Home
Kerkgeschiedenis
Preken
Diversen
Links
Contact

JEZUS CHRISTUS, DE KONING DER WAARHEID

Ds. W. van Sorge

Psalm 72: 1 en 6
De Wet
Psalm 106: 4
Johannes 18: 28 - 40
Psalm 45: 1 en 2
Psalm 132: 12
Psalm 89: 8

Tekst:"Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dan een Koning? Jezus antwoordde: Gij zegt dat Ik een Koning ben. Hiertoe ben Ik geboren, en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou. Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Mijn stem." Johannes 18: 37

Gemeente,

Het is de moeite waard om na te gaan wanneer Jezus in Zijn lijden zwijgt en wanneer Hij spreekt. Als er valse beschuldigingen tegen Hem worden uitgesproken of als er met Hem gespot wordt, zwijgt Hij. Dan doe Hij als een schaap dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders Zijn mond niet open. Maar als er van Hem een getuigenis gevraagd wordt, spreekt Hij. Nee, dan zwijgt Jezus niet, maar dan moet ieder het horen Wie Hij is en wat de bedoeling is van Zijn komst op deze aarde.
Zo stemde Hij toe, ten overstaan van Kajafas de hogepriester, dat Hij was de Christus, de Zoon van God. En nu Hij staat voor Pilatus, zwijgt Hij evenmin als Hem gevraagd wordt of Hij dan werkelijk een Koning is. Nadrukkelijk onderschrijft Jezus dit.

De hoofdgedachte van de preek luidt:

JEZUS CHRISTUS, DE KONING DER WAARHEID.

Die (1e) Zijn koningschap tegenover Pilatus bevestigt;
Die (2e) het rijk der waarheid in deze wereld bevestigt;
Die (3e) de waarheid in Zijn onderdanen bevestigt.

