Home
Kerkgeschiedenis
Preken
Diversen
Links
Contact

ZONDAG 24 (de goede werken)

Ds. M.J. Kater, Zeist

Psalm 116: 1 en 9
Jacobus 2: 14 - 26
Psalm 119: 83
Geloofsbelijdenis
Psalm 19: 5 en 6
Psalm 18: voorzang
Psalm 72: 9 en 11

Tekst: Jacobus 2: 24. "Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleen uit het geloof?"

Zondag 24:
Vraag 62: Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?
Antwoord: Daarom, dat de gerechtigheid die voor Gods gericht bestaan kan, gans volkomen en der wet Gods in alle stukken gelijkvormig zijn moet, en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn.
Vraag 63: Hoe? Verdienen onze goede werken niet, die God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen?
Antwoord: Deze beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade.
Vraag 64: Maar maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen?
Antwoord: Neen zij; want het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.

Geliefde gemeente,

Als u zo op het eerste gezicht naar de tekst geluisterd hebt vanmiddag: Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleen uit het geloof? en als u zich dan nog herinnert de preek van 14 dagen terug (en ik weet uiteraard niet precies wat er gezegd is, maar er zal toen ongetwijfeld beklemtoond zijn, dat we alleen door een waar geloof rechtvaardig voor God gerekend worden) hoe moet dat dan? Als aan de ene kant gezegd wordt: alleen door een waar geloof en als Jacobus ons vanmiddag voorhoudt: Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleen uit het geloof? We houden ons vanmiddag dus bezig met de plaats van de werken oftewel de goede werken.
Waarom doen wij daar toch zo verschrikkelijk moeilijk over of doet u dat niet? Waarom klaagt er hier ook in Soest wel eens iemand: het is niks met me, ik dacht dat de Heere ooit wel een keer in m'n leven begonnen was maar als ik zie wat ik nog allemaal doe en wat ik laat, wat ik kan denken soms nog, dan kan dat nooit met genade samengaan. En als u het zelf niet denkt, dan kan de duivel u nog wel eens een bezoek brengen en zeggen: beste mevrouw, maar u gelooft toch niet dat dat het leven is van Gods kinderen? Dan zit u in een knoop; klopt dat dan wel wat u zegt? Onderscheidt u dan de dingen wel goed? Als het waar was wat u zegt, dat het daarom niks met u kan zijn, dan zou de opsteller van Zondag 23 ook een grote blunder gemaakt hebben. Want daar is iemand wiens geweten hem aanklaagt dat hij tegen al de geboden van God zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden heeft en nog steeds tot alle boosheid geneigd is. En wat zegt hij dan: en daarom vrees ik dat het nog nooit echt in m'n leven begonnen is? Nee, dan weet u beter: Nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent. Dus die man zit niet bij de pakken neer. Hoe komt dat? Omdat hij goed het onderscheid in de gaten houdt tussen wat nu de rechtvaardiging door God, voor God is en de heiligmaking, die daar onlosmakelijk aan verbonden is maar wel van onderscheiden is.
Ook omgekeerd, omdat iemand op grond van alles wat hij doet aan aktiviteiten in het gemeentelijk leven, in z'n persoonlijk leven, z'n stille tijd die hij heel stipt houdt ('s morgens een uur, wat mij betreft 's avonds een uur) en al die dingen optelt en daar eigenlijk de conclusie aan verbindt: dan moet ik toch eigenlijk wel een kind van God zijn, ook daarin misleidt u zichzelf. Dan kan tenminste heel goed zo zijn. Want als u niet oppast dan bent u bezig om te doen wat Jacobus zegt: ik zal uit mijn werken mijn geloof tonen. Dat klinkt hier misschien ook wel eens: de één is nu eenmaal een beetje meer praktisch ingesteld, dat ben ik bijvoorbeeld en dan toon ik uit m'n werken m'n geloof. En die man daar, die mediteert graag, dus hij moet dan maar uit z'n geloof dan ook nog z'n werken tonen, dat het dus toch zo wel in orde is. Voelt u de spanning een beetje aan als het gaat om dat alleen door het geloof en niet alleen door het geloof?
