Home
Kerkgeschiedenis
Preken
Diversen
Links
Contact

GOD'S OMWEG

Ds. J.P. Boiten, Sliedrecht

Psalm 147: 1 en 6
De Wet
Psalm 103: 4
Exodus 13: 17 - 22
Psalm 25: 2, 4 en 6
Psalm 73: 12
Psalm 121: 3 en 4

Tekst: Exodus 13: 18a. "Maar God leidde het volk om."

Gemeente,

Gods weg is altijd de beste weg! Dat klinkt goed, nietwaar? We zijn het er vast wel mee eens. Dit is immers volkomen bijbels. We zouden het niet anders willen zeggen. De Heere is recht in al Zijn weg en werk.
Maar kunnen we dat ook belijden van onze persoonlijke levensweg? Zijn we het er in de praktijk van ons eigen leven mee eens dat Gods weg de beste weg is? Mogen we het in alle omstandigheden getuigen: Zijn goedheid kent noch paal noch perk?
Als we het moeten meemaken, dat Gods wegen anders zijn dan onze wegen, gaan we nogal eens murmureren. We begrijpen Gods leiding niet en we worden opstandig. Soms kan het zover komen dat we met gebalde vuisten naar de hemel staan: waarom moet mij dit gebeuren? Kan God het niet anders leiden?
Zijn er niet veel situaties, ook in het leven van Gods kinderen, waarin we vraagtekens plaatsen bij Gods weg? Ziekte, werkeloosheid en verdriet. En zijn er niet omstandigheden in uw leven waardoor u verzucht: mijn weg is voor de Heere verborgen?
Nu kunnen we allerlei dingen naar voren brengen, die als pijnstillers functioneren. Bepaalde teksten uit Gods Woord zouden we kunnen citeren, maar daarmee worden we nog niet altijd bemoedigd in benauwde tijden! Vandaag mogen we uit Gods Woord horen dat de Heere wel eens een omweg maakt om Zijn doel te bereiken. Dat is tot bemoediging.
Om te bekennen dat Gods weg de beste weg is, hebben we genade nodig. De Heere moet ons eenswillend maken met Zijn weg. Hij heeft de liefde en de overtuigingskracht om ons in te winnen voor de weg van de zaligheid. Door veel geloofsoefeningen heen komen we er dan achter, dat inderdaad Gods weg de enig juiste is. En als Gods kind eens mag terugzien, zal hij het beamen: de paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid, voor degenen die Zijn verbond bewaren. Daaronder vallen ook de omwegen, die onderdeel uitmaken van Gods weg naar de grote toekomst, het land der belofte.
Het thema van de preek is:

GOD'S OMWEG.

1. De reden voor die omweg.
2. Gods leiding op die omweg.
3. De lessen tijdens die omweg.

1. De reden voor die omweg.
De Heere heeft grote dingen aan Israël gedaan. Hij heeft het volk uit Egypte geleid. Een dramatische gebeurtenis. Na vele plagen en oordelen was de farao eindelijk bereid om het volk te laten gaan. Hij was tot de belijdenis gekomen: ik heb gezondigd tegen de Heere uw God. Dit was niet zozeer een zaak van zijn hart, maar van pure berekening. Onder grote druk van de moeilijke omstandigheden heeft farao dit erkend. En pas na de tiende plaag sprak farao tot Mozes en Aäron: "trekt uit het midden van mijn volk." Hij gaf die toestemming toen de Heere al de eerstgeborenen van Egypte sloeg. In heel Egypte was rouw; er was geen huis waarin geen dode was. Zo is het uiteindelijk gebeurd, dat farao het volk liet trekken. Een bijzonder moment in de heilsgeschiedenis.
Is dat wonder van verlossing ook in ons leven gebeurd? Zijn we uit de dienst van de wereld en de zonde getrokken? De mens van nature staat onder de heerschappij van de duivel. We hebben onszelf in die slavernij gebracht. Met ons Adamsbestaan dienen we de zonde. God moet ingrijpen met Zijn genade. U zult toch niet in uw zonden blijven en in Egypte, in de duisternis, sterven? Het wonder van de uittocht is de boodschap van redding voor een schuldig volk. God is machtig en bereid om u te verlossen van zonde en ellende! U vraagt, hoe dat moet en hoe dat kan? Niet door eigen werk of zelfverlossing, maar door het bloed van het Lam.
Hoe werd Israël bevrijd? Aan hun deurposten moest het bloed van een lam gesmeerd worden. In het vertrouwen op dat bloed vonden ze verlossing. Schuilen wij achter het bloed van Christus? Hij is het Lam Gods dat de zonden der wereld weg draagt. Hij heeft de straf op onze overtredingen gedragen. Zijn bloed spreekt de zondaar vrij. Vlucht tot Hem met uw zonden. Hij verbreekt uw banden. Hij reinigt van uw schuld. Ik ben het niet waard; ik verdien het niet! Het verslagen zondaarshart mag met verwondering vrijspraak ontvangen. Zalig hij die verzoening mag vinden in het volbrachte werk van Christus. De bevrijdende genade van de Heere plaatst ons in de vrijheid van Christus. Als we verlost zijn uit het diensthuis van de zonde, worden we geleid op de pelgrimstocht door dit leven met al z'n moeiten.