De Joden hebben Jezus voor Pilatus geleid. Er zat niets anders voor hen op. Het sanhedrin had namelijk wel het doodvonnis kunnen uitspreken, maar dit vonnis moest door de wereldlijke rechter bekrachtigd worden. Zo staat de Heere Jezus voor Pilatus, de stadhouder van de Romeinse keizer. Pilatus moet rechtspreken krachtens de macht die hij uitoefent bij de gratie Gods.
Pilatus wordt in de vroege ochtend gestoord door die fanatieke Joden, die de zaak van Jezus van Nazareth aan hem voorleggen. De Joden komen niet bij hem binnen; daar zijn ze op hun manier te vroom voor, en zo komt Pilatus naar buiten en hij hoort het geschreeuw van de Joden. Ze beschuldigen Jezus dat Hij Zichzelf tot Koning der Joden maakt. Ze uiten allerlei aanklachten in 't wilde weg. Dan neemt Pilatus Jezus mee naar binnen in het rechthuis. Hij weet wel dat de Joden Hem uit nijdigheid overgeleverd hebben en hij ziet in deze Jezus heus geen kroonpretendent, maar Pilatus moet nu eenmaal ambtshalve de ingebrachte beschuldigingen op hun waarheidsgehalte onderzoeken. En dan informeert hij nader of Jezus de Koning der Joden is. Welke pretentie voert Hij eigenlijk?
Jezus weet dat als Hij hier "ja" zegt voor Pilatus - Ja, Ik ben de Koning der Joden -, dat Pilatus Hem dan zal zien als een nationalistische bendeleider. En dat wil Jezus niet. Wanneer Hij echter ontkent dat Hij de Koning der Joden is, dan komt Hij in strijd met de waarheid. Daarom klinkt het heel rustig uit de mond van Jezus: "Zegt gij dit van uzelf of hebben anderen het van Mij gezegd?" Pilatus, hoe komt u tot deze vraag? Ziet u in Mij werkelijk koninklijke heerlijkheid? Of praat u anderen maar wat na?
Pilatus voelt de majesteit van Jezus op zich afkomen, maar hij wil er zich van ontdoen: "Ben ik een Jood? Wat hebt U gedaan? Ik wil een pertinent antwoord. Daarvan hangt af of U vrijgelaten of veroordeeld zult worden."
Rustig en verheven antwoordt de Heere Jezus: "Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als Ik een aards koning geweest was, dan zou er bij Mijn gevangenneming wel wat anders gebeurd zijn; dan zouden Mijn dienaren voor Mij gestreden hebben, maar Mijn koninkrijk is niet van hier."
Een belangrijke uitspraak is dit: "Mijn koninkrijk is niet van deze wereld." Men heeft dit woord vaak misverstaan, alsof het koninkrijk Gods zich uit deze wereld zou terugtrekken; alsof het koninkrijk Gods zich niet met deze wereld zou bemoeien. Dit is echter onjuist. Datzelfde koninkrijk dat niet van de wereld is, legt intussen wel beslag op de wereld en het eist heel de wereld op voor de eer en de dienst van God. Dat koninkrijk legt beslag op ons gezin, op ons werk, op onze ontspanning, kortom: op ons hele zijn-in-de-wereld. Maar van deze wereld is dit koninkrijk niet. Met andere woorden: Het vindt zijn wortels niet in deze zondige wereld zoals ze zich na de val van God heeft afgekeerd. Het is van een andere en hogere orde en daarom niet op één lijn te stellen met de koninkrijken der wereld. Het wordt niet gekarakteriseerd door aardse middelen als macht, list en geweld. Het komt niet met uiterlijke pracht en praal. De Koning van dit rijk gaat de weg van lijden en sterven. Juist door deze diepte heen zal het rijk komen.
Zien we hier Jezus tegenover Pilatus staan? Hier staan twee koninkrijken tegenover elkaar. Enerzijds dat enorme, onmetelijke keizerrijk, anderzijds het koninkrijk dat niet van deze wereld is, niet opzienbarend maar onopvallend en in het oog van Pilatus belachelijk. Toch mogen we bij voorbaat al weten dat juist dit koninkrijk zal triumferen over het keizerrijk en over alle aardse machthebbers.
Daar hoort Pilatus toch van op: "Mijn koninkrijk." Hij kan het niet ernstig nemen. Zou deze ongelukkige Jood een Koning zijn? Hij vraagt verder (en in zijn vraag klinkt spot en verachting en meewarigheid): "Zijt Gij dan een Koning?" Die gedachte is toch zeker al te dwaas. Wat is er aan deze Man van smarten dan voor koninklijks te zien? Ja, gemeente, Jezus was veracht en de onwaardigste onder de mensen, en ook Pilatus doet daaraan mee.
Laten wij ons maar niet boven Pilatus verheffen! Want het koningschap van Christus is voor de natuurlijke mens (de mens die niet door de Heilige Geest geleid wordt) dwaasheid. En - eerlijk is eerlijk - we kunnen Hem met onze mond als Koning belijden terwijl we met ons hart ons van Hem afwenden en beslist niet willen dat Hij Koning over ons zou zijn. We zijn immers de duivel toegevallen; we zijn gewillige onderdanen van de vorst der duisternis geworden, wiens bevelen we met lust doen. In zijn dienst mogen we ons hoogmoedig "ik" handhaven, hetzij op bruut-goddeloze of op kwasi-vrome wijze. Maar we mogen zelf op de troon van ons leven blijven zitten. En nooit zullen we uit eigen beweging van die troon afklimmen om aan Christus de allesbeheersende plaats in ons leven te geven. Tenzij God Zelf ons door Zijn genadekracht te sterk wordt en ons voor de dienst van deze gezegende Koning inwint!
"Zijt Gij dan een Koning?" vraagt Pilatus. Jezus antwoordt: "Gij zegt, dat Ik een Koning ben." We moeten deze uitspraak van de Heiland goed opvatten. Jezus bedoelt hier niet een slag om de arm te houden, als zou Hij willen zeggen: "Ik laat dat helemaal voor uw rekening." Hij neemt het juist helemaal voor Zijn eigen rekening. Het is een bevestigend antwoord. Hoe vreemd het in uw ogen ook mag lijken, Pilatus, toch ben Ik een Koning, zegt Jezus. Het is opvallend dat Jezus het nu uitspreekt. Eens had de schare dit antwoord zo graag uit Zijn mond gehoord. Het volk wilde Hem Koning maken. Eén woord van Hem zou daarvoor voldoende geweest zijn. Maar Jezus sprak dat ene woord niet, omdat Zijn koninkrijk niet van hier is. Nu houdt niemand Hem voor een Koning. En nu spreekt Hij met klem: "Inderdaad, Ik ben een Koning." En wat komt deze Koning doen? We horen het in onze tweede gedachte:

Jezus Christus vestigt het rijk der waarheid in deze wereld.