Hebt u gisteravond met uw kinderen afgerekend? Dat doet u toch wel zaterdagavond? Dan komen toch alle briefjes op tafel: maandag boodschappen gedaan, dinsdag afgewassen, woensdag gestofzuigd? Daat betaalt u ze toch voor? Zo gaat dat toch? Als u zegt: wat krijgen we nu, wat denkt u van de gezinnen hier in Soest, dat ze hun kinderen uitbetalen omdat ze wat gedaan hebben? Nou, soms denk ik het wel. Als wij zo met goede werken omgaan. Alsof als ik iets gedaan heb, dat daar dan een belonng tegenover zou moeten staan. Dat ruikt veel te veel naar slavendienst. 't Is ook niet best als kinderen alleen maar wat willen doen omdat ze beloond worden. U krijgt ze alleen maar een keer aan de afwas als u zegt: dan krijg je Euro 1,50. Dat doet een vader of een moeder verdriet en het is pedagogisch ook nog een keer onjuist. Maar bij wijze van spreken, als we alleen maar willen werken omdat er een beloning aan vastzit, dan ontbreekt ons het kinderhart en dat is het wat Zondag 24 ons ook wil laten zien in grote lijnen. Als er een kinderlijke gehoorzaamheid is, o zeker, dan mag je best beloond worden en dat zal ook zeker gebeuren. Ouders geven hun kinderen ook wel eens wat: een schouderklopje of wat dan ook. Maar dat heeft niets met loon als zodanig te maken. Uw kinderen staan toch niet op de loonlijst? Nee, het zijn kinderen en omdat ze kinderen zijn willen ze werken. Omdat ze kinderen zijn krijgen ze een beloning. Nee, dat is niet een precies uitgerekende beloning: zoveel uur maal zoveel minuten keer zoveel maar (en dat kan ik dat natuurlijk niet toepassen zoals het in de Catechismus staat) een beloning uit genade. Dat krijgen ze, zelfs als ze er niets van terecht gebracht hebben. Als die kleine van u het gras gemaaid heeft en de helft staat er nog, dan zeg je nog: goed zo en hier heb je een centje van papa. Zo toch? Dat is in de kind-vader verhouding zo of kind-moeder verhouding zo u wilt.
Er zou al heel veel gewonnen zijn als we in dat opzicht verlost werden van dat geslaaf en gedraaf. Alsof wij het moesten verdienen als het gaat over de rechtvaardiging door het geloof alleen. Als Jacobus daar nu tegen in brengt: ziet gij nu dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit het geloof, dan zal duidelijk zijn (want de Schrift is niet met zichzelf in tegenspraak) dat we blijkbaar die woorden goed moeten lezen. Dat is ook wat in Zondag 24 ten diepste gebeurt.
Als iemand goede werken wil laten meetellen bij de rechtvaardiging mag dat. Natuurlijk mag dat. Schrijft het maar op, schrijf al uw gebeden maar op, al uw gaven die u gegeven hebt voor de dienst van de Heere, alle bezoeken die u gebracht hebt, alle uren die u de Bijbel gelezen hebt. Schrijf het allemaal maar op. Maar u moet wel de Heere onder ogen komen met dat lijstje. En bij de Heere kun je alleen maar met tienen thuiskomen. Jongens en meisjes, ik weet niet of jullie je rapport al gehad hebben maar daar moeten allemaal tienen op staan. En dan kun je er mee voor de Heere komen. De Heere is niet die God Die zegt: ja, het was maar een zesje waard, maar vooruit, je hebt goed je best gedaan, Ik kijk vooral naar hoe je het gedaan hebt en je bedoelde het toch goed. Vooruit, het is maar een zes waard of eigenlijk is het nog geen eens een zes waard maar Ik geef je er een tien voor. Gemeente, de Heere onze God is heilig, rechtvaardig en omdat Hij rechtvaardig is handhaaft Hij Zijn normen. We kunnen alleen maar rechtvaardig zijn voor God als we overeenkomstig de norm (Zijn wet) zijn. En dat moet dan, zoals die woorden steeds gebruikt worden in Zondag 24, volkomen zijn. Waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of (een kleine poging) misschien een klein stukje er van zijn? Dan staat er dus: ze moeten dan gans volkomen, een tien, 100% zijn. In alle stukken gelijkvormig zijn aan de wet van God.
