Home
Kerkgeschiedenis
Preken
Diversen
Links
Contact

DE BEKERING VAN LYDIA

Prof.dr. A. Baars, Woudenberg

Psalm 77: 7 en 8
De Wet
Psalm 19: 4
Schriftlezing: Handelingen 16: 1 - 15
Psalm 87: 2, 3 en 4
Psalm 89: 7
Psalm 119: 84

Tekst: Handelingen 16: 14 en 15 "En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. En als zij gedoopt was, en haar huis, bad zij ons, zeggende: Indien gij hebt geoordeeld, dat ik de Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis, en blijft er. En zij dwong ons."

Gemeente,

Het gebeurde onlangs na een kerkdienst in één van de gemeenten. Een al wat ouder iemand stond de gastpredikant op te wachten en sprak hem aan: 'Dominee, we zijn nu alweer meer dan een jaar vacant en heel wat predikanten zijn ons in die tijd voorgegaan. Maar weet u wat me opgevallen is? Er wordt zo weinig meer over de noodzaak van de bekering gesproken! Vroeger gebeurde dat veel, misschien wel eens té veel. Maar nu hoor ik het zo weinig. Is dat vandaag soms niet meer nodig?'

Of die opmerking voor de prediking in die gemeente helemaal opging, weet ik niet. Maar áls het zo zou zijn, dat de oproep tot bekering en de noodzaak daarvan in de prediking weinig meer aan de orde komt, is dat uitermate bedenkelijk. Onze belijdenis gaat er immers van uit dat de prediking uitmondt in een 'bevel van bekering en geloof' (zie bijvoorbeeld Dordtse Leerregels Hoofdstuk II paragraaf 5). Bovendien laat de Schrift op talloze plaatsen een dringende oproep tot bekering horen en zijn er allerlei geschiedenissen die helder laten zien wat bekering is. Eén van die geschiedenisen ligt vanmorgen voor ons. Hierin gaat het om de bijzondere manier waarop de Heere Lydia onder de prediking van de apostel Paulus tot bekering brengt.

Het thema van de preek is:

DE BEKERING VAN LYDIA

1. Het geopende Woord
2. Het geopende hart
3. Het geopende huis

1. Het geopende Woord
Paulus en Lydia hebben elkaar ontmoet rondom het geopende Woord. Die ontmoeting kwam echter wél op een wonderlijke manier tot stand. Laten we eerst letten op de weg die Paulus heeft afgelegd. In het begin van dit hoofdstuk lezen we dat hij door het gebied van Derbe en Lystre reisde. Dat was de streek in de zuid-oost hoek van Klein Azië, het tegenwoordige Turkije. Paulus was daar goed bekend, want op zijn eerste zendingsreis had hij hier overal gemeenten gesticht. En nu reisde hij opnieuw langs deze gemeenten om te zien hoe het kerkelijke en geestelijke leven zich ontwikkelde. Hij bracht ook overal weer het evangelie. En er was veel vrucht op zijn werk: de gemeenten groeiden, zo lezen we, en werden versterkt in het geloof. Toen kwam de tijd dat Paulus afscheid moest nemen. Hij was van plan om samen met Timotheüs naar Mysië en Bithynië te reizen. Dat zijn streken die meer in het noorden van Turkije liggen, in de richting van de Zwarte Zee. Maar dan lezen we iets merkwaardigs. Tot twee keer toe staat er dat de Heilige Geest hun niet toeliet het woord van de Heere in dat gebied te verkondigen. Wat is dat precies geweest? Heeft de Geest dit met een duidelijk hoorbare stem bekend gemaakt: 'Ik wil niet dat jullie naar die streken gaan?' Hebben Paulus en Timotheüs een gezicht gezien? Onmogelijk is dat niet. Het kan echter ook zijn dat Paulus in zijn prediking geremd werd. De vrijmoedigheid waarmee hij gewoonlijk de boodschap bracht leek geweken. Het was alsof God deuren sloot in plaats van deuren opende, wanneer hij het evangelie verkondigde. Iets dergelijks kan een predikant ook vandaag nog meemaken. Op die manier kan hij erop voorbereid worden dat de Heere zijn werkterrein verlegt en dat hij een beroep naar een andere gemeente moet aannemen.