De Heere Jezus vervolgt: "Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou." Opmerkelijk is hoe Christus hier nadrukkelijk spreekt over Zijn komst in de wereld: "Hiertoe ben Ik geboren, hiertoe ben Ik in de wereld gekomen." Hij is geboren. Dat is op 't eerste gezicht niet zo heel bijzonder. We worden immers allemaal geboren. Ook koningen. Maar er valt wel een bijzonder licht op vanuit dat tweede: "Hiertoe ben Ik in de wereld gekomen." Hij is dus niet uit de wereld vóórtgekomen maar naar de wereld toegekomen. Hij is immers van hemelse afkomst. Hij was bij de Vader eer de wereld was. Hij was bij God en Hij was Zelf God. Maar Hij is vlees geworden. Hij is ons mensen gelijk geworden, tot in onze geboorte toe. Hij heeft Zich vernederd en de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Denk het u eens in: een jonge koning, die het kleed aantrekt van de minste van zijn onderdanen en zich dan incognito onder de mensen begeeft, om zo zijn koninkrijk te bevestigen. We zouden het dwaasheid vinden. Zo doet nu Jezus. Hij is uit Zijn hemelse heerlijkheid afgedaald, heeft ons bedelaarspak aangetrokken en is zo op deze wereld verschenen. Hij heeft Zich gedompeld in al de ellende die de wereld kenmerkt. Hij is gekomen. Er zit ook iets triomfantelijks in deze uitspraak. Niemand zal Hem meer kunnen weren. Zijn komst is een feit geworden dat niet ongedaan kan worden gemaakt. Hij is gekomen om aan de eisen van Gods gerechtigheid genoegdoening te geven. Gekomen om de strijd aan te binden tegen de machten van dood en verderf, die deze wereld hebben gemaakt tot een tranendal. Gekomen om hoge en trotse mensen (als u en ik) in te winnen voor Zijn koningschap.
Hij zegt: "Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou." Dit is dus één van de trekken die Zijn koninklijk handelen typeert, namelijk om "der waarheid getuigenis te geven." Eigenlijk is dit profetenwerk. We kunnen het zo zeggen, dat deze Koning profetisch regeert. Zijn koninklijk handelen wordt gekenmerkt door "getuigenis geven." Van Karel de Grote weten we dat hij de Germanen wilde bekeren door het zwaard. Ze hadden zich maar te laten dopen, anders was hun lot bezegeld. Zo regeert de Heere Jezus niet. Geen zwaard komt er aan te pas. Geen vliegende vaandels en slaande trom. Hij is gekomen om het Evangelie van het koninkrijk te prediken. Om der waarheid getuigenis te geven. Dat kan arm en zwak lijken. Wapperende vaandels en blinkende zwaarden maken nu eenmaal meer indruk dan een getuigenis. En toch, dit getuigenis houdt het uit. Want het is het getuigenis van Hem. Hij leert met macht. Zijn koningschap is profetisch, maar evenzeer geldt: Zijn profetie is koninklijk.
Waarvan geeft Hij getuigenis? Van de waarheid, zo horen we Hem tot Pilatus zeggen. Het gaat er in het koninkrijk van Christus om, dat de waarheid aan het licht komt. Zo hebben de profeten en de psalmdichters al van de komende Koning en Zijn rijk gezongen. Jesaja heeft van Hem geprofeteerd: "Waarheid zal de gordel Zijner lendenen zijn." De dichter van Psalm 45 zingt Hem toe: "Rijd voorspoedig op het Woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid."
Wellicht is het u bekend dat het woord "waarheid" speciaal bij Johannes vele malen voorkomt. Het heeft een veel diepere betekenis dan in ons dagelijks spraakgebruik. Het gaat vooral om de waarheid van God. En dan niet alleen maar de waarheid over God, maar vooral de waarheid van God, namelijk God Zelf in al Zijn waarachtigheid.
