dat de Heere door middel van hun juichen de muren zou doen vallen. "Zo zal al het volk juichen met een groot gejuich, dan zal de stadsmuur onder zich vallen."
Dat had de Heere beloofd. Ze moesten juichen in het geloof, dat de Heere Zijn belofte zal vervullen.
Maar wanneer moesten ze juichen? Toen de muren nog overeind stonden! Het volk moest geloven, dat de Heere door middel van hun juichen de muren zou doen vallen. Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen.
Zo zijn ook later de priesters van Josafat voorop gegaan en hebben gezongen: "Looft de Heere, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid." Terwijl de vijand er nog was, toen juichte het volk, terwijl de muren nog stonden.
Hier is een waarlijk juichend christendom, maar dan een volk dat juicht tegen alle onmogelijkheden in. Dat was een juichen des geloofs. Laten we dat eens tot ons door laten dringen, wat dat geweest is. Dat is waarlijk beleven: in de grootste smarten, als de muren van Jericho nog recht overeind staan, zullen onze harten, in de Heere gerust zijn.
Daar klinken de bazuinen, het geluid is veranderd. Daar klinken overwinningstonen.
De Heere zal opstaan tot de strijd. Juicht!
De Heere zal Zijn belofte vervullen. Het volk mag juichen tegen alle menselijk redeneren in. Zullen die muren dan vallen, door het gejuich? Ja, omdat God het beloofd heeft. Dat is toch onmogelijk? Ja, voor het verstand wel, maar bij God is alles mogelijk.
Het is een juichen van het "nochtans van het geloof". Dan mag het waar worden: in God zullen wij kloeke daden doen.
En dan geschiedt dat heerlijke wonder. We lezen: "en het geschiedde als het volk het geluid van de bazuin hoorde, zo juichte het volk met een groot gejuich en de muur viel onder hen."
De priesters moesten blazen op de bazuin maar nu met een langzame toon. Dat wil zeggen: met een langgerekte toon, een rustige toon, een aanhoudende toon, een toon van triomf en overwinning.
In de klank van de bazuin gloorde reeds de overwinning en het volk juichte en de muren vielen.
De Heere is een Waarmaker van Zijn Woord. Hij had het beloofd: "dan zal het volk juichen met een groot gejuich en dan zal de stadsmuur onder hen vallen."
De Heere vervult Zijn Woord. Wie in dat Woord gelooft zal niet beschaamd worden. Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen. God realiseert Zijn belofte in de weg van het gelovig verwachten van Hem alleen. Hoe waar is het geworden, dat dit geloof naar het woord van Hebreeën is: een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet.
Het volk had de vaste grond in het beloftewoord van de Heere. Daarin lag het bewijs dat de muren zouden vallen, ook al zagen ze er nog niets van.
In die geloofsoefening is de ziel stil tot God, verwacht ze van Hem een heilrijk lot.