De Heere had beloofd, dat Hij Zijn volk, nadat Hij ze uit Egypte had geleid, naar Kanaän zou brengen. Maar om daar te komen, leidt God hen langs een omweg. De korste weg loopt dwars door het land van de Filistijnen. Het is de karavaanweg, die rechtstreeks naar Gaza leidt. Deze weg langs de Middellandse Zee werd bijvoorbeeld gebruikt door de farao's op hun expedities naar het noorden. Maar deze weg neemt de Heer nu niet. Hadden ze deze weg genomen, dan zou Israël met een paar weken op de plaats van hun bestemming zijn gekomen. Maar God leidt ze bewust niet op die weg. Dezelfde God Die hen uit Egypte bevrijdt, blijft met Zijn machtige hand bij Israël. Hij laat het verloste volk nu niet aan zichzelf over. Zodat ze naar eigen inzicht zouden kunnen handelen. Of dat ze eigen gekozen wegen kunnen gaan. Het bevrijde volk staat onder Gods direkt bevel en toezicht. De omweg gaat niet buiten God om! De Heere doet geen half werk. Dit kan al tot troost zijn, te mogen weten dat Gods hand over ons is, ook in moeilijke wegen.

Dat de Heere een omweg kiest houdt verband met de uittocht uit Egypte. Want we lezen in vers 17: "het is geschied , toen farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet op de weg van het land der Filistijnen, hoewel die nader was." Het is dus niet in strijd met hun bevrijding uit Egypte. Het staat niet los van Gods verlossingsdaad. En dat is een belangrijk gegeven. Want wij denken zelf de weg te weten die in het verlengde van de verlossing ligt. En als we dan een heel andere weg moeten gaan, vragen we ons af, of dat wel met de verlossende genade samen kan gaan. Wij hebben immers onze eigen gedachten, zoals: als ik bekeerd word, zal ik een heel ander leven moeten kennen. Of: Wanneer de Heere mij uit de wereld trekt, zal ik Hem volkomen dienen. Want dat wonder van de verlossing uit mijn verloren staat geeft me altijd blijdschap. Als ik de Heere leer kennen, dan zal het altijd goed gaan. In het begin denken we dat Gods verlossing zo krachtig is, dat we geen zonde meer zullen hebben en dat we de strijd te boven zijn.
Maar we moeten van onze eigen gedachten afgebracht worden. Vergeving van zonden te hebben betekent niet dat je nooit meer zonde doet. Verlost zijn wil niet zeggen dat je niets meer hebt te vrezen van de boze.
Het hart kan nog verleid worden tot zonde; we staan nog open voor verzoekingen. En het inwonend verderf laat zich ook gelden. Als we mogen aankomen in het beloofde land, zal dat alleen te danken zijn aan Gods genade. En dat gebeurt niet in de weg die wij zouden willen, maar zoals God die goed voor ons acht.

Zo wordt Israël door God langs een omweg geleid. Waarom nemen ze niet de kortste weg? Ze hoeven die Filistijnen maar te verslaan en dan zijn ze thuis. Maar zo gemakkelijk zou dat niet gaan. De Filistijnen waren een oorlogszuchtig volk. Ze zouden een te sterke vijand voor Israël zijn en hen de doortocht naar Kanaän beletten. Dat betekent een geweldige strijd. Als Israël nu in een oorlog met hen verwikkeld zou worden, zouden ze grote verliezen leiden. Het volk zou moedeloos worden.
Israël was wel uitgeleid uit het diensthuis, maar niet voorbereid op een oorlog. Ze waren nu wel een vrij volk, maar deze strijd konden ze nog niet aan. Het zou nog eeuwen duren voordat de Filistijnen onder David vernietigend werden verslagen. Wanneer ze nu met deze machtige vijand werden geconfronteerd, zouden ze in hun bestaan worden bedreigd. Wat moesten ze beginnen tegen de strijdwagens van de Filistijnen? Die vijand was veel beter toegerust tot een oorlog. Het zou een zeer ongelijke strijd worden. Israël zou de moed geheel laten zakken. Het zou zo'n negatieve invloed op hun moreel hebben, dat ze hun uittocht zouden betreuren. Dan zou die verlossing niet erkend worden als een daad van de Heere hun ten goede.
Dan zouden ze naar Egypte terug willen keren. Dat zou een grote verzoeking zijn, om terug te gaan naar dat land, waar ze het nog redelijk goed hadden gehad. Voor deze verzoeking wil de Heere hen bewaren.