Laat ik dit nog wat verduidelijken. Bij "waarheid" denken wij al gauw aan een oordeel, een uitspraak die waar is. En zeker, de Heere Jezus is - ook in die zin - gekomen om van de waarheid getuigenis te geven. Zijn getuigenis laat ons inderdaad ook zien wat er voor waarheid over God beleden kan worden. Maar dat komt pas op de tweede plaats. Christus' getuigenis laat ons allereerst zien Wie God Zelf is als de Waarachtige. Wie zou ons de waarachtige God ooit zo kunnen verklaren als de eniggeboren Zoon, Die van eeuwigheid in de schoot des Vaders is? Juist Hij kan de Kroongetuige van die waarheid genoemd worden. De waarheid is in Hem vlees en bloed geworden, en zo is Hij gekomen om der waarheid getuigenis te geven. In de waarheid ligt Zijn koninkrijk verankerd. Christus is de Waarheid.
Uit dit alles kan ons duidelijk zijn dat de waarheid niet door ons verstand uit te denken valt, maar alleen door Jezus Christus verkregen wordt. In de ontmoeting met Hem vinden we de waarheid. Hij toont ons immers Wie God in werkelijkheid is; Hij toont ons dat Gods Woord de waarheid is.
Ja, Zijn Woord is de Waarheid. Ook het woord dat de zonde niet ongestraft kan blijven; dat de schuldige niet onschuldig te houden is. Christus laat ons de waarachtigheid van de vloek van God over wetsovertreders zien. De Heere is waarachtig in Zijn heiligheid en majesteit. Daarvan geeft Christus getuigenis als Hij hier onschuldig door Pilatus veroordeeld gaat worden, ook als Hij weldra hangt aan het kruis in helse benauwdheid, angst en pijn. Zo ernstig neemt God Zichzelf. Eer Hij de zonde ongestraft liet blijven, strafte Hij die aan Zijn eigen lieve Zoon, Jezus Christus.
Maar niet minder heeft Christus getuigenis mogen geven van de waarachtigheid van God in Zijn beloften. Hij getuigt van de waarheid dat Hij gekomen is in deze wereld om zondaren zalig te maken en hen onder Zijn koninklijke heerschappij te brengen. Hij kwam om te volbrengen wat wij tot in eeuwigheid niet zouden hebben kunnen volbrengen. Hij kwam om Zichzelf te geven als een losprijs voor velen.
Zie hier, gemeente, de waarheid waarvan Jezus getuigenis komt geven. Overigens zal dit Hem Zijn leven kosten. De wereld, die onder heerschappij van de vader der leugenen leeft, is nu eenmaal niet op de waarheid gesteld. Ook de godsdienstige wereld niet. Daarom heeft ze Christus niet als de Waarheid erkend, maar Hem als de leugen gebrandmerkt. Hij moet sterven, want Hij liegt - zo oordeelt men. Men heeft zich aan Hem, de Waarheid in eigen persoon, vergrepen en Hem ten slotte aan het kruis gespijkerd.
Wanneer wij Christus leren volgen, hebben wij geen betere behandeling te verwachten. Ze hebben Hem gehaat, ze zullen Zijn volk haten. Het woord "getuigen" had in de jonge christelijke gemeente voor wie Johannes zijn Evangelie schrijft, de klank van "martelaar zijn." Eigenlijk hangt ons woord "martelaar" taalkundig samen met het Griekse woord voor "getuige." De jonge christelijke gemeente moest het getuigenis van haar Heere en Koning maar al te vaak met de dood bekopen. Getuigen was onlosmakelijk verbonden met smaad en verachting, met lijden en dood.
Zo geldt dat voor de Heere Jezus allereerst. Hij maakt Zijn woord waar tot in het lijden en sterven toe. Hij bezegelt Zijn woord tot in de dood.
"Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis zou geven." Dat is Mijn koninkrijk.
Een lijdenslied zingt: "Is dat, is dat mijn Koning?" Wij kunnen deze vraag ook wel stellen nu we Jezus zien staan voor de rechterstoel van Pilatus. Een hemelse Koning voor een Romeinse stadhouder. De Koning der waarheid voor een korrupte stadhouder. In de ogen van de stadhouder is Hij niet meer dan een zielige figuur.
