'k Zal gedenken
Christelijke Gereformeerde Kerk
Ouderkerk aan de Amstel
1923 - 1993
Door M.N. den Harder
'k Zal gedenken, hoe voor dezen
Ons de HEER' heeft gunst bewezen;
'k Zal de wond'ren gadeslaan,
Die Gij hebt van ouds gedaan;
'k Zal nauwkeurig op Uw werken,
En derzelver uitkomst merken;
En, in plaats van bitt're klacht,
Daarvan spreken dag en nacht.
Psalm 77: 7
Ten geleide
Gedenken!
Wij mogen als gemeente ons 70-jarig bestaan gedenken. Op 7 mei 1923 werd onze gemeente geïnstitueerd. Bij zo'n mijlpaal zie je terug op de afgelegde weg. Dat is dan ook de bedoeling van dit gedenkboekje.
Bij dat terugzien kom je tot verwondering. Wie zijn wij als gemeente geweest tegenover de Heere, en wie is de Heere geweest tegenover ons.
Van onze kant ontrouw.
Dat wij er als gemeente nog zijn is te danken aan de trouw van onze God. Hij heeft ons tot op dit ogenblik nog bij Zijn Woord bewaard.
Is het niet een wonder van genade dat wij zondag aan zondag nog onder dat Woord mogen verkeren? Maar ook dat de Heere nog onder ons werken wil, zodat er toch ook vrucht op de prediking mag zijn.
Denken aan het verleden, doet danken in het heden. Dan worden wij klein onder al de zegeningen des Heeren, maar dan blijven wij ook verwachting hebben voor de toekomst.
Als dan de grote Kerkvisitator ook tot ons spreken mag: "Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend."
En dan mogen wij antwoorden:
Niet ons, o Heer', niet ons, Uw naam alleen
Zij, om Uw trouw en goedertierenheên,
All' eer en roem gegeven.
D. Meijer
1. Ds. D. Meijer
In dit boekje wordt de geschiedenis verhaald van de Christelijke Gereformeerde Kerk die geïnstitueerd werd op 7 mei 1923. Maar wist u dat reeds veel eerder sprake was van een Christelijke Gereformeerde Kerk in Ouderkerk aan de Amstel? Als we de Acta van de synode van Zwolle van 1882 opslaan treffen we daar aan dat er in 1881 een Christelijke Gereformeerde kerk werd gesticht in Ouderkerk aan de Amstel. Hoe is dit te verklaren?
Daarvoor moeten we terug naar het in de kerkgeschiedenis welbekende jaar 1834. In dat jaar scheidden Hendrik de Cock en H.P. Scholten, predikanten in de Nederlandse Hervormde Kerk, zich met een aantal orthodoxe gemeenteleden af van hun kerkgenootschap. Vooral Hendrik de Cock had daarmee de bedoeling terug te keren tot de "ware gereformeerde religie". Het voorbeeld van de Afscheiding werd spoedig in andere gemeenten gevolgd. In 1869 verenigden de Christelijke AfgescheidenGemeenten, die erkend waren door de overheid, zich met de zogenaamde Kruisgemeenten, die een dergelijke erkenning steeds hadden afgewezen. Zo ontstond de Christelijke Gereformeerde Kerk, die in 1870 door de overheid erkend werd als kerkgenootschap.
Naast de Christelijke Gereformeerde Kerk bleven er ook nog Kruisgemeenten bestaan, alsmede een twintigtal Ledeboeriaanse gemeenten. Deze waren voortgekomen uit het werk van ds. L.G.C. Ledeboer, die in 1840 werd afgezet als Nederlands Hervormd predikant.
In 1865 was er een Christelijke Afgescheiden Gemeente ontstaan in Amstelveen, waartoe ook leden uit Ouderkerk aan de Amstel behoorden. Toen er een nieuwe veenderij in Ouderkerk aan de Amstel werd geopend, was er reden om een eigen zelfstandige gemeente in het leven te roepen. Deze Christelijke Gereformeerde Kerk werd gesticht op 6 oktober 1881. Op 8 september 1881 had reeds de opening van een kerkgebouw plaatsgevonden. Al spoedig werd overgegaan tot het beroepen van een eigen predikant. Deze ontving de gemeente in 1882 in de persoon van ds. W.J. Weijenberg van Zuid-Beijerland. Hij overleed op 14 februari 1885 en werd in 1887 opgevolgd door ds. A. de Vlieg.
Men kreeg in die tijd te maken met de Nederduits Gereformeerde Kerk ter plaatse. Dit kerkgenootschap was ontstaan toen Abraham Kuijper in 1886 uit het ambt ontzet was. Zij noemden zich Dolerend (het Latijnse woord dolere betekent: smart hebben), omdat men klaagde over het slechte kerkbestuur en de beroving van haar kerkelijke goederen. De plaatselijke Nederduits Gereformeerde Kerk kwam samen in het gebouw van de Christelijke School aan de Amsteldijk.
Ds. A. de Vlieg vertrok reeds binnen een jaar naar Halfweg en werd in 1889 opgevolgd door ds. J.J. Dekkers uit Joure.
Op de generale synode van 17 juni 1892 vond landelijk de vereniging plaats van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduits Gereformeerde Kerk. De nieuwe naam was nu: "Gereformeerde Kerken in Nederland". Zolang de plaatselijke kerken nog niet verenigd waren, zouden de beide kerken worden onderscheiden in de Gereformeerde Kerk A (de vroegere Christelijke Gereformeerde Kerk) en de Gereformeerde Kerk B (de vroegere Nederduits Gereformeerde Kerk).
De predikanten J. Wisse en F.P.L.C. van Lingen hadden bezwaren tegen de vereniging. Zij achtten het in strijd met het kerkrecht dat de gemeenten over het samengaan niet geraadpleegd waren. Tevens verwierpen zij Kuijpers leer over de "veronderstelde wedergeboorte" bij de doopbediening als onbijbels en onconfessioneel. Zij ondervonden steun van een drietal gemeenten, te weten Noordeloos, Teuge en Zierikzee. Uit deze gemeenten ontwikkelde zich de huidige Christelijke Gereformeerde Kerk.
In 1893 nam ds. J.J. Dekkers afscheid van de gemeente van Ouderkerk aan de Amstel. De vierde predikant werd ds. M. v.d. Boom, die op 28 juni 1896 intrede deed. Tijdens zijn ambtsperiode in Ouderkerk kwam de plaatselijke vereniging tot stand. In 1896 kwam tijdens de vergaderingen van de kerkeraad de mogelijke samensmelting met de kerkeraad van de Gereformeerde Kerk B aan de orde. Op 20 september 1896 vond de eerste gecombineerde kerkeraadsvergadering plaats en op 4 april 1897 was de vereniging een feit.
Hoe komt het dat de vereniging die landelijk al in 1892 tot stand was gekomen pas in 1897 van toepassing werd verklaard in Ouderkerk aan de Amstel? De oorzaak moet worden gezocht in het verzet binnen de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerk tegen het samengaan en ineensmelten. Een niet onbelangrijke groep, waaronder ook juist mensen van het eerste uur, waren onbevredigd over de prediking, die oppervlakkig en te weinig op bekering ingesteld was. Zij begaven zich onder het gehoor van een oefenaar, D. Meijer.
Deze Daniël Meijer werd op 12 april 1851 geboren in Nieuwer-Amstel, waar zijn vader, Jacob Meijer, als arbeider werkzaam was in het veenbedrijf. Zijn moeder, Dirkje de Jonge Koelman, overleed toen hij pas zeven jaar oud was.
In zijn jeugd leefde Meijer zorgeloos godsdienstig; hij meende bekeerd te zijn en las de oude schrijvers. Hij trouwde op 17 februari 1877, met de op 14 november 1848 te Spaarndam geboren Dina Verham, en vestigde zich in Ouderkerk aan de Amstel.