Nu zouden we kunnen zeggen: Als de Heere zo machtig is om ze uit Egypte te verlossen, dan kan Hij ze toch ook redden uit de hand van de Filistijnen? De Heere is toch sterker dan al de vijanden? Dat is op zichzelf waar, maar toch horen we de Heere Zelf wat anders zeggen: "Dat het het volk niet rouwe, als zij de strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte." De Heere weet dat dit volk zwak van moed en klein van krachten is. Hij wil niet dat de strijd te zwaar voor hen wordt. De omweg is dus een teken van Zijn zorg!
Bovendien is Zijn verlossend handelen nooit te voorspellen. De Heere werkt niet volgens een systeem. Het gaan op de geloofsweg verloopt niet volgens een aantal waarheden. Allen die van het geloven een optelsom maken, lopen vast met de omwegen die de Heere gaat. Als Gods weg voorspelbaar zou zijn, was er in het geloven geen verwondering meer!
Was de verlossing van Israël uit Egypte niet een wonder van vrije genade? Dat gaat de Heere bevestigen op de verdere weg. Evenzeer is de weg naar Kanaän een weg van wonderen. De Heere kiest Zijn eigen weg. Hij handelt als de soevereine Koning met Zijn volk. Dat vraagt afhankelijkheid van de Heere. Een leven van Zijn genade alleen. En telkens op Gods weg mag je het gaan beleven: Hij doet wonderen, Hij alleen!

Als de Heere ons via omwegen leidt, zijn daarvoor dus belangrijke redenen. Israël mocht niet toegeven aan de verzoeking om naar Egypte terug te gaan. Dat zou hen zeer slecht bekomen. Het zou in strijd zijn met Gods bedoeling om dit volk tot Zijn eigendom te maken. In het leven van Gods verloste volk moet Hij verheerlijkt worden. Als ze aankomen in het beloofde land is dat geenszins te danken aan hun eigen verdienste.
Verstaan we die reden ook in onze eigen omstandigheden? De Heere heeft getrokken uit de duisternis en gebracht tot Zijn wonderbaar licht. Zijn zondaarsliefde verbreekt ons hart. Waar Gods liefde in het leven mag zijn, komt er wederliefde. De Heilige Geest werkt een heimwee naar de Heere.
Uitgeleid uit Egypte, zouden we het liefst direkt in Kanaän aankomen. Als de genade in het zondaarshart heerst, zou Gods kind het liefst langs de korste weg naar huis willen. Maar er moet plaats gemaakt worden voor het leven door het geloof want uit mezelf heb ik niets.

En als er dan omwegen in ons leven komen, verstaan we zomaar niet de wijze bedoeling van de Heere. We krijgen met tegenslag te maken; die langdurige ziekte bijvoorbeeld. Hoe plaats ik dat in het licht van Gods belofte dat Hij alle kwaad van ons wil weren?
We raken buiten het arbeidsproces. U bent niet meer in de gelegenheid uw werk te doen. Het valt niet mee om uitgeschakeld te zijn. Of we moeten afscheid nemen van iemand die ons dierbaar was. Hoe verwerk je dan de lege plaats?
Er kunnen omwegen zijn van ziekte, tegenspoed en verdriet. Schijnbaar werkt de Heere tegen Zijn eigen beloften in. Dan is het voor ons nog verborgen dat in de omweg zoveel zegen ligt. We verstaan niet hoe nodig en nuttig het is voor ons geestelijk leven.