Komt u nog met uw briefje? Durft u het er zo op te wagen? Ik heb altijd mijn christenplicht gedaan. Ik heb het zo goed mogelijk geprobeerd te doen. Daar verwacht ik dan maar het beste van. Beste vriend, dat is dwaas want u past menselijke maatstaven toe op de Heere. Dan geldt: alleen door het geloof. Want hoe kom ik aan die tienen? Die tienen, die krijg ik alleen als een geschenk van God. Er is er Eén geweest die overal een tien voor haalde, dat is de Heere Jezus Christus, Die in alle stukken, gans volkomen geleefd heeft, 100% in overeenstemming met Gods heilige wet. Het geloof is de band die gelegd wordt zodat de tienen van Christus op mijn rapport komen te staan en alle onvoldoendes en alle schuld en alle vuilheid van de zonden overgenomen worden door Hem.
Dat is ten aanzien van de rechtvaardiging zo. Maar als iemand dan zegt: "Ik geloof en door dat geloof ben ik rechtvaardig voor God. Dat zegt de Bijbel en dat wordt benadrukt in onze Heidelberger. Dat vindt ik een prachtig antwoord want er komt helemaal niets van mij bij. Ik hoef er niets voor te doen en ik mag er ook niets voor doen, het is allemaal genade." Waarom zegt u dat? Waarom vindt u die leer zo mooi? Afgezien van het feit dat u blijkbaar nooit een stuk irritatie in uw hart gevoeld hebt als het gaat over de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat het u eigenlijk irriteerde dat er niets van u mee kon doen, maar goed: u bent daar overheen. En nu vindt u het mooi. Luistert u dan naar Jacobus: Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleen uit het geloof? Dat is helemaal niet zo raadselachtig als dat op het eerste gehoor lijkt. Jacobus (en u hebt het gevolgd tijdens de Schriftlezing) laat ook mensen aan het woord die zeggen: ik geloof in God, ik geloof dat je door het geloof gerechtvaardigd bent voor God. Nou zegt Jacobus: daar doe je echt niet verkeerd aan. Gij gelooft, dat God een enig God is, gij doet wel maar bedenk wel: de duivelen geloven het ook. De duivel kan de geloofsbelijdenis ook opzeggen: ik geloof in God. Hij is er echt van overtuigd dat God er is: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Juist als de duivel dat gelooft, dan brengt dat nog emotie teweeg: zij sidderen staat er. Maar wat is dat voor geloof dat alleen blijft? Wilt gij weten o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is? Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit het geloof? Kort gezegd: zonder goede werken kunt u de hemel niet in. Is dat duidelijk? Zonder goede werken kunt u de hemel niet in. En tegelijkertijd blijft waar: met uw goede werken kunt u de hemel niet in. En dat klinkt bijna alsof ik raadseltjes opgeef, daar gaat het natuurlijk niet om. Maar wel hier om: het ware geloof is nooit alleen.