Hoe dat bij Paulus en Timotheüs ook geweest is, het werd voor hen duidelijk dat de Heere niet wilde dat zij het Woord in Klein-Azië brachten. Zij reisden dwars door het land heen van het oosten naar het uiterste puntje in het noord-westen, kennelijk op zoek om de wil van de Heere te verstaan. Uiteindelijk kwamen ze in Troas, aan de noord-west kust van de zee tussen Turkije en Griekenland. Daar kreeg Paulus 's nachts een gezicht. Hij zag een man staan in Macedonische klederdracht die hem smeekte: 'Steek de zee over naar Macedonië en help ons!' Voor Paulus en Timotheüs was de betekenis van dit visioen duidelijk: de Heere riep hen om in Macedonië het evangelie te verkondigen! Zij zochten een schip, staken de zee over en reisden naar de belangrijkste stad in deze streek, Philippi. Daar bleven ze enkele dagen totdat de sabbat aanbrak. Paulus was namelijk gewoon om op zijn zendingsreizen eerst een synagoge op te zoeken om daar - in de eredienst op de sabbat - het evangelie te brengen. Dat deed hij nu ook. Alleen had Philippi geen gebouw waar de Joodse gemeente samenkwam. Er was alleen een open plek buiten de stad, vlakbij de rivier waar hoofdzakelijk vrouwen bijeenkwamen om de God van Israël te dienen en Zijn Woord te horen. In de dienst op die sabbat werd Paulus gevraagd om de Schriften te lezen en die uit te leggen. Zoals bij de Joden gewoonte was stónd Paulus toen hij uit één van de oudtestamentische geschriften voorlas. Staande lezen gold namelijk als een teken van eerbied voor het gelezene. Daarna ging Paulus zitten en begon wat hij voorgelezen had uit te leggen. En geluisterd dat er werd! Deze boodschap was zo anders dan ze gewend waren!

Tot zover de reis van Paulus naar Philippi. Nu de weg die Lydia gegaan is. Want ook zij heeft gereisd om in Philippi te komen. We lezen in de tekst dat zij een purperverkoopster was uit de stad Thyatira. Waar lag deze stad? Degenen onder ons die bijbelvast zijn zullen het zeker weten: Thyatira lag in Klein-Azië! In het begin van het boek Openbaring wordt deze plaats genoemd omdat hier één van de zeven gemeenten was waaraan Johannes schreef (Openbaring 2: 18-29). Nu was Thyatira beroemd vanwege haar purperververijen en haar handel in deze kostbare stof. Misschien was Lydia weduwe en zette zij het bedrijf van haar overleden man voort. Misschien was zij een zakenvrouw die de belangen van haar vader behartigde. Hoe het ook was, zij was uit Klein-Azië naar Philippi gekomen om daar purperen stoffen te verkopen. Toch geeft dat nog geen volledige verkaring waarom ze op die sabbat daar bij de rivier was om de God van Israël te dienen en Zijn woorden te horen. Een andere uitdrukking in de tekst geeft daar nog iets meer inzicht in. We lezen hier namelijk dat ze God diende of God vereerde. Dat betekent niet dat ze al een christen was of een waar gelovige. Nee, het wil eenvoudig zeggen dat ze zich tot de God van Israël aangetrokken voelde en Hem wilde dienen. Daarom had ze zich als 'vereerster van de God van Israël' bij de synagoge aangesloten. Waarschijnlijk was dat al in Thyatira gebeurd, want we weten dat daar destijds een bloeiende Joodse gemeenschap bestond. En het tekent de ernst en de trouw van Lydia, dat ze ook op zakenreis in Philippi de synagogedienst niet oversloeg, maar zich samen met de andere vrouwen op deze sabbat onder het gehoor van Paulus had geschaard.

Paulus was dus uit Klein-Azië naar Philippi gekomen en Lydia ook! Toen Paulus met Timotheüs dwars door Klein-Azië trok in de richting van Troas, was hij vrij dicht langs Thyatira gereisd, de woonplaats van Lydia. Toch liet de Heilige Geest de beide apostelen niet toe om het evangelie in Azië te verkondigen, ze moesten naar Europa, naar Philippi reizen. Waarom? Omdat God het zó wilde: dáár moest het gepredikte Woord voor haar tot eeuwige zegen worden. Als we dat alles overzien, kunnen we alleen maar zeggen dat de wegen van de Heere wonderlijk zijn. Niet voor niets hebben we aan het begin van de dienst gezongen:

Heilig zijn, o God, Uw wegen;
Niemand spreek' Uw hoogheid tegen;
Wie, wie is een God als Gij,
Groot van macht en heerschappij?