Uitvoerig beschreef Meijer later zijn bekeringsgeschiedenis. Hij wist zich geroepen tot het predikambt. Sinds 1883 kwamen Meijer en enkele vrienden te Ouderkerk aan de Amstel bijeen in een gezelschap, dat omstreeks 1890, toen Meijer als oefenaar ging preken, werd omgezet in een Vrije Oud Gereformeerde Gemeente. Meijer bedankte als lid van de Nederlandse Hervormde Kerk en werd "Oud-Gereformeerd". Als "Evangelie-dienaar" preekte hij daarna ook wel buiten zijn woonplaats in vrije samenkomsten.
Als vaste voorganger was hij verbonden aan de Vrije Oud Gereformeerde Gemeente te Ouderkerk aan de Amstel en aan haar afdeling te Alkmaar.
Ten behoeve van de arbeidskrachten die een bestaan hadden gevonden in het uitvenen van de Holendrechter- en Bullewijkerpolder, werd na 1875, over een lengte van ongeveer 500 meter een rij veenarbeiderswoningen geplaatst langs de zogenaamde Sluisvaart. De veengebieden waren door middel van deze vaart en een sluis verbonden met de Bullewijk.
Toen de laatste veenderij "De Toekomst" in 1935 was uitgeveend, raakte de sluis in onbruik en werd de sluiskom gedempt.
Rond 1900 kreeg ds. D. Meijer op de Sluisvaart achter no. 30 een eigen houten kerkgebouwtje. Tot in de jaren vijftig stond dit gebouwtje nog in zijn oorspronkelijke staat en werd nog kerk genoemd, hoewel er sinds een kleine 40 jaar niet meer werd gepreekt. In de jaren vijftig werd het verbouwd tot woonhuis, maar het moest in de jaren zeventig verdwijnen in verband met de nieuwe woonwijk Sluisvaart.
Omstreeks 1903 werd Meijer bevestigd als predikant door ds. P.M. van Loon, predikant van een vrije gemeente te Leiden. Hiermee begon in Ouderkerk aan de Amstel een geordend kerkelijk leven in de lijn der Afscheiding. Op 3 augustus 1910 overleed ds. D. Meijer op negenenvijftigjarige leeftijd.
Van de hand van ds. D. Meijer zijn nog enkele preken nagelaten. Hierin legde hij sterk de nadruk op de rechtvaardigmaking. Zijn preken geven blijk van een diep geestelijk inzicht, een van God geleerd zijn.
Na zijn overlijden kwamen enkele gezinnen nog enige tijd samen in leesdiensten; een enkele maal ging ds. L. Boone bij hen voor. Verschillende gezinnen vertrokken naar Den Haag. Aangezien het al een kleine gemeente was, hield door deze aderlating hield spoedig het bestaan van de Vrije Oud Gereformeerde Gemeente te Ouderkerk op. In 1914 ging de gemeente teniet. Toch is de grondslag die ds. D. Meijer door Gods genade heeft gelegd niet verloren gegaan, zoals we later zullen zien.
Ds. D. Meijer werd begraven op de oude begraafplaats die was gelegen op de plaats van de huidige brandweerkazerne. Op de grafsteen was het volgende gedicht aangebracht:
Schoon hier het lichaam rust,
zijn geest zweeft hierboven
in 't heerlijk troonpaleis
om eeuwig God te loven.
Bij de ingebruikname van de Algemene Begraafplaats Karssenhof aan de Binnenweg is ds. D. Meijer herbegraven. Dit graf is nu echter niet meer aanwezig.
2. De instituering
Na de opheffing van de Vrije Oud Gereformeerde Gemeente bleven er slechts vier gezinnen over, die het in de plaatselijke kerken (Nederlands Hervormd en Gereformeerd) niet konden vinden en daardoor zwervende werden. Dit waren de gezinnen van drie broers, Jacob, Abram en Johannes Meijer met hun neef Jacob, zoon van de overleden predikant ds. D. Meijer. Deze vier, nog betrekkelijk jonge, mannen hebben stappen gedaan op een weg, waarvan zij niet wisten waar deze op uit zou lopen, maar die toch geleid heeft tot de instituering van een Christelijke Gereformeerde Kerk te Ouderkerk.
Hun enige drijfveer was het Woord des Heeren te horen verkondigen: schriftuurlijk en bevindelijk. Zij kwamen soms bij elkaar om een preek te lezen. Ook gingen zij meermalen naar naburige plaatsen om de zo begeerde prediking te horen. Dit was uiteraard alleen weggelegd voor de hoofden van de gezinnen. Eén fiets per gezin was al een behoorlijke luxe in die tijd. De vrouwen waren dus verstoken van de prediking. Nog erger was dat de kinderen, die in die gezinnen geboren werden, ongedoopt bleven.
De fietstocht ging meermalen naar Aalsmeer, waar sinds 1919 een Christelijke Gereformeerde Kerk was. Op een avond in het voorjaar van 1922 sprak ds. J. Jongeleen in Aalsmeer voor de zending. Drie broeders uit Ouderkerk aan de Amstel waren aanwezig: de broers Abram Meijer Johzn. en Johannes Meijer Johzn. en hun neef Jacob Meijer Dzn. Ds. J. Jongeleen sprak over: "De wateren van onder de dorpel". Hij preekte op gemoedelijke maar ook indringende wijze. Er werd over nagepraat en de begeerte werd geuit om regelmatig onder zo'n Woordbediening op te mogen gaan. Het kwam echter niet in de gedachten van de broers op om ds. J. Jongeleen eens in Ouderkerk te vragen. Hun neef schreef echter enkele dagen later, zonder dat hij overleg pleegde, aan ds. J.Jongeleen, met het verzoek eens in Ouderkerk te komen preken.
Spoediger dan hij verwachtte was er antwoord: "Gaarne wil ik in Ouderkerk komen preken; dinsdag 11 april zou ik kunnen komen. Graag even antwoord of het u schikt". Met dit schrijven kwam hij bij de anderen aan. Begrijpelijk dat dit bericht de nodige consternatie gaf. Er moest met spoed gezocht worden naar een geschikte gelegenheid waar kerk gehouden kon worden. In het dorp waren maar heel weinig vergaderplaatsen. Gods voorzienig bestel gaat over alle dingen. Ook voor dit probleem kwam een oplossing.
Midden in het dorp lag de boerderij van K. Hogenhout, ook wel ome Klaas genoemd. Hij was een markante dorpsfiguur, met een ouderwetse baard. Iedereen kende hem en hij kende iedereen. Deze stond eens op een zondagmorgen aan de ingang van zijn erf, toen br. A. Meijer Johzn. op de fiets langs kwam om in Aalsmeer te gaan kerken. Ome Klaas, die wel van een grapje hield, riep hem toe: "Hé, jij mag op zondag niet fietsen!". "Als ik naar de kerk ga, pak ik gerust de fiets" was het antwoord. "Laat zulke dominees dan hier komen; mijn schuur kan je er voor krijgen" riep Hogenhout hem nog na.
Het was een schuur voor de mooie rijtuigen, zoals men dat vroeger noemde. Maar zou ome Klaas zijn belofte wel houden? En een schuur is maar een schuur. Niet direct was dan ook de gang naar Hogenhout. Er werd gedacht aan een betere plaats, maar die was er niet of kreeg men niet. En de tijd ging door. Ds. J. Jongeleen moest antwoord hebben. Dus gingen ze toch maar naar Hogenhout en die hield woord.