En daarom, als Zondag 23 gezegd heeft: alleen door het geloof, dan benadrukt Zondag 24 de juiste plaats van de goede werken. Dat het geloof nooit alleen is en daar bedoel ik dan heel eenvoudig dit mee: dat het geloof door de liefde gaat werken. Anders is het immers een dood geloof. Waar blijkt het levende geloof van Abraham uit waardoor hij gerechtvaardigd werd? Abraham geloofde God en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend Jacobus 2: 21: Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd als hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar? Daar was het geloof door de liefde werkende. Abrahams rechtvaardiging, daar zit de heiligmaking aan vast. En één van de facetten van de heiligmaking is het eens worden met Gods wil. Daar blijkt onder andere uit wat heiligmaking is. En zo wordt het ook geïllustreerd aan de hand van Rachab de hoer. Zo bedoelt Jacobus het ook: ziet gij dan nu dat de mens uit de werken gerechtvaardigd wordt? Namelijk die werken die onlosmakelijk verbonden zijn aan het geloof. Die voortvloeien uit het geloof dat door de liefde werkt. Dat het dus nooit alleen uit het geloof kan in dat opzicht. Dat het een geloof zou zijn in een soort vacuümverpakking. Ik bedoel er dit mee: dat is clean, dat is koud, dat is levenloos, dat werkt niet, dat doet niets. Een dood geloof zegt Jacobus. Daar zijn we niet eens door rechtvaardig voor God. Want daar gaat het om een waar geloof en een waar geloof is een levend geloof. Dat is eigenlijk een soort hoofdlijn allereerst voordat we nog op enkele details met elkaar ingaan. Maar als dat maar helder is. De plaats van de goede werken is er één die thuishoort in het leven van de heiligmaking. Terwijl ze bij de rechtvaardigmaking niet mee kunnen tellen, zelfs niet de allerbeste zegt Zondag 24.
Als u daar ergens nog een beetje hoop op koestert dan wordt u dat ook ontnomen. Omdat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn. Wat is uw beste werk? Neem dat eens in gedachten. Waar was u nou het meest van overtuigd? Dat dat iets was waar de Heere blij mee kon zijn, dat de Heere kon behagen? Een keer innig gebeden, hartelijk gezongen? En noemt u al die geestelijke aktiviteiten maar op want ik denk dat u dan vooral aan de geestelijke aktiviteiten denkt. En toch, van dat gebed van u, dat innige gebed, waarin overgave was, daarvan zegt de Catechismus, daarvan zegt Gods Woord: dat is niet een gebed dat 100% beantwoordt aan wat de Heere waard is. En waarom niet? Als u nu eens eerlijk nagaat: toen u zo innig gebeden had en u stond op, waar was u toen blij mee? Gebeurt u dat nooit, dat u dan blij bent met uw innige gebed? En daat gaat het alweer. Dan ben ik blij met m'n gebed en dan zit ik er dus zelf weer helemaal tussen. In plaats dat dat gebed totaal gericht was op God en Zijn eer. Is dat herkenbaar? Zo akelig heeft de zonde zich diep ingevreten, zelfs daar waar ik met de heiligste dingen bezig ben. Ik vind het hier niet de plaats om een boekje open te doen over de preekstoel maar daar kan het net zo goed op allerlei momenten mis gaan. Zelfs al zou u een preek tot de allerbeste werken willen rekenen. Ook daar geldt: vergeef mij mijn preekzonden en past u dat maar toe op uw eigen leven. De beste werken onvolkomen en met zonden bevlekt. En daarom heeft de Heilige Geest daar ook een heel werk aan om ons te verlossen van onze eigen gerechtigheid. Want wij willen juist wel die goede werken graag een beetje onderbrengen bij de rechtvaardigmaking. En daar heeft de Heilige Geest een hele klus aan. Zwaar werk, om te erkennen (dat is ook één van de verwijsteksten die er onder staat) en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Dat kleed dat niet om aan te zien is, waar de gaten allang in gevallen zijn en de rafels bijhangen. Daar kun je voor God niet mee verschijnen.
Wij zijn anti-rooms, anti-goede werken en ik denk ook dat daar één van de oorzaken ligt dat wij soms zo moeilijk met goede werken om kunnen gaan. Dat anti richt zich dan op het feit dat een mens geen goede werken moet doen, maar ondertussen. Hebt u die monnik nog nooit aan het werk gezien in uw hart. Kijk daar gaat het het om als de Heilige Geest ons daarvan gaat overtuigen. Dan worden we ook verlost van de eigen gerechtigheid naast het feit dat we verlost dienen te worden van de ongerechtigheid. Dat is dus de ene kant.