Jaren geleden, kort na Jezus' geboorte, waren er die wijze mannen, die navraag deden in Jeruzalem; "Waar is de geboren Koning der Joden, want wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden." Maar in deze nacht van verraad en van gerechtelijke moord schittert er geen ster. En wie deze Koning louter met het natuurlijk oog aanziet, ontdekt in Hem geen gedaante noch heerlijkheid, niets imponerends of aantrekkelijks.
Zijn wij reeds gekomen? Zoeken we Hem al, om neer te knielen aan Zijn voeten en Zijn heerlijkheid te belijden? Hij is toch de ware Koning. De Koning Die der waarheid getuigenis geeft. Deze Koning is gekomen om bij leugenachtige mensen de ban van de leugen te breken en om hen tot kennis van de waarachtige God te brengen. Hij is gekomen om slaven van de zonde te kunnen maken tot koningskinderen. En om dat te kunnen bewerken, laat Hij nu Zijn koningseer door het slijk halen. In plaats van waardigheid zien we bij Hem: nood en oordeel, smaad en schande. Zo staat Hij daar, in Zijn ontluistering, voor Pilatus. Maar juist in die ontluistering is Hij als Koning heerlijker en machtiger dan wij ooit kunnen begrijpen. Want zo neemt Hij onze ontluistering op Zich. En zo geeft Hij der waarheid getuigenis. Een Koning in ontluistering: Is dat, is dat mijn Koning? Ja, dat is uw Koning. Hij wil ook uw en jouw Koning zijn. Koning voor een zondig en in zichzelf verloren mens.
Deze Koning is de triumferende Koning. Want al heeft men Hem - de Waarheid in eigen persoon - aan het kruis gespijkerd, het wordt toch Pasen. Jezus Christus staat op uit de dood. Hieruit blijkt dat de macht van de leugen zich op Hem te pletter gelopen heeft. Hij is de getrouwe Getuige, Die dood geweest is en weder levend geworden.
En nog geeft Hij, de levende Zaligmaker, der waarheid getuigenis. Dat getuigenis aangaande de waarachtige God Zelf klinkt nog. Christus, de Koning van Zijn kerk, doet dat getuigenis voortgaan in de prediking. De boodschap die ons verkondigd wordt is niet een verzinsel van menselijke fantasie, niet het resultaat van ons denken of filosoferen, maar openbaring van de eeuwig betrouwbare God. De prediking mag de prediking zijn van de waarachtigheid van God in Jezus Christus.
Laten we daar als kerkleden en als ambtsdragers van doordrongen zijn: het Woord is het Woord van de Koning. Ook in onze tijd lijkt het maar arm en dwaas. Een woord, wat moet eigenlijk een woord nog beginnen? De Grieken zeiden oudtijds al: kom ons liever met wijsheid aan! De moderne mens wil bewijzen, verstandelijke bewijzen. Of hij zoekt het in een bepaalde "ervaring", wat die ervaring verder ook voor inhoud moge hebben. In ieder geval: Hij wil eerst zien en dan geloven. Het Woord alléén wordt dwaasheid geacht. Maar die dwaasheid van de Woordverkondiging is nu juist de wijsheid Gods en de kracht Gods. Want overal waar het Woord van de Koning is, daar is heerschappij. Daar komen zondaren door de kracht van de Geest onder beslag van het Woord. En waar mensen onder beslag van het Woord komen, gebeuren grote dingen. Daar verandert alles. Daar worden mensenharten en mensenlevens bekeerd, vernieuwd. Daar krijgt dat Woord meer en meer doorwerking in de christelijke gemeente, omdat alles gericht wordt op de eer van de grote Koning.
Zo zien we van Jezus Christus, de Koning der waarheid, Die (1e) Zijn koningschap tegenover Pilatus bevestigt, Die (2e) het rijk der waarheid in deze wereld vestigt, en