Dan fluistert de boze ons in: kun je niet beter terug gaan? Voordat u zich bekeerde, ging het veel beter in uw leven. In het geloofsleven is er veel strijd. Zonder geloven en bidden heb je daar geen last van. Wat helpt bidden en vertrouwen? Zou ik het maar niet opgeven?
Kende Asaf niet dezelfde verzoeking? In Psalm 73 spreekt hij er van dat de goddelozen voorspoed hebben, maar dat hij zelf dagelijks de strijd ervaart.
Ook Paulus spreekt van verdrukking. Van buiten strijd en van binnen vrees. De strijd kan zo zwaar zijn, dat je vreest nog om te moeten komen in de hand van de vijand.
De moedeloosheid kan je bezetten, zodat je denkt: was ik maar gebleven waar ik was.
Dat is echter onmogelijk. De brug is opgehaald en je kunt niet terug. De Heere wil verder leiden op Zijn weg, maar dat gaat dikwijls langs een omweg! De reden daarvoor is soms voor ons verborgen. U zult het na dezen verstaan. De Heere heeft er Zijn heilige redenen voor.
De Heere kiest Zijn eigen weg. Zijn verloste volk moet geleid worden in de weg waarin de Heere aan Zijn eer komt; en wat het meest is tot heil van het volk zelf. Israël moet de woestijn in. De weg door de woestijn zal zijn tot loutering. Maar ze hoeven niet alleen die weg te gaan.

2. Gods leiding op die omweg.
Dachten de Israëlieten rechtstreeks van Egypte naar Kanaän te kunnen gaan, de Heere leidt ze een heel andere kant op. Hij leidt ze verder van Kanaän af dan er naar toe. Dat hadden ze zich anders voorgesteld! Kunt u daar goed inkomen? Toen de Heere overkwam met Zijn liefde in uw hart, dacht u dat nu alles anders zou worden! Maar dat viel tegen. Hoe rijk Zijn genade toen ook was, nu lijkt de Heere soms zo ver weg te zijn!
Dat heerlijke moment waarin u uw zonden mocht belijden en de vergevende genade van de Heere zo duidelijk kreeg te ervaren, zult u niet vergeten. Toen leefde het in uw hart: o Heere wat bent u goed, nu zal ik nooit meer tegen U zondigen! Maar in de praktijk kwam u er wel achter, dat u nooit zonder zonde bent. Ik ga meer achteruit dan vooruit!
In het uur van uw openbare belijdenis, was er de vaste overtuiging in uw hart: wij zullen de Heere dienen! Maar wat is er van terecht gekomen? In het dienen van de Heere kom ik alles tekort.
Op allerlei manieren maken we mee dat we via een omweg moeten. Het leven in de vreze des Heeren kent veel moeiten en bestrijdingen. In de kerk doe je teleurstellingen op. In de beleving van Gods heil ervaar je heel andere dingen dan je zou verwachten. Je maakt dingen mee, waarbij je je afvraagt: hoe kan dat nu gebeuren? Hoort dit bij de weg waarin de Heere me leidt? Hoe kan dat bestaan met de belofte van de Heere? Hij wil toch als een liefhebbend Vader zorgen?
De Heere leidt Zijn volk vaak op een andere weg dan ze zelf hadden gedacht. Ze gaan over wegen en langs paden die zij daarvöör niet kenden. Veel wederwaardigheden zijn des vromen lot!
Of gaat het in uw geloofsleven steeds zoals u zelf had gedacht? Dan mag u zich wel eens onderzoeken, of u op de goede weg bent! Is de Heere met u begonnen of is het allemaal uw eigen werk? Laat het gebed er voor Gods aangezicht mogen zijn: "Beproef mij en zie of er bij mij een schadelijke weg is, en leidt mij op de eeuwige weg!" We kunnen Gods weg nooit berekenen. We moeten de strijd in. God spaart het vlees niet, God leidt via een andere weg dan wij denken.

Op die omweg geeft de Heere echter Zijn bijzondere leiding. We lezen: "De Heere trok voor hun aangezicht." God gaat Zelf voorop. Wat een wonder! Hoe doet Hij dat?
De Heere gaat het volk door de woestijn voor, in de wolk- en vuurkolom. Met de wolkkolom leidt Hij hen overdag op de weg die ze moeten gaan. In de vuurkolom geeft Hij 's nachts het licht. Zo kan het volk dag en nacht voortgaan. Ze zijn geen moment alleen op de weg door de woestijn. De Heere is hen nabij en geeft hen leiding. Ze krijgen God Zelf als hun Leidsman! Ze hoeven alleen maar op die wolk te letten.
In de woestijn waren niet veel wolken. In de hitte zouden ze snel verdampen. Maar deze wolkkolom blijft altijd. Jongens en meisjes, als je naar de hemel kijkt, kun je heel wat wolken zien. Die wolken veranderen vaak, soms van het ene op het andere moment. Allerlei vormen kun je dan onderscheiden. Maar deze wolkkolom blijft bij Israël en verandert niet. Wat zou dat betekenen? De Heere blijft Dezelfde. Hij geeft getrouw Zijn leiding. Is dat niet een gelukkig volk? Is dat niet zalig, als je je levensweg mag gaan met de Heere als gids?