Nu moest er voor zitplaatsen gezorgd worden. Honderd stoelen konden gehuurd worden. Een katheder, die het bezit was geweest van de Christelijke School was ook aanwezig bij Hogenhout. Een orgel zou door een van de drie genoemde broeders in bruikleen worden gegeven. Ds. J. Jongeleen kreeg bericht: "wij rekenen op u".
Dat er in die dagen veel gebeden is hoeft niet gezegd te worden. Toen de 11e in zicht kwam werd er toch tegen de avond opgezien, hoewel er ook naar verlangd werd. Hoe zou het gaan? Zouden er wel hoorders komen? Ds. J. Jongeleen had ook geschreven: "over geld behoeft u zich niet ongerust te maken. Jullie houden maar een kollekte, daar ben ik wel tevreden mee".
De avond kwam. Tegen zes uur ging het wagentje van Hogenhout richting Duivendrecht om de dominee van het station te halen. Dominee Jongeleen was toen predikant in Hilversum. Later zag men dat wagentje dikwijls met een predikant in Ouderkerk komen. Dan was het tijd om naar de kerk te gaan. Op de hoek van de Wilhelminalaan tegenover de openbare school woonde weduwe de Rooij. Haar woning diende als consistorie. Oude Hein Meijer zou het opgegeven hoofdstuk lezen. Joh. Meijer Jaczn. nam plaats achter het orgel en de andere twee zouden kollekteren (de opbrengst op deze avond was ruim 45 gulden).
Het gehoor was boven verwachting: de honderd stoelen waren zo goed als bezet. Ds. J. Jongeleen preekte naar aanleiding van het gedeelte uit Handelingen 8 over Filippus en de kamerling. In jaren was zulk een woord niet in Ouderkerk gehoord. Al gauw kwam dominee weer preken en spoedig werd het om de veertien dagen.
Waar de broeders nooit aan hadden gedacht, daar dacht ds. J. Jongeleen wel aan: een Christelijke Gereformeerde Kerk te stichten in Ouderkerk aan de Amstel. Op de avonden na de dienst ontmoette hij ook onze brs. A.D. Hol en C. van Ingen. Deze broeders hadden beiden in de Gereformeerde Kerk in het ambt van ouderling gediend. Beiden waren van afkomst Christelijk Gereformeerd. Hij zag wel dat dit geschikte mannen waren om leiding te geven, meer dan de commissie van wie het verzoek om te komen preken was uitgegaan. Zij waren in kerkelijke zaken onervaren. De dominee vroeg dan ook of er bezwaar was om de leiding in handen te geven van de broeders Hol en Van Ingen. Daar was geen bezwaar tegen.
Van meet af aan begonnen beide broeders heen te werken naar een eigen zelfstandige gemeente. Ds. J. Jongeleen stond hen trouw bij met advies en zo nodig met daadwerkelijke hulp. Dat lag toen niet zo gemakkelijk als nu. Telefoon ontbrak, auto's waren nog in ontwikkeling. Bleef over: schrijven en reizen. Het was ds. Jongeleen niet gauw te veel, hij heeft er bijzonder veel werk aan gehad.
De eerste in het notulenboek vermelde vergadering, die een officieel karakter droeg, werd gehouden op 22 januari 1923, ten huize van weduwe De Rooij. Doel was om onder aanroeping van de naam des Heeren, de mogelijkheid te bespreken om te komen tot de zuivere bediening van Gods heilig Woord en de Sacramenten.
Met algemene stemmen werd de leiding van de vergadering opgedragen aan br. A.D. Hol. Deze opende de vergadering door te laten zingen psalm 84 vers 3 en ging voor in gebed. Hij behandelde in een duidelijk betoog de geschiedenis van de afscheiding, doleantie en de vereniging in 1892. Duidelijk werd ook de reden van het voortbestaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken weergegeven.
Na dit inleidend woord vroeg br. Hol de aanwezigen of zij een eigengekozen weg wilden volgen of dat zij zich geroepen wisten zich aan te sluiten bij die kerk, die, hoewel onvolmaakt, nochtans de tekenen van de zuivere kerk vertoonde. Na een korte gedachtenwisseling spraken alle aanwezigen zich persoonlijk uit zich bij de Christelijke Gereformeerde Kerk aan te willen sluiten, en tekenden een daartoe aangelegde lijst.
Br. Hol sloot vervolgens de bijeenkomst en vroeg br. Udo te eindigen met dankzegging.
Deze vergadering werd bezocht door 18 personen (11 mannen en 7 vrouwen). Hun namen zijn niet bekend.
Op een volgende vergadering werd een commissie gekozen, bestaande uit de broeders C. van Ingen en A.D. Hol. Deze zogenaamde commissie van voorbereiding diende stappen te ondernemen om te komen tot instituering van een Christelijke Gereformeerde Kerk in Ouderkerk aan de Amstel. Hun eerste daad was het opstellen van een schrijven aan de Christelijke Gereformeerde Kerk te Amsterdam om te worden toegelaten als leden. De commissie werd voor een onderhoud uitgenodigd op een kerkeraadsvergadering te Amsterdam. Hierbij was ook ds. J. Jongeleen aanwezig. De kerkeraad besloot een onderzoek in te stellen naar de toestand van de broeders en zusters in Ouderkerk om vervolgens verslag uit te brengen op de kerkeraad.
Het onderzoek had plaats op 2 maart 1923 in de schuur van K. Hogenhout. Aanwezig waren ds. W. Hendriksen van Amsterdam, een aantal kerkeraadsleden uit Amsterdam, ds. J. Jongeleen en een twaalftal broeders en zusters uit Ouderkerk. Ds. J. Jongeleen vertelde hoe hij een jaar geleden door br. Meijer verzocht was het evangelie te willen prediken in Ouderkerk. Men verlangde daar naar de verkondiging van een rijke Christus voor een arme zondaar. Niet wetende wat het zou worden was hij gegaan. Van een paar mensen bij het begin groeide het aantal langzaam uit en de begeerte ontwaakte in een Christelijk Gereformeerd kerkverband te leven.
Vervolgens haalde hij een stuk kerkgeschiedenis aan, waarna gelegenheid werd gegeven tot het stellen van vragen. Daarna werd ieder persoonlijk gevraagd of hij of zij tot een Christelijke Gereformeerde Kerk wenste te behoren. Hierop gaven allen een bevestigend antwoord.
Op de eerstvolgende kerkeraadsvergadering in Amsterdam zou het advies worden uitgebracht de leden tweemaal af te lezen van beide kansels, om hen dan tijdelijk in te lijven bij voornoemde gemeente. Op de eerstvolgende classis zou dan een verzoekschrift worden aangeboden door de broeders van Ouderkerk met het advies van de kerkeraad van Amsterdam om zodoende tot een Christelijke Gereformeerde Kerk hier ter plaatse te komen.
De broeders uit Ouderkerk werd geadviseerd om vanaf nu geregeld onderling tweemaal per zondag bijeen te komen om elkander door preeklezen te stichten en tevens de christelijke liefdadigheid niet te vergeten. De broeders zeiden toe dit onderling te zullen regelen.
Op 4 maart kwamen de broeders en zusters voor de eerste maal samen in de schuur van K. Hogenhout, die voor dit doel welwillend was afgestaan. De broeders C. van Ingen en A.D. Hol gingen als voorlopige commissie beurtelings voor in het preeklezen.
Er werd een schrijven naar de kerkeraad van Amsterdam gezonden met het verzoek een instructie op te stellen met betrekking tot de instituering van een Christelijke Gereformeerde Kerk te Ouderkerk aan de Amstel. Deze instructie zou dan moeten worden behandeld op de classisvergadering die op 10 april te Amsterdam werd gehouden. De broeders uit Ouderkerk aan de Amstel verklaarden zich bereidwillig een gedeelte van deze vergadering bij te wonen.