Wat is nu de geestelijke les uit deze geschiedenis? Dat we als mens komen te staan voor een muur waardoor we niet heen kunnen dringen. Een muur die ons belet het hemels Kanaän binnen te gaan.
Weet u welke muur dat is? Waarom kunnen we het Koninkrijk Gods niet binnengaan? Omdat we in zonden ontvangen en geboren zijn. Dat we door onze zonden een hemelhoge schuld hebben bij God. God Die rechtvaardig is en geen gemeenschap kan hebben met onze zonden. Die van ons eist: een volkomen gehoorzaamheid. Dat wordt een onmogelijkheid. Zo Gij in het recht zoudt treden en gadeslaan onze ongerechtigheden, Heere, wie zou bestaan? Onmogelijk.
Hebt u dat wel eens ingeleefd? Met Naäman uzelf niet kunnen genezen?
Wat wordt het dan een wonder als God gaat spreken.
Want dat is de tweede les uit deze geschiedenis. Toen de poorten gesloten waren ging God spreken.
Toen Adam en Eva de poort naar God hadden dichtgegooid kwam de Heere als eerste tot hen. Hij zei tegen Adam: waar zijt gij? Toen heeft God een weg geopend in de beloofde Zoon. Hoe heerlijk is ook in deze geschiedenis het spreken van God: Ik heb de stad in uw hand gegeven. Niet Ik zal, maar Ik heb.
Hij belooft de muur te doen vallen. Hij belooft de vergeving van zonden. Hoe wordt de heerlijke belofte van God niet samengevat in de twaalf artikelen van het algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof. Het wordt ons elke zondag voorgehouden: Ik geloof in God de Almachtige. Nu wil de Heere dat we zo op Hem leren vertrouwen, dat we niet twijfelen of Hij zal ons met alle nooddruft naar lichaam en ziel verzorgen. Hoe dan?
Onze belijdenis zegt: Ik geloof in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon. Hoe heerlijk wordt Zijn werk van verzoening beleden. Die geleden heeft, Die gestorven is, maar Die ook opgewekt is. Dat werk van Hem is een volkomen werk.
Laten wij toch bij alle onmogelijkheden steunen op het werk van Christus, Die gezegd heeft: "Het is volbracht."
Wat een heerlijk woord voor iemand die nergens meer overheen kan zien, over de bergen van zonden, over een gesloten hemelpoort die ik zelf in het slot heb gegooid.
God heeft Zijn Zoon gegeven tot een verzoening van die schuld.
Hoe zullen die muren nu daadwerkelijk vallen in ons leven?
Dat is de derde geestelijke les. In de weg van het stil en gehoorzaam volgen. Het volgen van de ark. De ark als het beeld van Gods aanwezigheid. De ark met het verzoendeksel, als een heenwijzing naar de verzoening die aangebracht zal worden door Christus.
Zien op de ark wil zeggen: zien op Hem, de grote Leidsman en Voleinder des geloofs. Gelovig zien op Hem. Het geheel uit handen geven aan Hem. Dat is wel het allermoeilijkste dat er is want wij willen zo graag zelf wat doen. Nee, zegt de Heere, u behoeft niet anders te doen dan zien en volgen.
Dat kan beproefd worden in ons leven. Het volk moest zeven dagen lang volgen, achter Hem aan. Zonder dat er ook maar iets veranderde.
Zo werd het ook beproefd in het leven van de Kananeese vrouw, maar ze bleef hopen, ondanks alles.
Het wonder vond plaats op de zevende dag, de dag des Heeren, de rustdag. Dat wijst ons heen naar de prediking. Op zondag wil de Heere werken. Hij wil spreken door middel van Zijn Woord. Het Koninkrijk der hemelen wordt ontsloten voor mensen die de deur zelf dicht hebben gegooid.
Hoe werkt de Heere onder de prediking?
Het volk moest juichen toen de muren nog recht overeind stonden. Een trek van het ware zaligmakende geloof is dat het gelooft, terwijl het nog niets ervaart. Terwijl de onmogelijkheid er is. De ziel gaat geloven dat God het zal doen. Hij grijpt de Heere aan in Zijn beloftewoord. U hebt gezegd dat als wij juichen, U de muren zult doen vallen.
Zo mag de ziel geloven dat het waar is, dat God de zondaar die tot Hem komt niet zal uitwerpen. Geloven dat het waar is wat Gods Woord zegt: "Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw, dat Hij ons de zonde vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid."
Wie dat door genade, geleid door de Heilige Geest mag geloven, die zal ook ervaren dat God de zonden vergeeft. Dat Hij reinigt van de zonden. Dat Hij verzoent, wat wij nooit kunnen verzoenen. Dan vallen de muren.
Dat wonder geeft zulk een onuitsprekelijke blijdschap en vrede in het hart. Dat gaat alles te boven.
Dat is nu Gods weg. Wij willen zo graag eerst de vergeving der zonden ervaren en de vrede in ons hart voelen en dan geloven.
Wij willen juichen als de muren gevallen zijn.
Hier zien wij het nochtans van het geloof. "Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal en geen vrucht aan de wijnstok zijn zal, dat het werk van de olijfboom liegen zal en de velden geen spijze voortbrengen; dat men de kudde uit de kooien afscheuren zal en dat er geen rund in de stallingen wezen zal."
Met andere woorden: alhoewel de muren van Jericho recht overeind staan, wat zegt dan Habakuk? "Zo zal ik nochtans in de Heere van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God mijns heils, de Heere HEERE is mijn Sterkte."
Zo mag de ziel juichen in God terwijl alles onmogelijk lijkt. Maar ze hebben Gods Woord, Zijn beloftewoord en daar wagen ze het mee.
Daar spreekt ook Psalm 42 van. Daar is ook een dichter aan het woord die staat voor de muren van Jericho. Daar is iemand die niet weet hoe hij ooit in Gods huis zal wederkeren. Hij moet zeggen:

'k Heb mijn tranen onder 't klagen,
Tot mijn spijze, dag en nacht;
Daar mij spotters durven vragen:
Waar is God, dien gij verwacht?

En verderop zingt hij:

'k Zucht, daar kolk en afgrond loeit,
Daar 't gedruis der waat'ren groeit,
Daar Uw golven, daar Uw baren
Mijn benauwde ziel vervaren.

Wat kunnen die muren van Jericho toch onneembaar lijken.
Toch mag de ziel zien op het Woord van de Heere, zien op de ark die voorgaat, zien op het werk van Christus en het "nochtans van het geloof".

Maar de Heere zal uitkomst geven,
Hij die 's daags Zijn gunst gebied;
'k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
'k Zal Zijn lof zelfs in de nacht (omdat de muren nog overeind staan)
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog' treffen,
Tot de God mijns levens heffen.

Zo kunnen er muren van Jericho zijn in uw leven, de muur van zonden en schuld, aanvechtingen van satan, waarbij in ons geen kracht is om ze te weerstaan, bestrijdingen in ons werk, in ons gezin, in ons huwelijk. Zware kruizen die ons opgelegd worden en waar we niet doorheen zien, verliezen die we moeten lijden en waar we niet overheen kunnen kijken. Wat een muren van Jericho. Onmogelijk van onze kant maar de Heere heeft het vandaag gezegd: door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen. Ook uw muren zullen vallen als u gelooft in Zijn heil en troostrijk Woord.

AMEN