Nu komt het er voor ons op aan, op Gods leiding te letten. Dat we de pelgrimsreis mogen maken onder Gods wolk. Dat is soms een eenzame weg. Dan ziet de gelovige geen doortocht meer. Er is geen zicht op het beloofde land. De verzuchting wordt geboren: zouden Gods beloftenissen altoos hun vervulling missen? Voor mijn gevoel ben ik er nu veel verder bij vandaan dan eerst. Soms kan ik nergens meer bij en heb ik geen houvast meer aan Gods Woord. Had ik maar dat tere nabije leven in de omgang met de Heere! Is het zo met u gesteld? Dan hebt u juist die leiding van de Heere nodig. Vraagt u maar aan de Heere: "Och wierd ik derwaarts weer geleid!"

De Heere leidt ze over vijandig gebied, in plaats van direkt over de grens te gaan. Hij brengt Zijn volk veilig door het water van de Schelfzee heen. Dat was voor Israël een nieuwe weg! Een rijke genade, waarin de verlossing door de onmogelijkheid heen hun deel wordt. Maar er komt een tweede genade bij. God leidt Zijn volk naar de berg Horeb. Daar openbaart Hij Zijn majesteit en kondigt Hij Zijn wet af. Door Zijn leiding leert het volk God kennen in Zijn macht en recht, maar ook in Zijn liefde en genade.

Hoe kan die heilige God zo met Zijn volk optrekken? Ze maken zich vaak schuldig aan murmureren; ze zijn niet dankbaar voor hun bevrijding uit Egypte; ze willen eigen wegen gaan.
De Heere geeft opdracht om de tabernakel op te richten. Ze krijgen instrukties voor het brengen van offers en het dienen door de priesters. Dat is onderdeel van het verbond dat de Heere sluit met Zijn volk. Ze worden Zijn eigendom. Als de tabernakel wordt opgericht, bedekt de wolk de tabernakel. De Heere woont boven het binnenste heiligdom. Daarin staat de ark met het verzoendeksel. Dit ziet op het offer van Christus. Dat is het enige fundament. Alleen door de kruisverdiensten van Christus, kan God nog met ons zijn.
Zijn wij aangewezen op die genade? Zoeken we de vergeving van onze zonden bij de Heere? Bidden we om hulp en zegen op heel onze levensweg, om Christus' wil? Door Gods leiding worden we gewezen op de vaste grond van het behoud. Dan komen we met smeking en geween, dagelijks vragend om ontferming. We hebben Gods leiding nodig om de Heere Jezus te kennen als onze Zaligmaker, in Zijn sterven en in Zijn opstanding. Voor Gods eigen Zoon liep de weg uit op de kruisdood. Jezus volgde gehoorzaam. Hij heeft Zichzelf opgeofferd om in onze plaats de straf te dragen en de toorn van God te stillen. Dan kan mijn levensweg niet zo diep gaan, of de Heere gaat mee! In Christus is de Heere de getrouwe Leidsman, Die altijd veilig leidt! Hij brengt een afgedwaalde terug in het rechte spoor. Hij grijpt de moede pelgrim bij de hand. Hij geeft moed en kracht om door te gaan. En we bidden: Leidt mij in Uw waarheid; wijst U mij de weg die ik gaan moet.

In onze kortzichtigheid denken we soms dat de Heere Zich vergist. Wij zijn soms zo dwaas dat we tegen de Heere willen zeggen: zo gaat het verkeerd. Petrus keerde zich tegen de Heere Jezus toen Hij sprak over de lijdensweg. Wij willen geen kruis! We ergeren ons eraan.
Maar Gods leiding via de omweg is de weg naar het kruis. Om onze eigen wil te doden en in het afsterven aan onszelf, het leven buiten onszelf te zoeken in Jezus Christus. Dan vind ik in Zijn dood mijn leven; in Zijn offer mijn zaligheid. Dan mag de vrucht van Jezus' volbrachte werk gesmaakt worden in de lieflijke leiding van de Heere.

De stammen van het volk Israël waren tijdens de woestijnreis gelegerd rondom de tabernakel. Ieder was gericht op de Heere en Zijn leiding. De dienst der verzoening stond in het middelpunt. Zijn wij zo gericht op de Heere?
Tijdens de woestijnreis moeten we de plaats leren innemen die de Heere ons wijst. Dat we afhankelijk worden van Zijn leiding. Waar zijn we gelegerd? Wat beheerst ons leven? Knielen we voor de Heere en vragen we Zijn wil te mogen doen? Van stap tot stap achter Hem aan!