Iets dergelijks kan nóg gebeuren. Iemand kan vanmorgen als gast met de gemeente zijn samengekomen. U bent vandaag bij familie op bezoek, of misschien bent u zomaar deze kerk binnengelopen. En juist vandaag brengt God u onder deze preek om de boodschap voor het eerst of opnieuw aan uw hart te zegenen! Daarvoor behoeft trouwens niet altijd een predikant van ver te komen of u op een ongebruikelijke plaats een dienst te bezoeken. Het kan ook zo zijn dat u op uw gewone plaats in de kerk zit en dat de dominee voorgaat die al jaren de gemeente dient. En juist dán en dáár behaagt het God om de prediking voor u bijzonder te gebruiken. Laten we dat maar niet vergeten: als God harten opent, gaat eerst het Woord open. De Heere Zelf brengt mensen met het geopende Woord in aanraking om ze zo te zegenen.

2. Het geopende hart
De zegen die Lydia ontving, wordt in onze tekst op een opmerkelijke manier aangeduid. We lezen dat de Heere onder de prediking haar hart opende, zodat zij de woorden van Paulus hóórde en verstond! Het feit dat de Heere het hart van Lydia opende betekent dat haar hart vóór die tijd gesloten was. Natuurlijk, zij was niet ongevoelig, ze voelde zich zeer betrokken bij de godsdienst van Israël en de woorden van de God van Israël lagen haar na aan het hart. Maar voor het evangelie van Gods genade in Christus was haar hart gesloten. 'Dat komt omdat zij dit evangelie vóór die tijd nog niet gehoord had', zal iemand zeggen. Dat is natuurlijk waar. Toch is er ook nog iets anders dat minstens zo belangrijk is: haar hart was voor het evangelie gesloten door de macht van zonde en ongeloof. De Bijbel zegt in dat verband wel dat een zondaar die God en Christus niet kent 'een stenen hart' heeft (Ezechiël 36: 26). Dat wil zeggen dat zo'n hart ongevoelig is en hard als een steen zowel voor de vermaningen als voor de nodigingen van het evangelie. We moeten het in het licht van de Schrift zelfs nog scherper zeggen: het hart van iemand die onbekeerd is verzet zich ten diepste tegen de Heere en wil voor Zijn Woord niet buigen (Romeinen 8: 7)!

Hoe is dat bij ons? We zijn hier vanmorgen in de kerk en het is een zegen dat u en jullie er allemaal zijn! Velen van ons weten zich zeer betrokken bij het Woord, anderen misschien minder. Maar de beslissende vraag die vanuit de tekst naar ons toekomt, is voor ons allen: is ons hart voor het Woord opengegaan; is het onder de prediking verbroken, ópengebroken? Hebben we ons verzet tegen de Heere opgegeven en leerden we voor Hem buigen? Hebben we Zijn Woord zo nodig gekregen dat we niet meer zonder kunnen? Als dat niet zo is, is ons hart nog van steen en zijn we nog onbekeerd. Dan doet de tekst van vanmorgen een dringend appél op ons hart: 'Leef zo niet verder!' Want als je met een gesloten hart voortleeft en aan de waarschuwende en nodigende stemmen van het Woord ten diepste niets gelegen laat liggen, kom je om! Wie sterft met een gesloten hart, wordt straks voor eeuwig buitengesloten! Juist daarom dringt het Woord er vanmorgen op aan: laat je hart openen voor het Woord van de Heere; bekeer je tot Hem!