Aan dit verzoek werd gevolg gegeven. Nadat de classis Amsterdam de kerkeraad van Amsterdam, ds. J. Jongeleen en de broeders van Ouderkerk gehoord had, besloot zij tot instituering van een Christelijke Gereformeerde Kerk te Ouderkerk aan de Amstel over te gaan. De kerkeraden van Amsterdam en Haarlem (deze gemeente behoorde toen nog tot de classis Amsterdam) werden aangewezen dit besluit uit te voeren.
Een groot moment brak aan toen op maandag 7 mei 1923 de instituering te Ouderkerk aan de Amstel plaats vond. Op deze avond waren aanwezig: een commissie van vier leden uit de kerkeraad van Amsterdam met de predikant ds. W. Hendriksen, alsmede leden uit Haarlem met ds. W. Bijleveld. Deze vormden samen de classis commissie, terwijl ds. J. Jongeleen ook uitgenodigd was.
Ds. W. Hendriksen ging voor in gebed en liet zingen psalm 84 vers 3:
Welzalig hij, die al zijn kracht
en hulp alleen van U verwacht.
Hij las 1 Timotheüs 3 en bepaalde de samengekomenen, naar aanleiding van dit schriftgedeelte, bij de verzorging van het huis Gods. De gemeente moet net als elk ander gebouw bestuurd en verzorgd worden. Hij wees op de roeping van de gemeente in het algemeen en op die van de ambtsdragers in het bijzonder. Daarna gaf hij het woord aan ds. J. Jongeleen.
Deze schetste de afgelegde weg, waarin hij de hand des Heeren zo duidelijk zag. Ook al was het zijn hartewens om te zien gebeuren wat nu geschiedde, toch zei hij met de woorden van wijlen ds. J. Wisse, die hij eens sprak bij het verlaten van zijn pastorie in 's-Gravenhage: "Dit had ik nooit gedacht".
Ds. W. Bijleveld van Haarlem kreeg vervolgens het woord. Hij sprak naar aanleiding van Jesaja 14 over de vastheid van het Sion Gods. De Heere heeft Sion gegrond en haar sterkte en vastheid komt van de onveranderlijke God zelf.
Het zal een ontroerend moment zijn geweest toen ds. W. Bijleveld aan het einde van deze dienst de gemeente voor het eerst de zegen oplegde: "De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig".
Na de dienst ging de commissie met de manslidmaten in huishoudelijke vergadering om te komen tot het kiezen van een kerkeraad. Ds. W. Hendriksen opende de vergadering met gebed, las Titus 1 en sprak naar aanleiding van dit hoofdstuk een toepasselijk woord. Hierna werd tot stemming overgegaan. Tot ouderling werden gekozen C. van Ingen en A.D. Hol en tot diakenen G. Udo en A. Meijer Johzn. Alle gekozenen namen de benoeming aan.
Vooral br. Hol was door de Heere met gaven bedeeld, die hem bekwaam maakten om met de andere broeders de gemeente te leiden. Hij moest vaak veel geduld opbrengen voordat er een beetje kerkelijk besef begon te groeien. Daarbij kwam dat de gemeente in het begin tamelijk snel groeide door overkomst uit verschillende kerkgenootschappen. Door deze uiteenlopende afkomst was het niet altijd even gemakkelijk om de vrede te bewaren. In de notulen is spanning die er soms heerste nog merkbaar.
Bij de instituering waren er 18 belijdende leden (11 mannen en 7 vrouwen) en 32 doopleden.
Nadat op 15 mei door ds. J. Jongeleen de gekozen broeders in het ambt waren bevestigd, werd de eerste kerkeraadsvergadering gehouden, onder leiding van ds. J. Jongeleen.
Aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina werd ter kennisgeving van de instituering het volgende schrijven gezonden:
Aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden
Onder aanbieding van hulde en eerbied geeft te kennen de Kerkeraad van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Ouderkerk aan de Amstel, dat den 7den Mei 1923 eene Christelijke Gereformeerde Gemeente alhier is geïnstitueerd, een Kerkeraad is gekozen en in de ambten bevestigd.
Deze gemeente gaande in het voetspoor van het Reglement op de inrichting en het bestuur der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland in den jare 1869 Koninklijk goedgekeurd, is deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland.
Hetwelk doende
De Kerkeraad der Christelijke Gereformeerde Gemeente Ouderkerk aan den Amstel
C. van Ingen, Voorzitter
A.D. Hol, Scriba
Ouderkerk aan den Amstel
7 Mei 1923
Van dit schrijven werd ook een afschrift gezonden aan de Minister van Justitie en de burgerlijke gemeente van Ouderkerk aan de Amstel.
Dinsdagavond 29 mei 1923 was er een bijzondere dienst waarin ds. J. Jongeleen voorging. Hij bediende de Heilige Doop aan 16 kinderen van de gemeente. De oudste was 9 jaar, de jongste 2 maanden. Het spreekt voor zichzelf dat dit een onvergetelijke gebeurtenis was.
Ook voor ds. J. Jongeleen was dit een bijzonder moment. Sinds zijn eerste optreden in Ouderkerk, toen hij bemerkte dat er zoveel ongedoopte kinderen waren, had hij hier naar uitgezien. Hoe onschatbaar groot is het voorrecht om geregeld op te kunnen gaan onder een zuivere Woordbediening! Onze kinderen hoeven niet eerst 9 jaar te worden, voor zij het teken en zegel van het Genadeverbond ontvangen. Waarderen wij wel genoeg de voorrechten ons hierin door de Heere geschonken?
De woorden van psalm 126 vonden in veler harten weerklank: "De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd". De dopelingen kwamen uit drie gezinnen. Hun namen staan in onderstaand overzicht.
Jacob Meijer en Marie van Breda
|
|
|
|
|
|
|
Overleden. Was gehuwd met T. Lowie. |
|
|
|
|
|
|
|
Vertrokken naar Apeldoorn. |
|
|
|
Ouderling. Holendrechterweg 16. |
Abraham Meijer en Marretje de Rooij
|
|
|
|
|
|
|
Was gehuwd met D. v.d. Vegt Cordesweg. |
|
|
|
1958 in Mijdrecht gehuwd met L. Broere. |
|
|
|
Vroegere koster. Pr. Hendrikstraat 21. |
|
|
|
Was gehuwd met G. v.d. Vegt Sluiskom. |
|
|
|
Overleden 1972. Was gehuwd met R. Kok. |
|
|
|
Gehuwd met J.G. van Mansom Cordesweg. |
Johannes Meijer en Jansje de Rooij
|
|
|
|
|
|
|
Was gehuwd met J. Schuttel Sluiskom. |
|
|
|
Gehuwd met D. Schuttel Amsteldijk. |
|
|
|
Naar Driebergen. Overleden. |
|
|
|
Was gehuwd met L. van Ingen Cordesweg. |
|
|
|
Mevr. Meijer. Sluiskom 9. |
|
|
|
Was gehuwd met W. Willems Castrostraat. |
Niet alle dopelingen waren even rustig. Zo kreeg de kleine Daniël een sleutelbos van de koster om het volume dat hij voortbracht enigszins naar beneden te krijgen. Dit had hij echter ook niet veel succes want de sleutelbos werd al snel door de kerk gegooid.
3. De kerkbouw
Al heel spoedig werd het duidelijk dat de plaats van samenkomst niet blijvend kon zijn. Het was een mooie ruime schuur, kostte niets, maar het bleef toch maar een schuur.