Toen de Heere Jezus naar de hemel voer, zagen de discipelen Hem, totdat er een wolk tussen kwam. Maar ze wisten: onze Heiland is daarboven als de Hogepriester, Die aan ons denkt. Met zegenende handen is Christus opgevaren!
Mogen we leven onder die wolk? De Heere Jezus is de verhoogde Zaligmaker. Hij leidt als de verheerlijkte Koning de Zijnen. Onder die wolk is het goed wonen. Zijn hulp en leiding mag blijken. De Heere draagt ze, zoals een man zijn kind draagt. Op heel de weg houdt Hij ze vast. Al moet ik dan mijn man naar het verpleeghuis brengen, al gaan onze kinderen nu op een verkeerde weg, al heb ik groot verdriet vanwege die lege plaats, toch is de Heere met mij.
De Heere maakt het waar: "Ik zal u niet begeven noch verlaten." In Zijn leiding is de Heere getrouw, Hij laat ze niet los, zodat ze zeker het doel zullen bereiken.

Het kan ons in de vakantietijd gebeuren, dat we de weg kwijtraken. Als we in een onbekend gebied zijn, kunnen we gemakkelijk verdwalen. Ook al zijn er wegwijzers, toch kunnen we een verkeerde weg inslaan. Maar deze geleide van de Heere is meer dan een wegwijzer. Hij gaat Zelf steeds mee. Het is onmogelijk onder deze wolk te verdwalen. Nooit laat de Heere toe dat ze een verkeerde weg inslaan waarin ze verdwalen en zouden omkomen. Hoe veilig is het leven onder en achter de wolkkolom! Heel het volksleven in de woestijn staat onder geleide van de Heere.
Laten we dan niet klagen over Gods levensleiding. Die is altijd goed, al lijkt het voor ons ook verkeerd te gaan. Maar laten we in geloof op de Heere wachten. Steeds letten op de wolkkolom, waar die zich legert. Dat moet het volk Israël doen in de woestijn. Als de wolk stil houdt, legert het volk zich. Blijft de wolk gedurende vele dagen boven de tabernakel, dan reizen ze niet verder. De ogen houdt mijn stil gemoed, opwaarts om op God te letten!
En weet u, wat dan een groot wonder wordt? Dat de Heere de wolk- en vuurkolom niet wegneemt! Want we hebben het soms verdiend, dat de Heere Zijn leiding niet meer zou geven. Wat moest er van ons terecht komen als de Heere ons aan onszelf zou overlaten? Maar zo groot is Zijn genade, dat Hij leiding blijft geven. Leer mij dan U te volgen, zonder vragen!

Misschien vragen jullie, jongeren, je af, hoe dat moet, de Heere volgen? Als ik nu maar een wolkkolom zag, dan zou het gemakkelijk zijn. Maar nu zie ik Gods leiding niet. Ik weet niet wat God met mijn leven van plan is. Hadden we maar zo'n zichtbaar teken van Gods leiding net als bij Israël! Toch zijn wij niet minder bevoorrecht. De Heere heeft ons immers Zijn Woord gegeven? Al hebben wij geen wolkkolom boven ons hoofd, we hebben wel het getuigenis van de Heere. En dat Woord wil een lamp zijn voor onze voet en een licht op mijn pad! Sla de Bijbel dan steeds open als je gids die je door het leven kan leiden.
De wolk- en vuurkolom was voor Israël in de woestijn het symbool van Gods tegenwoordigheid. Die aanwezigheid van de Heere is in de nieuwe bedeling niet minder. Hij maakt door Zijn Geest woning in de harten van Zijn volk. Die nabijheid van de Heere is rijk. De Geest van Christus wil in ons werken en spreken. Laat die Geest mij op mijn paden ten Leidsman strekken!