Waar in Zondag 24 verder de nadruk op valt is: die goede werken en die leer die dan afgewezen wordt ten aanzien van de rechtvaardiging door het geloof, maakt die dan niet zorgeloze en goddeloze mensen? Ja, in zekere zin wel. Dan moet u niet gelijk protesteren en zeggen: in de Catechismus staat nee. Daar staat nee met wat er achter. Maar het kan heel best zijn dat deze leer goddeloze en zorgeloze mensen maakt. Namelijk, daar waar alleen een dood geloof is. Waar wel klinkt: ik geloof en ik geloof dat ik rechtvaardig ben omdat ik geloof. Maar juist omdat ik een kind van God ben zijn toch al mijn zonden vergeven. En wie zondigen durft in de wetenschap: al m'n zonden zijn toch al vergeven, wat is dat erg! Dan profiteert u op een verschrikkelijke manier van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze om niet. Dan hebt u heel eenvoudig nog niets begrepen van wat genade is als u dát kunt doen. En dat geldt niet alleen als we een dood geloof hebben. Ook in het leven van Gods kinderen, voor zover ze vlees zijn en blijven, ben ik er van overtuigd dat als ze eerlijk met zichzelf omgaan, er helaas nog van die momenten kunnen zijn, dat ze dat in hun leven erkennen, dat ze zorgeloos geworden zijn. En dat nog niet altijd bewust, een soort bewust theoretisch besef van: ik ben toch rechtvaardig voor God, dus ik kan wel een beetje dit doen of een beetje dat doen. Maar misschien juist dat afzakkende, dat zorgeloze, dat slappe, dat al te toegeeflijke en al dat soort uitdrukkingen, die ik dan moet gaan gebruiken.
Zit dat in de leer? Nee, dat zit niet in de leer, dat zit hem in mijn hart. En daar wil Zondag 24 ons van overtuigen en daar wil Jacobus ons van overtuigen vanmiddag. Dat we dus inderdaad zonder goede werken de hemel niet binnen kunnen. Maar dan zijn het die goede werken die volgen op het geloof en ook die volgorde. Dus niet eerst goede werken doen en dan komt het geloof wel een keer, dat is remonstrants. U mag het noemen zoals u het noemen wilt. Is hier iemand vanmiddag die aan het proberen is om z'n geloof te verdienen? Om zich aannemelijk te maken bij de Heere op deze manier? U wilt eerst ernstiger worden, u wilt eerst nog meer bidden? En dan zal de Heere komen? Opnieuw bewijst dat, dat u nog precies de dingen omkeert. U wilt eerst heilig zijn en dan door God rechtvaardig verklaard worden. Maar dat zal u nooit lukken. Daarom: zie dat u als een goddeloze gerechtvaardigd wordt, maar niet een goddeloze blijft.
En dat is onmogelijk zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is. Want dan komen er vanzelf vruchten. Dat zijn die vruchten waarover Jacobus het heeft, de werken en in dat opzicht is het natuurlijk niet zo'n mooi woord, de werken, Want wat is nou het werk dat een appelboom doet of wat die appel aan die appelboom doet? Heeft die zichzelf er uit gewerkt? Als we denken aan de gelijkenis van de wijnstok en de ranken, wat is dan de aktiviteit van de ranken? Hebben ze gewerkt om zo vrucht te kunnen dragen? Zeker ze waren daar helemaal bij ingeschakeld maar het geheim ervan is het levenssap uit de wortel, uit de wijnstok. Vanuit Christus leren we goede werken doen. Maar dan ook alleen vanuit Hem, door de verbinding aan Hem. Want het geloof was toch de band aan Christus? Zo worden we rechtvaardig voor God maar ook zo krijgen we een heilig leven en zo blijft het geloof dus echt niet alleen. En zo bedoelde Jacobus dus de tekst van vanmiddag: Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleen uit het geloof?