Gepoogd werd een ander gebouwtje te kopen, dat met niet al te veel kosten geschikt gemaakt kon worden. Allereerst was er een aanbieding van een pand van dhr. G. v.d. Wild. De koopprijs, f. 18.000,-- ging echter de draagkracht van de gemeente te boven en er werd vanaf gezien. Wellicht werd er gespeculeerd op de noodtoestand van de gemeente. Een volgende poging betrof de oude Gereformeerde Kerk aan de Amstelzijde. De Gereformeerden hadden namelijk in 1919 een nieuw kerkgebouw betrokken aan de overkant van de Amstel, aan het Hogereinde Zuid. De commissie, die zich bezighield met de kerkbouw, wilde echter geen overijlde stappen doen en besloot voorlopig een lijdelijke houding aan te nemen.
Het kerkelijk leven ging door. Ouderling C. van Ingen verzorgde de catechisaties voor twee groepen. Ds. W. Hendriksen van Amsterdam werd door de classis benoemd tot onze consulent. Aan het einde van het jaar was de gemeente gegroeid tot 28 belijdende leden (14 mannen en 14 vrouwen) en 50 doopleden.
Op 13 maart 1924 werd een speciale ledenvergadering belegd over de kerkbouw. De commissie, welke was opgedragen een geschikt terrein te verkrijgen voor het bouwen van een kerk, had aanvankelijk gemeend in Ouderkerk te moeten zoeken. Zij had getracht op vijf verschillende panden de hand te leggen, maar dit was telkens afgebroken. Daarom was in overleg met de kerkeraad de blik naar de overzijde van de Amstel gericht. Hier werd de weg als vanzelf gewezen. Er kon een terrein worden gekocht, gelegen in de onmiddelijke nabijheid van de voormalige Gereformeerde Kerk. Dit was eigendom van dhr. C. de Graaf. De oppervlakte bedroeg 367,75 vierkante meter en de kosten f. 1.838,75. Dat was een heel bedrag in die tijd. Het overgrote deel van de kleine gemeente bestond uit arbeiders, die een cent echt eerst wel omkeerden voor deze uitgegeven werd. En nu moest er ook nog worden gebouwd. Waar haalde men de moed vandaan?
Broeder A.D. Hol sprak de gemeente toe: "Moeten wij een kerk maken op onze berekening, zo zullen wij verkeerd uitkomen. Maar zien wij op dien God die ons tot hiertoe heeft geleid, dan mogen wij vertrouwend op Hem de toekomst tegemoet gaan. Laat de weg soms donker zijn, de Heere zal nooit beschamen, die het van Hem verwachten". Vanuit dat geloof durfde de kleine gemeente het aan en zij zijn niet beschaamd uitgekomen.
Op 12 april had de overdracht van de grond plaats ten overstaan van notaris Kluwer. Dhr. A. van de Bijl werd gevraagd een ontwerp te maken voor een kerkgebouw met een ruimte voor 150 tot 180 personen. De voorlopige begroting die hij bij de twee ontwerptekeningen voegde beliep f. 15.500,--. Dit was toch wel een hele som en er werd dan ook getracht het kerkgebouw goedkoper neer te zetten. Een andere tekening werd gemaakt, ditmaal door dhr. Van Schaik. Volgens zijn ontwerp kwam het kerkgebouw op f. 13.000,--. De gebrs. Van de Bijl zaten echter ook niet stil en dienden een ontwerp in voor f. 11.000,--. Zo verkregen zij de opdracht het gebouw neer te zetten.
Als we dit vergelijken met de f. 92.000,-- die de Gereformeerde Kerk in Ouderkerk, gebouwd in 1919, kostte, dan kunnen we wel nagaan dat er waar het maar enigszins kon bezuinigd was.
Met dhr. K. Hogenhout werd een hypotheek afgesloten om de kerkbouw te financieren. Tevens werd een groot bedrag aan schuldbekentenissen uitgezet. Er werden ook plaatsen verhuurd. De minimumprijs bedroeg f. 5,-- per jaar.
De kerk kreeg 156 zitplaatsen en fraaie boogramen.
Op 6 maart 1925 werd het kerkgebouw in gebruik genomen. Ds. J. Jongeleen, die zoveel betekend heeft voor onze gemeente, leidde de dienst. Van deze dienst is een verslag gemaakt door br. Hol. Hij schreef: "De wegen Gods in dit alles waren voor mij zo wonderlijk, dat, zou ik het in orde verhalen, zo zou ik slechts de blote feiten noemende, toch niet kunnen weergeven de bijzondere bemoeienissen die God onze kleine gemeente kennelijk betoonde. Want dat dit gebouw hier staat en wij een plaats van samenkomst hebben is niet aan het vernuft van enig mens, maar alleen aan de vrije ontferming Gods te onswaarts te danken".
Voordat het nieuwe kerkgebouw in gebruik werd genomen was er geen consistorie maar kwam men voor de dienst samen in de woning van weduwe de Rooij. Zowel het gebed voor als na de dienst werd achterwege gelaten. Aangezien men toch een gemeenschappelijk gebed wilde hebben stelde men dit na de dienst. Toen er een eigen consistorie kwam stelde men in plaats van dit gebed een gebed voor de dienst en een gebed in de dienst. Aangezien het meestal leesdienst was werd het gebed na de dienst niet zinvol geacht. Het zou volgens de broeders neerkomen op een herhaling van woorden.
4. De begintijd
Uit de beginperiode van onze gemeente is wel te merken dat het toen een andere tijd was als nu. Toen kwamen de gastpredikanten van zaterdag tot maandag. Zij logeerden dan meestal bij de familie Hol.
Velen uit de gemeente maakten dan van de gelegenheid gebruik om de predikanten te ontmoeten. De deur bij de familie Hol stond er voor open. Het waren vaak mooie avonden waar gesproken werd over de dienst des Heeren. Waar ook gezamenlijk gezongen werd, tot Zijn lof. Hierdoor leerde men de dominee ook van een andere kant kennen dan alleen op de preekstoel.
Met onze vooruitgesprongen techniek gaat het nu wel even anders. Predikanten blijven geen zondag meer over. Tien minuten voor de dienst komt de predikant aanrijden, tien minuten na de dienst is hij vaak alweer op weg naar een andere of de eigen gemeente.
Catechisaties zijn er in het seizoen 1924/1925 wegens de drukke werkzaamheden rond de kerkbouw niet gegeven. De nieuwe consulent ds. A.M. Berkhoff werd gevraagd deze taak in het seizoen 1925/1926 op zich te nemen. Hij vond echter dat dit beter door de ouderlingen kon worden gedaan. Aldus geschiedde. De jeugd werd gesplitst in twee groepen: 11 - 15 jaar en 15 jaar en daarboven.
In de week werden avonddiensten gehouden ten einde beter in de gelegenheid te zijn predikanten te horen.
Geruime tijd deed zich het verschijnsel voor dat herkozen ambtsdragers niet opnieuw werden bevestigd. Volgens de kerkorde werd dit aan het oordeel van de kerkeraad overgelaten en deze vond dit kennelijk niet noodzakelijk.
Een aparte kollekte voor de diakonie kende men niet. De diakonie kreeg een vaste bijdrage uit de kerkelijke kas.
Op de classisvergadering van 7 april 1925 werd een financiële handreiking gevraagd in het geval een beroepen predikant het beroep aan zou nemen. De zaak werd terugverwezen naar de kerkeraad omdat zij niet financieel onderbouwd was. Deze onderbouwing werd opgesteld en op de vergadering van 13 april 1926 werd opnieuw een poging gedaan. De classis gaf de kerkeraad vrijheid van handelen.