3. De lessen tijdens die omweg.
De omwegen door de woestijn zijn leerzaam. De Heere heeft Zijn eigen, heilige bedoelingen met de omwegen die Hij houdt met Zijn volk. Tijdens die wegen gaat Hij ze oefenen in het geestelijke leven.
Zo wil de Heere Zijn volk leren om op Hem te vertrouwen. De Heere blindelings en onvoorwaardelijk vertrouwen, is een hele les! We zien zo vaak op de omstandigheden. Dan is het om moedeloos van te worden. En als we letten op onszelf, hebben we geen kracht. Den hebben we niets te verwachten. Wat kunnen we soms zelfs de Heere wantrouwen!
Gods openbaring en leiding in de wolk en vuurkolom is echter vol beloften. Wentel uw weg op de Heere en vertrouw op Hem; Hij zal het maken. Werp al uw bekommernis op Mij want Ik zorg voor u. Die beloften vragen vertrouwen, en wel onvoorwaardelijke overgave. Door op die omweg te leiden, werkt de Heere dat vertrouwen. Dan krijgen we oog voor Gods wijsheid. Ik weet zelf immers niet welke weg goed voor mij is? Laat de Heere dan mijn weg besturen, het is wijsheid wat Hij doet! Zelf ben ik zwak, niet bestand tegen de vijand, en hoe kan ik staande blijven in de verzoekingen? Jezus sprak na Zijn opstanding: "Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde." Dat geeft vertrouwen op Zijn macht.
Hij is een God van volkomen zaligheid. Hij wil in dit tijdelijk leven en voor de eeuwigheid ons alles schenken wat we nodig hebben. Wekt dat geen vertrouwen op Zijn goedheid? De Heere doet alles medewerken ten goede, degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn, om Christus' wil. Hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten!

Tijdens die reis worden we geoefend in de geestelijke strijd. Bij de uittocht lezen we: "De kinderen Israëls nu togen bij vijven uit Egypteland." Dit betekent dat ze als een leger wegtrokken van het land waar ze 430 jaren hadden gewoond. Het woord dat vertaald is met "bij vijven", kan een leger van vijf afdelingen aanduiden. Een voor- en achterhoede, een middenformatie en twee flanken. Ze waren dus ten strijde toegerust. De Heere heeft ze als een legermacht geheiligd. Want buiten Egypte moeten ze beschermd worden. Indien nodig, moeten ze ook tot de aanval overgaan. Maar het is wel een strijd met een eigen karakter: in Gods kracht.
Dus wanneer de Heere ons uitleidt uit het leven van de zonde en ons in de vrijheid van Christus stelt, is de strijd niet voorbij. We hebben toerusting nodig om ons te verdedigen. We moeten ons wapenen tot de strijd. Hoe staat het met onze wapenuitrusting? Zijn onze wapens gereed om kleine aanvallen te doen?
De Heere leidt door de woestijn om te leren strijden. Zonder strijd geen overwinning! Daarom, doet aan de gehele wapenrusting Gods. Het christenleven is per definitie een strijdend leven. De verlossing is hier nog maar ten dele. In de wereld om ons heen is steeds minder plaats voor God en Zijn dienst. Het is een strijd tegen de geestelijke boosheden in de lucht.
Daarbij moeten we die strijd niet op een vleselijke wijze voeren. We hebben de roeping om het voorbeeld te geven. In woord en daad getuigen van de Heere.
We moeten leren weerstand te bieden in de boze dag. Zijn we strijdbaar en weerbaar in Gods kracht? Wie hier een strijdend leven leidt, mag uitzicht hebben op de overwinning.

Een andere les die in de omweg van de woestijn wordt geleerd, is de verering van God. Mozes en Aäron hadden uit naam van de Heere tot de farao gesproken, dat hij het volk Israël moest laten gaan. Het argument daarvoor was, dat het volk een feest voor de Heere moest houden in de woestijn.
In de verdrukking van de slavernij, had het volk haast geen gelegenheid voor het dienen van God. De Egyptische opzieners gunden het volk geen tijd. Ze eisten dat het volk van 's morgens vroeg tot 's avonds laat hard werkte. En na het harde werken waren ze te moe.
Vergaat het ons ook zo? Is er bij alle drukte van ons dagelijks leven nog tijd voor bezinning? Of hebben we 's morgens nauwelijks tijd om te eten en schiet het Bijbellezen er bij in? Kunnen we naar school en naar ons werk zonder eerst de Heere te hebben gezocht in het gebed? En na een lange dag van veel bezigheden, zijn we 's avonds te moe om ons nog te concentreren op een gedeelte uit Gods Woord. Dan leven en werken we in de praktijk toch eigenlijk zonder de Heere? Geven sommige moslims ons dan niet een beschamend voorbeeld, als zij op bepaalde tijd in gebed gaan? Moeten de joden die met regelmaat bidden en daar ook voor uit komen, ons dan niet aanklagen? We beseffen dat er bij hen ook sprake is van fanatisme en vormendienst. Maar dat neemt niet weg dat we ons de vraag moeten stellen: wat komt er bij ons in de praktijk terecht van het dienen en vereren van de Heere? Kan het zijn dat de Heere ons dan langs een omweg leidt, opdat we zouden leren Hem allereerst te zoeken?
Toen de Heere Mozes riep vanuit de brandende struik, had Hij toegezegd: "Wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, zult gijlieden God dienen op deze berg." Deze belofte lag er. Het volk Israël kon dus niet rechtstreeks naar Kanaän gaan, omdat deze belofte vervuld moest worden. Want bij die berg Horeb openbaart de Heere Zich als Verbondsgod en Wetgever. De Heere wil Zijn volk inwijden in het dienen van Hem, voordat ze in het beloofde land aankomen. Het volk zou bij het binnengaan de Heere moeten aanbidden.
Zonder tijden van bezinning komen we niet verder. Wanneer onze kennis van Gods Woord niet wordt verdiept, blijven we achter. Zonder geloofsoefening verachtert Gods kind in de genade.
Houden we persoonlijk stille tijd? Ik zal luisteren wat God zeggen zal, daar ik op Zijn inspraak wacht. Bespreken we met elkaar Gods Woord, om elkaar te stimuleren en op te scherpen? Hoe zullen we tot eer van Hem leven, als we niet steeds meer ingewijd worden in het kennen en dienen van de Heere? Zo wordt de woestijn een oord van toewijding, waar we leren om met heel ons hart, en met inspanning van alle krachten voor God te leven.