Iemand zegt misschien: 'Maar hoe moet dat dan? Kan je zelf je hart zomaar openstellen voor het Woord?' Zo staat het in elk geval niet in de tekst. Het feit dat het hart van Lydia geopend werd, wordt niet aan Lydia toegeschreven, of aan de overredingskracht waarmee Paulus sprak. De Schrift laat er trouwens geen twijfel over bestaan dat niemand zijn eigen hart voor God openstelt. De zonde en haar gevolgen zijn zo ernstig dat er niets goeds in ons is overgebleven. Er is niemand 'die verstandig is', die met alles dat in hem is naar het Woord luistert en het ter harte neemt, 'er is niemand die God zoekt, ook niet tot één toe' (Romeinen 3: 10-12). Maar hoe moet het dan, als ik mijn hart zelf niet open kan krijgen? Misschien is die vraag voor u of voor jou heel dringend geworden. Je hebt er last van gekregen dat je hart zo ongevoelig is voor het Woord van God en dat maakt je innerlijk onrustig. Je hebt geprobeerd dat te veranderen door beter te gaan leven, meer te bidden, meer met het Woord bezig te zijn, maar je merkt dat daardoor je hart niet echt verandert. Er blijven muren staan tussen God en je hart; de deuren blijven gesloten. Misschien lijkt het er wel op dat de deuren meer gebarricadeerd zijn dan ooit.

Laten we juist deze vragen naast de tekst leggen. We lezen daar dat de Heere het hart van Lydia geopend heeft. Met die naam wordt - zeker in het boek Handelingen - Jezus Christus aangeduid als de opgestane en verheerlijkte Koning. Op de paasmorgen is duidelijk geworden dat Hij het graf en heel het machtige koninkrijk van de dood heeft overwonnen. Nu moeten we bij het koninkrijk van de dood niet alleen denken aan de dood in de zin van het sterven. Nee, de opgestane Christus heeft ook de oorzaak van de dood, de zonde, verslagen; Hij heeft de koning van dood en verschrikking, dat is de duivel, een beslissende nederlaag toegebracht; ja, Hij heeft zelfs de geestelijke dood overwonnen. Dat laatste betekent vooral dat voor deze Heere geen deur zo gesloten is, of Hij kan ze openen. Hij is machtig en bereid de zware grendels die de deur van uw of van jouw hart gesloten houden, open te schuiven. Misschien denk je wel: 'Maar de grendels van mijn hart zitten te vast! Mijn zonden zijn te groot. Ik heb te lang voortgeleefd zonder acht te geven op de woorden van de Heere!' Juist die naam 'Heere' in onze tekst zegt je: zo zeker als de stenen deur op de paasmorgen niet bestand was tegen de opstandingskracht van Christus, even zeker is Hij machtig en bereid om stenen harten te breken en gesloten harten te openen. Hij wil dat doen door Zijn Woord en Geest. Telkens weer wordt dat duidelijk in de loop van het boek Handelingen: de opgestane Heere werkte krachtig onder het gepredikte Woord. De harten van velen werden geopend en velen kwamen tot bekering.

Daarin ligt ook een diepe troost voor hen die de Heere kennen, de oprechte gelovigen. Zeker, hun hart is voor het Woord geopend en zij zijn door het geloof aan de Heere verbonden. Bovendien staat Hij er Zelf voor in dat niemand dat ooit van hen zal afnemen. Toch komt het voor dat het geopende hart van een christen weer dichtslibt. Je kunt in de greep raken van allerlei aardse zorgen, onbedacht het spoor van de Goede Herder kwijtraken, in zonde vallen of met geestelijke vragen vastlopen. De gevolgen? Je hart wordt ongevoeliger voor het Woord van de Heere, je gebedsleven droogt op en het Woord lijkt een gesloten boek te worden. Weet u wat dan zo dringend nodig is? Dat we vluchten tot Hem, Die verrezen is en alle macht heeft om dichtgeslibde harten te openen. De Engelse predikant-dichter Joseph Hart bracht dat zo onder woorden:

Heere, neem de schuldenlast
van mijn vastgevroren hart!
Ontdooi het door Uw liefdegloed;
doorsteek het met een pijl gedoopt in bloed.
Verwond het hart dat U verwondde,
doe het smelten in Gethsemané.

Met deze laatste woorden bedoelde de dichter: 'Laat mij zien hoeveel het lijden in Gethsemané U gekost heeft om voor mijn zonden te boeten, Heere Jezus. Dan zal al mijn ongevoeligheid en hardheid wegsmelten als sneeuw voor de zon.