Die (3e) de waarheid in Zijn onderdanen bevestigt.

De Heere Jezus legt hier voor Pilatus de goede belijdenis af met betrekking tot Zichzelf. Maar ook getuigt Hij van Zijn onderdanen: "Een iegelijk die uit de waarheid is, hoort Mijn stem."
"Die uit de waarheid is": wat zouden we daaronder moeten verstaan? Zouden bepaalde mensen dat als een aangeboren iets bezitten: uit de waarheid zijn? Zouden sommigen van nature aan de waarheid verwant zijn? Nee, dat kan het niet zijn. Die adeldom is verdwenen sinds wij Gods waarheid verwierpen en de leugen van satan tot leidraad namen voor handel en wandel. Wij vertonen allesbehalve het beeld van de waarheid. We zijn juist leugenachtig van huis uit, hoorden we reeds.
Wat is dat dan: "uit de waarheid zijn?" Wel, de waarheid Gods wordt hier voorgesteld als een soort moederfiguur. De waarheid Gods is niet onvruchtbaar, maar zij heeft kinderen. Wie uit de waarheid is, is uit God. Dat is Gods wederbarende genade. Jakobus schrijft het zo: "Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid." En Petrus onderstreept dat: "Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God."
Als vanzelf komt de vraag op: Zijn wij uit de waarheid? We kunnen het hieruit weten - zegt de tekst -, dat we naar Zijn stem horen. Dat zal duidelijk voor ons zijn: Wie uit de waarheid geboren is, leert luisteren naar de waarheid; leert luisteren naar Christus. Naar Hem, Die der waarheid getuigenis geeft. Als we uit de waarheid geboren zijn, dringt Zijn stem tot ons hart door. Dan doet de waarheid kracht op onze zielen. We worden door de Heilige Geest op tedere wijze overreed. Dan wint de waarheid het in ons leven van de leugen. Dan maakt de waarheid ons vrij.
En nu deze vraag, recht op de man en vrouw af: zijn wij al gezwicht voor het getuigenis van deze Koning? Het spreekt nu eenmaal niet vanzelf. Want tegenover het getuigenis van de waarheid Gods komt onze onwaarheid in het licht te staan. Het heldere licht van Gods waarachtigheid ontdekt onze onwaarachtigheid. Wij worden als schandelijke bedriegers aan de dijk gezet. We hebben immers God bedrogen door onze zonde. Het begon al in het paradijs en sindsdien blijkt duidelijk dat wij uit de vader der leugenen zijn. Het valt niet mee wanneer onze schone schijn onthuld wordt en we onszelf leren kennen in onze leugenachtigheid. Toch een voorrecht als we hieraan ontdekt worden.
Het getuigenis van deze Koning is tegelijk bevrijdend. Want het bevat een boodschap van wondere genade. Met al onze onwaarachtigheid mogen we bij Hem schuilen, ja onszelf aan Hem verliezen. Aan Hem, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is. In Jezus Christus mogen we de waarachtige God vinden en leven. Als dat niet slechts theorie maar werkelijkheid voor ons is, dan zijn wij uit de waarheid. Dan heeft die waarheid Gods ons helemaal in beslag genomen. Dan betuigt deze waarheid zich als waarachtig aan ons hart.
Nogmaals onderstreep ik dat het niet om een kille en koude theorie gaat, maar om de hartelijke kennis van de enige en waarachtige God en van Jezus Christus, Die Hij gezonden heeft. "Uit de waarheid zijn" is iets anders dan wat we wel eens noemen: "voor de waarheid zijn." Soms komen er van die wondere situaties voor. Bijvoorbeeld deze, dat iemand verklaart: "ik ben onbekeerd maar wel voorstander van de waarheid." Nu, dat is innerlijk tegenstrijdig. Grotere misvatting, gevaarlijker leugen is nauwelijks denkbaar. Hoe zouden we zonder bekering voor de waarheid kunnen zijn? Waarom denken zoveel mensen dat ze "voor de waarheid" zijn? Omdat zij menen dat zij die waarheid Gods bezitten in hun beschouwingen over het geloof, hun eigen waarheden en verworvenheden, waar ze zo gauw voor in het vuur komen met hete hoofden en koude harten. Ach, dat is per slot van rekening zo'n vrijblijvende bezigheid. Dan werpen we onszelf op als Gode welgevallige strijders der waarheid en intussen weigeren we te sterven aan onszelf. Helaas komen zulke dingen in de praktijk voor.
In dit verband valt ook iets op te merken over openbare geloofsbelijdenis. Er wordt wel eens gesproken over het afleggen van "belijdenis der waarheid", dat dan minder zou inhouden dan "belijdenis des geloof". Met "belijdenis der waarheid" bedoelt men: een erkennen van de Bijbel als Woord van God en een verstandelijk instemmen met de leer van de kerk, maar buiten het hart om. Dan legt men echter op onjuiste wijze belijdenis af, al valt te vrezen dat het meermalen zo gebeurt.