De Heere heeft Israël in de woestijn gelokt om Zijn verbond met hen op te richten. In die periode van elf maanden bij de Sinaï, leren ze veel van de geweldige openbaring van Gods majesteit en heerlijkheid. Die imponerende openbaring van God kan het volk niet verdragen. Ze roepen Mozes te hulp: spreekt u met ons en laat God met ons niet spreken, opdat wij niet sterven! We kunnen niet zonder tussenkomst van de Heere Jezus. Het dienen van die heilige en rechtvaardige God kan alleen door de Middelaarsarbeid van de Heere Jezus. Door die Middelaar mogen Gods kinderen altijd vrij tot God gaan. Op grond van Zijn verdiensten mag dat schuldig volk in zichzelf, het eigendom zijn van de Heere. Uit liefde tot God willen ze dan wandelen in Gods wegen. Dat is het nieuwe leven van aanbidding. Is dat onze vreugde? Gun door het geloof in Christus krachten, om Uw geboden te doen uit dankbaarheid! Zo worden we geoefend in de navolging van Christus.

Zalig die Hem kinderlijk mag volgen. De Heer geeft licht in de duisternis. Hij bereidt Elims in de woestijn. Ze gaan van kracht tot kracht steeds voort. Aan het einde mogen ze zeggen: het is goed voor mij, verdrukt te zijn geweest!
Stel u voor dat de Heere Zijn weerloos volk via de kortste weg had laten gaan. Dan waren ze zo in de handen van de vijand gelopen; de Egyptenaren waren dan niet omgekomen in de Schelfzee zodat die dreiging altijd bleef; dan hadden ze die heerlijke openbaring op de Sinaï gemist en waren ze onbekend gebleven met Gods genade voor zondaren!
Achteraf bezien is de omweg een rijke zegen, en mag beleden worden: "Uw weg is in de zee; Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend. Gij leidde Uw volk als een kudde, door de hand van Mozes en Aäron."

Gods weg is altijd de beste weg! Ja, dat is zeker waar. Maar het duurt soms lang en het gaat soms diep. Was het voor Mozes niet een lange weg, om 40 jaren herder van een kudde te zijn? Toch kwam hij zo tot zijn levensroeping om leider van het volk Israël te worden. Werd David niet in veel verdrukking in de woestijn gebracht als vluchteling? Maar dat was voor hem de weg naar de troon. Zijn Gods omwegen voor u zelf moeilijk? Dat is voor u de weg naar het hemelse Kanaän!

Dan mag u met de apostel Paulus roemen: "o diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!"
Hoe moeilijk de weg dan ook is, je wilt geen andere weg. De wegen die de Heere voor mij uitkiest, zijn altijd de beste! Want daar heb ik geleerd wie ik zelf ben en wie de Heere is. Daar ben ik geoefend in het geloofsleven, zodat mijn Losser mijn Liefste is geworden.
Wel langs een omweg geleid, maar op die weg mag ik zoveel genade, onderwijs en troost ontvangen, dat ik de Heere eeuwig zal danken. Zijn wacht waarop men hopen mag, het vuur bij nacht, de wolk bij dag, hetzij dat ge in of uit moogt gaan, zal eeuwig u behoeden!

AMEN