Waaraan kan je nu zien dat een hart door de Heere geopend is? In de tekst lezen we dat dat bij Lydia tot gevolg had dat zij 'acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd.' Eigenlijk wil dat zeggen dat zij al haar aandacht gaf aan wat Paulus zei. Misschien is dat nog te zwak uitgedrukt. We kunnen de grondtekst ook zó vertalen: 'Zij was één en al oor voor de woorden van Paulus', of: 'Zij luisterde naar hem met heel haar hart'. Als je hart door de Heere geopend wordt, drink je Zijn woorden in. Ze zijn als een stroom van levend water voor je dorstige geest. Daarmee is ook gezegd dat Lydia anders en dieper luisterde dan ooit tevoren. Zeker, vroeger heeft ze naar de woorden uit het oude boek van Israël geluisterd, waarschijnlijk met grote betrokkenheid omdat het Woord haar raakte. Toch is het nu anders, omdat in de prediking van Paulus het evangelie van Jezus Christus echt opengaat. Bovendien hoort ze nu naar dat evangelie met een geopend hart en ontvangt ze het in het geloof.
Dat herinnert me aan een jonge vrouw die kerkelijk zeer meelevend was. Ze was ook zeer betrokken bij de prediking, maar kende de Heere niet persoonlijk als haar Borg en Zaligmaker. Op een zondag kwam ze na één van de diensten thuis en zei tegen haar moeder: 'Ik weet niet wat er met onze dominee is, maar hij preekt heel anders dan vroeger. Toen dwaalden mijn gedachten nog wel eens weg en was ik blij als hij "amen" zei. Ik was eigenlijk ook alweer heel gauw vergeten waar het in de kerk over ging. Maar nu? Ik moet wel luisteren en het is alsof elke preek voor mij persoonlijk is. Telkens weer kijk ik als het ware in een spiegel; ik zie wat ik mis en ik zie ook wat ik nodig heb!' Haar moeder was een wijze vrouw die de Heere kende. Ze zei niet zoveel tegen haar dochter. Maar toen korte tijd later het licht van het evangelie bij haar dochter ten volle doorbrak, zei ze: 'Weet je nog dat je kort geleden zei: "Onze dominee preekt anders?" Zo was het eigenlijk niet: die dominee preekte niet anders, maar jij bent anders gaan luisteren, omdat de Heere je hart opende!'
In het licht van dit alles dringt de vraag: 'Hebben wij zo leren luisteren?'