De kerkeraad besloot ds. J. Jongeleen van Hilversum bij acclamatie te beroepen. Het traktement werd vastgesteld op f. 2.000,-- per jaar met een vrije woning en vrijdom van belasting. Op 25 mei 1926 werd na een dienst, waarin de consulent ds. A.M. Berkhoff voorging, een vergadering met de manslidmaten gehouden. Niemand van hen was tegen het beroep. Enkele broeders spraken uit dat de omstandigheden en het voorafgaande in de gemeente als vanzelf heenwezen naar de thans voorgestelde weg. Hoe groot was echter de teleurstelling toen ds. Jongeleen enkele weken later te kennen gaf voor de roeping vanuit onze gemeente te moeten bedanken.
Het zou zes jaar duren voordat een tweede beroep uitgebracht werd.
In 1928 werd geconstateerd dat de muur aan de westzijde van het gebouw voor wat betreft de bepleistering in staat van verval verkeerde. Volgens een deskundige moest de muur aan de binnenzijde worden afgebikt en opnieuw bestreken. Tevens moest de buitenmuur met een vloeistof die waterdicht afsloot worden behandeld. Hoewel het gebouw slechts drie jaar oud was waren er ook nog diverse andere reparaties uit te voeren. Zo regenden de ramen door en moest de riolering hersteld worden.
Eindelijk was het zover dat een predikant bereid was gevonden de catechisaties te geven. De nieuwe consulent ds. D. Driessen begon dit werk in het seizoen 1928/1929.
Op de ledenvergadering die begin 1929 werd gehouden werd opgemerkt dat de kerkeraad in het afgelopen jaar niet over was gegaan tot het beroepen van een eigen predikant aangezien zij dat financieel niet haalbaar achtte. Ook had zij er geen vertrouwen in dat het geld er zou komen als er een dominee kwam.
Door allerlei omstandigheden werd in 1928 geen Heilig Avondmaal gehouden. Opmerkelijk was dat er vanuit de gemeente ook geen enkele stem opging waaruit enige behoefte sprak tot het Heilig Avondmaal.
Op 1 augustus 1928 vond de eerste kerkvisitatie plaats door ds. H.C. Binee van Zaandam en ds. S. van der Molen van Lisse.
Op de ledenvergadering van 1930 drongen diverse gemeenteleden er op aan een eigen herder en leraar te gaan beroepen. Gezien het feit dat er in het vorige jaar zoveel predikanten voor waren gegaan, moest het toch mogelijk zijn een keuze te maken. De geplaatste opmerkingen waren voor de kerkeraad aanleiding het beroepingswerk weer tot onderwerp van bespreking op de kerkeraad te maken.
In 1932 schreef de kerkeraad een ledenvergadering uit om de financiële situatie rond het beroepingswerk met de gemeente te bespreken. Opgemerkt werd dat een geestelijk rijke gemeente niet licht een stoffelijk arme gemeente was. Halverwege dat jaar werd kandidaat W.F. Laman beroepen. Hoewel hij geen vrijmoedigheid had dit beroep te aanvaarden werd vanaf dat moment toch weer regelmatiger beroepen als voorheen. Men wendde zich opnieuw tot de classis om financiële steun rond het beroepingswerk, zodat eventueel een predikant met een gezin kon worden beroepen. De classis ging hier echter niet op in.
Het was de tijd van de crisis. Hoewel dit zijn invloed had op de kerkelijke inkomsten was het toch niet van dien aard dat men stopte met het beroepingswerk. Toch waren er voortdurend geldzorgen. In 1933 stelde ds. D. Driessen zelfs voor de catechisaties gratis te geven. Degenen die niet in staat waren het plaatsgeld te betalen werden door de diakonie ondersteund.
5. De nieuwe weg
Halverwege het jaar 1933 gebeurde er iets wat de gemoederen van de gemeente voor een aantal jaren bezig zou houden. Er werd namelijk in de buurt van de kerk een grote massa zand neergestort voor de aanleg van een nieuwe weg tussen Nieuwer- en Ouder-Amstel. Daar bleek het kerkgebouw niet tegen bestand te zijn. Scheuren en verzakkingen waren het resultaat. De consistorie was zo bouwvallig geworden dat zij direct werd gesloopt.
De kerkeraad wendde zich met een protest tot de Provinciale Waterstaat. Ook Bouw- en Woningtoezicht van Nieuwer-Amstel werden bij de zaak betrokken. Hoewel de Provinciale Waterstaat de fout erkende duurde de procedure erg lang. De hypotheekhouder drong echter aan op spoedig herstel van de kerk, daar anders de hypotheek opgezegd zou kunnen worden. De gemeente kon evenwel niet tot herstelling overgaan daar anders de Provinciale Waterstaat ontslagen zou zijn van betaling van de onkosten.
Het kerkelijke leven ging door. Zo werden in de winter van 1934/1935 op initiatief van ouderling v.d. Bergen en diaken van Dijk weekdiensten gehouden in Amstelveen. De reden om deze diensten te houden was, dat na het vertrek van ds. Fokkema, een predikant van de Gereformeerde Bond, van Amstelveen naar Ede, ons kerkgebouw regelmatig niet toereikend was om iedereen een zitplaats te bieden. Na één seizoen werden deze diensten echter weer gestopt vanwege de slechte financiële uitkomsten.
De scheuren in de kerk waren van behoorlijke omvang. Zo werd de opmerking gemaakt dat "de scheur in de hoek bij de zitplaats der diakenen zo tochtte". Aan een broeder uit de gemeente werd opgedragen de scheur met wat gips te dichten.
Provinciale Waterstaat was van mening dat de kerkeraad door een deskundige een begroting moest laten maken van de kosten. Hiervoor werd architect A. Ingwersen aangezocht. Deze begrootte de toegebrachte schade op f. 8.000,--. Provinciale Waterstaat kon niet akkoord gaan met dit bedrag. Zij stelde twee oplossingen voor. In de eerste plaats was het mogelijk een bedrag van f. 6.400,-- te krijgen en dan naar eigen goeddunken te restaureren. De tweede mogelijkheid was: van de schade een bestek maken, daarna openbaar aanbesteden en de kosten voor rekening van de provincie laten komen. De kerkeraad koos de eerste oplossingsrichting omdat zij hoopte dat het uiteindelijke bedrag lager zou uitvallen. Dit bleek later ook het geval te zijn. De restauratie kostte uiteindelijk f. 5.600,--.
Er werd niet openbaar aanbesteed, maar de architect kreeg opdracht voor restauratie van het gebouw en consistorie zorg te dragen. Dit heeft uiteindelijk zijn beslag gekregen in de maanden augustus en september 1935, ruim twee jaar na het ontstaan van de verzakking. Bij de restauratie werden de oorspronkelijke boogramen vervangen door ramen met een rechthoekige vorm.
De kerk werd ook meteen op de waterleiding aangesloten. Het aantal malen dat niet gebruik kon worden gemaakt van het kerkgebouw, zowel op zondag als door de week, bedroeg 18. Deze keren kwam men bijeen in de naaischool. Deze was gevestigd in het houten gebouwtje tegenover de kerk (de vroegere Gereformeerde Kerk), waar nu het bedrijf Helmers gevestigd is.
Kerkvisitatie vond nogal onregelmatig plaats. Op 29 maart 1935 ontvingen we voor de tweede keer als gemeente visitatie. De derde keer zou pas in 1941 zijn.
De gemeente had een kritisch oor. Zo werd er bezwaar gemaakt tegen het lezen van een broeder ouderling. Hij zou buitengewone stembuigingen maken en ongereformeerd zijn in sommige uitdrukkingen in het gemeenschappelijke gebed. Deze opmerkingen misten niet alle grond, want de kerkeraad adviseerde de broeder voortaan gewoon te lezen en de gewraakte uitdrukkingen niet meer te bezigen.
Op 27 juni nam ds. D. Driessen als consulent afscheid van onze gemeente vanwege zijn vertrek naar Rotterdam-Zuid. Hij heeft in alle getrouwheid gearbeid onder ons. Zijn opvolger werd ds. W. Heerma van Aalsmeer.