Waarom is die niet de goede manier van belijdenis afleggen? Omdat dat "belijden" in de Bijbel een zaak van het hart is. Wanneer het hart er niet in klopt, dan geven we aan het woord "belijden" een uitgeholde betekenis. Bovendien is het onjuist om voor zo'n gedevalueerde vorm van belijdenis de uitdrukking "belijdenis der waarheid" te gebruiken. Dan hollen we ook de betekenis van het woord "waarheid" uit. "Waarheid" betekent in de Bijbel immers veel meer dan een samenvoeging van een aantal leerstukken en dogma's, hoe onmisbaar die overigens ook zijn. Het gaat om de waarachtige God Zelf; om Jezus Christus, de Waarheid in eigen persoon. Om echt belijdenis te doen, is een levend geloof nodig: een geloof dat gericht is op God in Zijn waarachtigheid, en dat van harte onderschrijft wat de Heere in Zijn Woord tot ons spreekt.
Hoe staan wij nu tegenover deze Koning, Die voor de waarheid getuigenis geeft? We kunnen naar allerlei stemmen horen. Ook in Pilatus' dagen waren er stemmen te over. Stemmen van wijsgeren en van de leiders van geheimzinnige godsdiensten. En ook in onze leefwereld zijn er tal van stemmen. Stemmen van psychologen en filosofen, van religieuze leiders en van anderen. Misschien maken ze ook wel eens opmerkingen die (op zichzelf genomen) waar zijn. Maar de waarheid brengen ze niet. De waarheid vinden we alleen bij Jezus Christus.
Pilatus haalde hierbij schamper de schouders op. Waarheid? - het zou wat! Wat is waarheid? Pilatus is hier hypermodern. Zo kun je het vandaag aan de dag ook horen. "Er hebben al zo velen beweerd dat ze de waarheid brachten." "Het is allemaal zo betrekkelijk." "Waarheid? Er is geen waarheid. In ieder geval is het onbegonnen werk haar te zoeken." Maar op deze wijze handhaaft Pilatus zichzelf. En zo handhaaft de moderene mens zichzelf. En wij? Willen wij onszelf misschien zo ook op de been houden en Christus van ons af houden? Het kan wijs en modern lijken om zo te praten, maar we komen er eeuwig mee om!
Daarom klemt de vraag of wij al een onderdaan van deze Koning der waarheid werden. En jullie, jongelui? Hoor Zijn ernstige en liefdevolle nodiging om de wapenen van verzet in te leveren. En handhaaf uzelf niet langer, noch achter moderne noch achter kwasi-vrome redeneringen. Wie het hier niet van Hem leert verliezen, zal het toch eeuwig verliezen. Buigt u voor Hem en geef Hem de eer van Zijn Naam.
Een ieder die uit de waarheid is, hoort Zijn stem, de stem van de getrouwe Zaligmaker. Wie uit de waarheid is, die zoekt zichzelf niet langer te bedriegen in vrome zelfhandhaving. Maar die zegt met de verloren zoon: "Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor U; ik ben niet meer waard Uw zoon genaamd te worden." Die valt de waarhied toe over zijn eigen leven, vol zonde en schuld. Wie uit de waarheid is, die verlangt naar de stem, naar het Woord van die Koning der waarheid, op Wiens lippen genade is uitgestort. Die mens kan niet leven zonder naar Zijn stem te horen. Jongens en meisjes, dan laten we andere stemmen voor wat ze zijn en hangen aan de mond van God, de stem die tot ons komt in het Woord. We bidden: "Spreek, Heere, want Uw knecht hoort." We hebben dan ons hart verpand aan de waarheid van het Woord. Zo horen de schapen de stem van de goede Herder en ze volgen Hem op de ware weg, op de weg des levens.
Het komt er dus ten zeerste op aan, die stem te horen, dat getuigenis der waarheid te horen. Te horen met een geopend hart. Wat gelukkig dat de Heilige Geest nog volwassenen en jongeren daarvoor wil inwinnen! Dan houden we geen waarheid in onszelf over. Maar we mogen God vinden in het Evangelie van Christus. We mogen de waarheid vinden en leven. Dan zijn we met recht uit de waarheid.
Dat kan niet verborgen blijven. Als we uit de waarheid zijn, zijn we vijanden van de leugen geworden. Dan wandelen we in de waarheid. We doen Gods geboden uit dankbaarheid. In de kracht van de Heilige Geest strijden we vromelijk tegen de zonde, de duivel en zijn ganse rijk. We doen dit in het geloof dat Koning Jezus voorgestreden en overwonnen heeft. In het geloof dat alle koninkrijken van deze wereld zullen vergaan, maar dat Jezus' koninkrijk - het rijk der waarheid - een koninkrijk is van alle eeuwen. Een koninkrijk met toekomst. Want Jezus Christus is een eeuwige Koning. God Zelf getuigt van Hem:

Wat vijand tegen Hem zich kant',
Mijn hand, Mijn onweerstaanb're hand,
zal hem bekleên met schaamt' en schand';
maar eeuwig bloeit de gloriekroon
op 't hoofd van Davids grote Zoon.

AMEN