3. Het geopende huis
Als het hart van Lydia geopend wordt heeft dat ook gevolgen voor haar directe omgeving en voor haar manier van leven. Het laatste vers van onze tekst geeft dat allereerst aan door de woorden dat zij gedoopt wordt én haar huis.
Nu is over dit gedeelte van de tekst nogal wat te doen. Voorstanders van de kinderdoop - zoals wij - leiden uit deze en andere woorden af dat gelovigen in het Nieuwe Testament gedoopt werden met hun kinderen. Baptisten ontkennen dat deze uitdrukking dit zou betekenen. Nu is duidelijk dat we in deze preek niet het hele probleeem: 'Kinderdoop of volwassendoop?' kunnen behandelen. Daarom alleen maar een enkele opmerking. Uit dit gedeelte valt natuurlijk niet af te leiden dat Lydia zelf kinderen had. Misschien wordt hier alleen maar bedoeld dat haar slaven met hun kinderen - die tot het huisgezin gerekend werden - samen met haar gedoopt werden. Toch kunnen we nog meer zeggen. Wat betekent namelijk de uitdrukking: 'hij en zijn huis' en 'zij en haar huis'? Iemand heeft dat precies nagegaan, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. En de conclusie? Voor oren die gescherpt zijn door de taal van de Bijbel, suggereren de woorden 'en zijn huis' altijd dat de nakomelingen of de kinderen daarbij behoren. Scherper gezegd, als de bijbelschrijvers hadden willen zeggen dat kinderen nooit gedoopt mogen worden, hadden ze de uitdrukking 'en zijn huis', nooit kunnen gebruiken. In deze uitdrukking zijn de kinderen namelijk altijd mee verondersteld.
Lydia wordt dus met haar gezin door Paulus gedoopt. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Paulus eerst met haar doorgesproken over de betekenis van de doop. Zodra die haar duidelijk is geworden, wil ze niets liever dan dit sacrament ontvangen. Daaruit blijkt dat zij nu met heel haar hart deze Heere wil dienen en zich aan Zijn inzettingen wil onderwerpen. Dat wordt onderstreept in de woorden die erop volgen. Ze zegt tegen Paulus en Timotheüs: 'Indien gij hebt geoordeeld dat ik de Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis.' in de eerste woorden van deze zin zegt ze eigenlijk: 'Jullie hebben mij toegelaten om het teken van de doop te ontvangen. Nu daaruit blijkt toch dat ik naar jullie oordeel een trouwe volgelinge van de Heere ben en dat jullie vinden dat ik echt geloof?' Zij heeft zich dus aan het oordeel van deze beide dienaren van Christus onderworpen. Dat is iets dat bijbels gezien bij het echte geloof behoort. Wanneer je gelooft, ben je namelijk door de genade van God eerlijk geworden. Je onttrekt je niet meer aan het oordeel van het Woord, zoals dat in de prediking tot je komt. Je zegt van harte tegen de God die het Woord laat verkondigen: 'Toets U me maar, kijk U me maar in mijn hart of ik op de verkeerde weg ga en leid U me op de eeuwige weg (Psalm 139: 23 en 24). Tegen die achtergrond moeten we ook haar verzoek zien aan Paulus en Timotheüs om in haar huis te komen en daar te blijven. Dat zegt niet alleen maar dat Lydia erg gastvrij was, al zal dat zeker ook mee gespeeld hebben. Nee, zij heeft hiermee vooral willen zeggen: 'Ik weet nog zo weinig van die Heere Jezus Christus. Kom en neem alstublieft uw intrek bij ons opdat we verder onderricht worden in Zijn woorden en Zijn werken.' Daarin wordt zichtbaar dat Lydia de Heere Jezus Christus zoals die door Paulus gepredikt werd, lief gekregen heeft. En wie Christus lief krijgt, krijgt ook Zijn Woord lief en Zijn dienaren, werd vroeger wel gezegd.
Wat kan je dat ontroeren, als je iets dergelijks ook vandaag ziet. Het hart van een jongere of van een ouder iemand is onder de prediking opengegaaan. Dat wordt zichtbaar in de liefde tot het Woord van de Heere en tot de dienst van de Heere. Maar het brengt ook een groot verlangen met zich mee om méér te horen en verder geleid te worden in de genade en de kennis van de Heere Jezus Christus. Hoe dringend dat verlangen is, blijkt uit het slot van de tekst, 'En zij dwong ons', staat daar. Dat wil zeggen dat ze net zo lang aanhield, todat Paulus en Timotheüs hun intrek namen in haar huis en bij haar bleven. Daarmee maakte Lydia duidelijk dat ze heel haar huis en alles wat daarin omging onder het gezag van het Woord wilde stellen dat de apostelen verkondigden. Zoals al aangeduid werd, moeten we bij het begrip 'huis' namelijk niet alleen denken aan het gebouw waar Lydia woonde. Het heeft ook betrekking op haar gezin en op haar slaven onder wie er misschien waren die heidense goden vereerden. Wellicht dreef ze ook handel vanuit haar huis in Philippi en kon je daar de purperen stoffen kopen. Dit alles onderwierp ze nu aan het woord van de apostelen, of liever: aan de Heere Jezus Christus, Die door Paulus en Timotheüs gepredikt werd. Dat kan ook niet anders wanneer het Woord van God beslag gelegd heeft op je hart. Dan merken de mensen dat in de manier waarop je met anderen omgaat, in de wijze waarop je je kinderen opvoedt en in de wijze waarop je aankijkt tegen je werk en je carriere. Dan is Christus Koning geworden van heel je leven.

We begonnen met de vraag of de nadruk op de noodzaak van de bekering vandaag niet meer nodig is. In het licht van deze geschiedenis is er maar één antwoord op die vraag mogelijk: net als toen, kunnen we ook in onze tijd absoluut niet zonder! Als we behouden willen worden, moet ons hart voor het Woord van de Heere opengaan, zodat we gaan horen én verstaan wat Hij tot ons zegt! Niet minder nodig is het trouwens dat dat Woord beslag legt op ons verstand en op ons hart, op ons huis en op geheel ons leven! Kennen we iets van dit geheim? De verheerlijkte Christus kan én wil het ons leren door Zijn Woord en door Zijn Geest, zodat we harte instemmen met de oude psalm:

Hoe zalig is het volk dat naar Uw klanken hoort!
Zij wand'len HEER', in 't licht van 't Godd'lijk aanschijn voort;
Zij zullen in Uw naam zich al den dag verblijden;
Uw goedheid straalt hun toe, Uw macht schraagt hen in 't lijden;
Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen,
Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw Woord verhogen.

AMEN