Als u zegt: ja, dat klinkt wel erg gemakkelijk allemaal: het is onmogelijk dat zo wie Christus door een waar geloof ingeplant is niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid. Nou, wat hebt u daar voor bezwaar tegen? Wat roept dat dan op in uw leven waardoor u zegt: ja, maar zo makkelijk gaat dat toch niet? Waarom zegt u dat? Begijpt u dan wel goed, dat het vruchten zijn? En dat het dus helemaal niets met werken te maken heeft in de slaafse betekenis van het woord? Kijk en om vrucht te dragen moet u vooral veel bij Hem zijn Die de Wijnstok is, door Wie we met het geloof verbonden worden. Daar hebt u het geheim van de goede werken. En is dat niet mooi gemeente, dan komen we (nadat bij de rechtvaardiging in Zondag 23 het hart als het ware van het evangelie zichtbaar wordt, Wie de Heere Jezus is) bij de heiligmaking en daar gaat het om precies Dezelfde. Want dan komt niet de gelovige in het middelpunt te staan met z'n staat van dienst. Maar dan staat ook daar Christus met Zijn staat van dienst centraal. Als u alleen bijvoorbeeld denkt aan die prachtige tekst uit Efeze 2: dat van Christus gezegd wordt nadat ze verlost zijn uit genade en dat niet uit u, het is Gods gave. Die tekst die kent u. En als het dan gaat om een heilig leven, een leven in de vreze Gods, wat staat er dan? Paulus die mag zeggen: want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus, tot goede werken (met de bedoeling om goede werken te doen).
Heel kort die gedachte: we zijn herschapen om goede werken te doen. En die goede werken, die liggen al klaar: welke God voorbereid heeft opdat wij in dezelve zouden wandelen. Ziet u wel dat daar niet zozeer de nadruk ligt op de inspanning als inderdaad op dat dragen. Dat de Heere Jezus Christus niet alleen maar gegeven is tot rechtvaardiging maar evenzeer tot heiliging. En als ik dan terugkom op wat ik in het begin genoemd heb: die man of die vrouw die dan zo in zit over het feit: is de Heere nu wel in mijn leven begonnen? Want er is zoveel onvruchtbaarheid in m'n leven en er is zoveel zonde nog in mijn leven. Ik hoop dat u gezien hebt dat dat uiteindelijk niets zegt over of u rechtvaardig bent voor God. Ik zeg niet dat daar niet bepaalde aanwijzingen kunnen zitten, dat er een bepaalde zonde aan de hand gehouden kan worden, dat weet ik allemaal niet, maar al zodanig klopt die redenering niet. En als u wel klaagt over zoveel onvruchtbaarheid, wat moet u dan doen? Dan moet u bij diezelfde Zaligmaker zijn, die goddelozen vrijspreekt van schuld en straf. Want diezelfde Zaligmaker is ook het geheim van een waarachtig christelijk leven. En dan moet u ook veel bij het kruis van die Zaligmaker zijn want juist met het zicht op het kruis wordt zonde doen ontzaglijk zwaar. En als we dan iets gaan zien van wat Hij voor mij deed, zou dan het hart ook niet gaande gemaakt worden om uit wederliefde ook Hem te gaan dienen in kinderlijke liefde, om die te doen uit dankbaarheid?