De leesdiensten duurden 's morgens bijna twee uur. Getracht werd dit niet langer dan anderhalf uur te laten zijn. Dit met het oog op de jonge kinderen en ook om de goede opkomst, die er doorgaans was, niet te verliezen.
6. Ds. J. van Doorn
Op 28 februari 1936 hield de consulent ds. W. Heerma een biduur in het midden van de gemeente over Exodus 32 vers 11a: "Doch Mozes aanbad het aangezicht des Heeren zijns Gods". Na de dienst vond de stemming plaats uit het tweetal ds. J. van Doorn uit Ede en ds. P. de Groot van Gorinchem. Zesentwintig broeders waren in de consistorie aanwezig en twee broeders brachten hun stem schriftelijk uit. De consulent vroeg eerst de Heere om leiding en besturing in deze gewichtvolle verrichting. De daarna gehouden stemming had als resultaat dat ds. J. van Doorn gekozen werd. De wettigheid van de vergadering werd vastgesteld. Vervolgens werd de beroepsbrief voorgelezen en ondertekend en eindigde één van de broeders met gebed.
Op 7 april kon het verheugende bericht kenbaar worden gemaakt dat ds. J. van Doorn het beroep naar Ouderkerk had aangenomen.
Ds. J. van Doorn nam op 6 mei afscheid van Ede. Op 12 mei werd hij bevestigd door ds. J. Jongeleen, en op donderdag 14 mei verbond ds. J. van Doorn zich aan de gemeente van Ouderkerk aan de Amstel. Een periode van 13 jaren en 1 week vacant zijn kwam hiermee ten einde. De blijdschap was groot.
Ds. J. van Doorn werd op 17 augustus 1900 geboren in Veenendaal. Het leek er op dat hij in de lijn van de familie boer zou worden. Maar midden onder het werk kwam de grote verandering in zijn leven en werd hij geroepen tot het ambt. Zijn eerste gemeente was Ede. Hier werd hij in 1930 bevestigd door prof. P.J.M. de Bruin met de tekst: "Ga heen in deze uw kracht" (Richteren 6: 14). Hij deed intrede met Psalm 78: 71 en 72 waarin hij zijn eigen levensgang vertolkt vond: "Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israël, Zijn erfenis. Ook heeft hij hen geweid naar de oprechtheid zijns harten, en heeft hen geleid met een zeer verstandig beleid zijner handen". Vroomheid was een kenmerk van ds. J. van Doorn in zijn ambtelijke bediening. Hij was een man zonder pose, uitte zich zoals hij was en zocht het goede voor Jeruzalem.
Na zijn komst naar Ouderkerk werden direct een aantal veranderingen doorgevoerd. Zo was het de gewoonte dat bij de aanvang van de dienst de voorlezer voorging en dat de dienaar met de overige kerkeraadsleden onder het zingen van de openingspsalm binnenkwam. Dit was niet bevorderlijk voor het stille gebed van de kerkeraadsleden, vooral niet wanneer een bekend psalmvers gezongen werd. Voortaan kwamen allen gezamenlijk binnen.
Ook had ds. J. van Doorn in Ede de gewoonte catechisaties, kerkeraadsvergaderingen en andere vergaderingen met psalmgezang aan te vangen. Deze gewoonte werd ook in Ouderkerk ingevoerd. De jongelingsvereniging schonk voor dit doel een orgel voor de consistorie. consistorie.
Aanvragen om steun werden vroeger vrij snel terzijde gelegd met het argument dat daar geen geld voor was. De dominee wenste hier toch wat genuanceerder mee om te gaan.
De predikant nam kontakt op met prof. P.J.M. de Bruin inzake broeders die enkele malen op zondag de wacht moesten waarnemen aan de springstoffen fabriek. Zijn eerwaarde acht dit een werk van noodzakelijkheid. Evenwel achtte hij dit voor ambtsdragers minder wenselijk (eind 1936 werd de zondagswacht afgeschaft). De dominee voegde hier aan toe het nodig te achten, allermeest voor de ouderlingen, dat ze aan het Heilig Avondmaal deelnamen. Hierdoor werd voor de groslijst voor ouderlingen de keuze beperkt.
In 1937 brak een moeilijke periode voor de kerk aan, wat de financiën betrof. Vaak konden de maandelijkse uitgaven, zoals tractement, huishuur en belasting niet worden voldaan. Hierdoor moest de dominee soms met minder tractement genoegen nemen. De penningmeester deed iedere kerkeraadsvergadering verslag van de stand van zaken. We waren overigens niet de enige gemeente uit de classis die moeite had de eindjes aan elkaar te knopen. Er waren ook gemeenten waar de predikant soms maanden geen tractement kreeg.
Dominee van Doorn vermaande de ouderlingen er op toe te zien dat als er een predikatie gelezen werd, er geen verkeerde verbondsbeschouwing in voorkwam. Er was namelijk een predikatie gelezen van een oude Engelse schrijver waarin duidelijk het supra lapsarisme naar voren kwam. De praeses trachtte de broeder die de preek las de leer der Christelijke Gereformeerde Kerk zoals deze is naar Gods Woord en de Nederlandse Geloofsbelijdenis duidelijk te maken. Men kwam niet tot het besluit alleen preken te lezen van Christelijke Gereformeerde predikanten.
Tijdens de zondagse diensten werden er drie kollekten gehouden. Het kollekteren duurde te lang. De praeses stelde voor de eerste maal twee rondgangen te houden en bij de tussenzang de derde. Alle broeders waren van mening dat dit een verbetering zou zijn en namen het voorstel over. Naast deze drie kollekten werd ook nog een kollekte bij de uitgang gehouden.
De inning van het plaatsengeld was geen eenvoudige zaak. De broeders kregen nogal eens te horen: "Als jelui komt, is het om geld te doen".
De mobilisatie als gevolg van de oorlogsdreiging liet onze kerk niet onberoerd. De kerkeraadsleden konden soms de vergadering niet bezoeken. Toen uiteindelijk ook ons land daadwerkelijk bezet was, zei ds. J. van Doorn dat dit een roepstem was voor ons land en volk, maar ook voor de kerk des Heeren. Er werd gesproken van dankbaarheid bij onderscheiding van zovelen, die door de vernielingen van de oorlog alles moesten missen en van alles verstoken waren. Zo werd bijvoorbeeld ook de Christelijke Gerformeerde Kerk van Rotterdam door brand vernield.
De gemeente Ouder-Amstel deelde mede dat er geen speciale godsdienstoefeningen mochten worden gehouden bij verjaar- of gedenkdagen van het huis van Oranje. Dit was door de Duitse autoriteiten verboden. In verband met de verduisteringsmaatregelen werden er alleen catechisaties gehouden als het lichte maan was. Dit zou telkens afgekondigd worden. Ook de aanvangstijden van de diensten op zondag zouden naar aanleiding van deze voorschriften worden aangepast.
Als gevolg van de rantsoenering moest het brood voor het Heilig Avondmaal een maand van tevoren worden aangevraagd onder vermelding van de datum waarop het gebruikt zou worden.
Met betrekking tot de voorschriften die de Duitse autoriteiten gaven leefden verschillende opvattingen binnen onze gemeente. Sommigen meenden dat hieraan gevolg moest worden gegeven, aangezien aan de overheid gehoorzaamheid verschuldigd was. Zo gingen diverse gemeenteleden naar Duitsland om te werken in de fabrieken. Anderen deelden deze mening niet en doken onder.