En weet u wat dan zo mooi is? Dat de Schrift ons ook laat zien: kijk Jacobus noemt het van Abraham, hij noemt het van Rachab. Maar als je nu Abraham zelf gevraagd had en als je het Rachab nu zelf gevraagd had, hadden ze dan toch weer een heel lijstje opgenoemd? Dankt u dan eens aan Mattheus 25. Als de Zaligmaker het zegt: Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij gevoed; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben naakt geweest en gij hebt Mij gekleed. Wat zeggen ze dan? Ja, Heere, dat weet ik nog precies, dat was toen en toen. En toen heb ik dat gedaan, ja dat klopt. En dan staan ze ondertussen met hun hand klaar, welke beloning krijgen we ervoor? Helemaal niet! Ze weten zelf niet eens wanneer ze het gedaan hebben: wanneer hebben we U naakt gezien, wanneer hebben we U hongerig gezien, wanneer hebben we U dan bezocht? Kijk, daar hebt u dat mooie van de heiligmaking van de goede werken uit Christus. Dan hou je er geen lijstjes met goede werken op na en dan is maar goed ook. Vindt u dat dan ook niet moeilijk om uit de heiligmaking als zodanig op te maken hoe uw staat is voor God? Natuurlijk is het waar (dat komt later nog wel aan de orde in de Catechismus) dat als de heiligmaking ontbreekt, er ook wel reden is om een vraagteken te zetten achter alles. Maar nu dit accent: u hoeft echt geen lijstje bij te gaan houden. Terwijl juist die anderen, die het nalieten, op die omgekeerde gedachte kwamen: Heere, wanneer hebben we U dan hongerig gezien? 't Is me nooit opgevallen, was het me maar opgevallen, dan had ik het wel gedaan. Kijk, daar heb je dat plichtmatige, dan hadden ze het alleen gedaan omdat het nu eenmaal moest.
Gemeente, hoe zitten we hier vanmiddag in de kerk? Als we zo heel kort even nadenken over een hoofdlijn uit Zondag 24, over die goede werken. Zit u hier als een man of een vrouw, als een jongere met goede werken? U zegt: dat vind ik een onmogelijke vraag. Nou, dat is het ook en toch vraag ik het daarom. Want ik hoop eigenlijk dat hier niemand zit die kan zeggen: ja hoor,ik zou hem zo kunnen laten zien. Laat ik het nog anders vragen: hebt u d'r zin in om zo te leven dat God in uw leven geëerd wordt? En dat de naaste daardoor gewonnen mag worden? Dan laat het voor uzelf nog goede vrucht na. Kijk, om het nog weer eens een keer anders te zeggen: psalm 119, is dat nu echt waar in uw leven: Uw liefdedienst, die heeft mij nog nooit verdroten? Daar hebt u zo'n man aan het woord, die een lust heeft in 's Heeren wetten om daarin te wandelen naar al Gods geboden, want daar hebt u de norm voor de goede werken. Maar dan is daar dat kinderlijke hart dat zich wil uitleven in die vraag: Heere wat wil u dat ik doen zal? Dan is hij verlost van de zonden, van de macht, van de heerschappij van de zonde. Al is er nog zoveel zonde in z'n leven. Maar dan zegt Hij het ook van harte mee met die andere psalm die we zongen: Ik ben Uw knecht. En is dat niet de gestalte van allen die door de goede werken ook zalig worden? Want zonder heiligmaking zal niemand de Heere zien. Dat we als dienstknechten en dienstmaagden van de Heere Jezus Christus (slaven, maar dan in die prachtige betekenis die het Nieuwe Testament er aan geeft) Hem mogen dienen zonder vrees.
We gaan afronden gemeente. Door het geloof alleen rechtvaardig voor God maar dat geloof is nooit alleen. Zie gij nu wel dat de mens niet alleen door het geloof gerechtvaardigd wordt maar ook uit de werken? En als uw geloof een dood geloof is, dan is dringend bekering nodig tot de levende God. Want dan mist u nog de innerlijke verbinding met de Zaligmaker Jezus Christus. Of dat u nou een heel optimistische kijk hebt op uw leven of een heel pessimistische, kijk dat doet er in wezen niet toe. Maar dat geloof is dood. En als er hier zijn die met hun rapport niet thuis durven komen, weet dan dat de Zaligmaker ten aanzien van de heiligmaking niet eens meer de tienen op uw rapport verwacht. Die heeft Hij er Zelf al lang op gezet. Met eerbied gesproken: de Heere heeft er een genoegen in als Hij Zijn kinderen ook in heiligheid ziet wandelen. En als u nou weet dat u Hem een genoegen er mee doet, zou u er dan geen zin in hebben om zo deze God te dienen?

AMEN