In 1941 werd een ledenvergadering gehouden om te bespreken hoe de kerk sneller van haar schuld af zou kunnen komen, teneinde het nageslacht zo kort mogelijk voor deze lasten te plaatsen. Uit de gevoerde besprekingen kan worden afgeleid dat de hypotheek in 70 jaar afgelost moest zijn. Het was de bedoeling een fonds te stichten om de aflossingssnelheid te kunnen vergroten. Ook het lage plaatsengeld kwam aan de orde. De dominee stelde dat voor de wereldse vermaken veel hogere bedragen gevraagd werden dan voor de dienst des Heeren. Sommigen wilden het plaatsengeld helemaal afschaffen en alles uit vrije giften dekken. De voorzitter stelde dat dit niet mogelijk was.
De classis besloot dat ouderlingen en diakenen die herkozen werden opnieuw in het ambt moesten worden bevestigd. De kerkeraad gaf gehoor aan deze oproep.
Ds. J. van Doorn en zijn vrouw hadden geen kinderen. Van hem is bekend dat hij altijd een hoge hoed droeg. Hij heeft voor diverse beroepen mogen bedanken. We noemen: Dokkum, Wormerveer, Alphen aan de Rijn en Zwaagwesteinde. Op 11 februari 1942 deelde hij echter mee dat hij het beroep naar 's-Gravendeel had aangenomen. Op 26 april preekte hij afscheid. Na 's-Gravendeel heeft hij nog de volgende gemeenten gediend: Urk (1945), Ermelo (1948), Tholen (1958) en Doornspijk (1963). Hij heeft een smartelijk ziekbed gehad. Vanaf dit ziekbed mocht hij echter nog getuigen en waarschuwen. Op 17 maart 1973 overleed hij in het Boerhaave Ziekenhuis in Harderwijk. Op woensdag 21 maart werd hij onder grote belangstelling begraven vanuit de Hervormde kerk. Ds. J. van Doorn was, wat men noemt, een eenvoudige dominee met een sterk praktische inslag. Hij was een rechtzinnig prediker. Stil en bescheiden ging hij zijn weg. Hij beminde de vooraanzittingen in het kerkelijke leven niet. Zijn liefde tot de kerk, die hij diende, was onverdacht. Die liefde werd gedragen door de begeerte het Evangelie te verkondigen en dat deed hij warm en ernstig, aandringend op persoonlijke bekering. Een man van het systeem was hij niet. Hij had oog voor Gods gevarieerde leiding. Het ging hem niet om grote, maar om ware dingen.
7. Opnieuw vacant
De catechisaties werden na het vertrek van ds. J. van Doorn gegeven door de consulent ds. M. Baan.
Wegens het uitgaansverbod 's avonds na 8 uur, vervielen de weekavonddiensten.
Nu de vaste last van het tractement was weggevallen konden er flinke bedragen extra worden afgelost. Aan het einde van de oorlog kon worden gemeld dat de hypotheek geheel was afgelost, zodat kon worden begonnen met het aflossen van de schuldbekentenissen.
Ds. L.S. den Boer kwam tijdens de oorlog, toen hij in Amsterdam-West stond, nog al eens preken. Hij kwam dan op de fiets. Eens gebeurde het dat hij onderweg werd opgehouden door de Duitsers. Hij moest namelijk een punt passeren waar juist een aantal mensen zou worden gefusilleerd. Toen de Duitsers hoorden dat hij moest gaan preken mocht hij doorfietsen.
Blijkens een opmerking op de jaarlijkse ledenvergadering waren er veel slapers in de kerk tijdens de godsdienstoefeningen. Het beste werd geacht degenen die voortdurend aan dit euvel mank gingen bij het huisbezoek daar persoonlijk op te wijzen.
Ds. L. Floor was met ingang van 1945 onze consulent. Aangezien hij ook al catechisaties gaf in Amsterdam-Oost zou deze taak worden waargenomen door ds. M. van der Klis van Maarssen.
Tijdens de vergaderavonden van de verenigingen werd de kerk gebruikt als fietsenstalling. Dit had de nodige vervuiling tot gevolg. Dat hierover een hartig woordje gewisseld werd spreekt vanzelf.
8. Ds. M. van der Klis
Op 23 januari 1946 werd na de weekavonddienst, die geleid werd door ds. L. Kleisen van Boskoop, overgegaan tot het beroepen van een predikant. Van het gestelde tweetal kreeg ds. M. van der Klis van Maarssen 17 stemmen en ds. H. van Leeuwen van Ermelo 16, zodat ds. M. van der Klis het beroep kreeg. Hierna ging een ieder huiswaarts met de bede of God deze poging met Zijn zegen mocht bekronen.
Ds. M. van der Klis bracht een bezoek aan de kerkeraad. Hieruit mocht volgens zijn zeggen geenszins de conclusie worden getrokken dat hij het op hem uitgebrachte beroep aanvaarde. Hij stelde diverse vragen over de financiële situatie van de gemeente.
In maart kon het verheugende bericht kenbaar worden gemaakt dat ds. M. van der Klis het beroep naar Ouderkerk had aangenomen. Ds. R. Slofstra van Vlissingen bevestigde hem op 1 mei. De intrededienst vond plaats in de Gereformeerde Kerk. Ds. M. van der Klis had bij zijn komst naar de gemeente twee kinderen.
Enkele weken later overhandigde de voorzitter van de kerkeraad, G. Udo, ds. M. van der Klis de voorzittershamer onder de woorden dat dit een instrument was dat hier tot nu toe zeer weinig gebruikt was.
Ds. M. van der Klis was op 13 april 1908 in Gouda geboren en had eerder de gemeente van Maarssen gediend (1939 - 1946). Voor zijn ambtelijke bediening was hij bakker geweest. Iedere predikant heeft zijn eigen wijze van preken. De ene predikant is heel beweeglijk en loopt heel wat heen en weer op de preekstoel, een ander blijft staan waar hij staat en bedient vanaf die plaats de gemeente. Ds. M. van der Klis behoorde tot de laatste categorie. Om in de winter het probleem van koude voeten te voorkomen werd in de preekstoel een rooster gemaakt waardoor warme lucht werd toegevoerd.
Ds. M. van der Klis had blijkbaar een interesse op financieel gebied. Er werd een aparte kerkeraadsvergadering aan deze materie gewijd. Duidelijk was dat als er een gezonde financiële basis wilde zijn, er bij de momenteel hogere uitgaven ook hogere inkomsten moesten zijn. Veel, hoofdzakelijk jonge mensen, zouden voortaan een plaats moeten gaan betalen. Tevens werd het geld per plaats verhoogd en zou dit geld eenmaal per maand worden opgehaald.
Al jaren was het gebruikelijk de verjaringsbusjes te bestemmen voor de emeritikas. Aangezien de gemeente nogal kinderrijk was, en nog steeds is, viel het niet mee aan de jaarlijkse omslag te voldoen. Rond 1946 werd de inhoud van de busjes bestemd voor het aanschaffen van een centrale verwarmingsinstallatie in de kerk.
Op de jaarlijkse gemeenteavond hield ds. M. van der Klis een inleiding over de beschouwing van het genadeverbond bij de Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken naar artikel 31 (ook wel de Vrijgemaakten genoemd) en de Christelijke Gereformeerde Kerken. Deze inleiding, met een leerzame bespreking, viel in goede aarde, en het verzoek werd geboren meer zulke avonden te organiseren, wat door ds. M. van der Klis toegezegd werd.
Ook uit onze gemeente vertrokken militairen naar Nederlands Indië. Elke week schreef een kerkeraadslid een brief naar onze jongens overzee. Tevens werden zowel de Wekker, het classisblad, de Levensbron, een dagboekje, een kalender en een abonnement op De Banier opgestuurd.
Ds. M. van der Klis was een bijzonder actieve man, practisch en pastoraal ingesteld. Zo nam hij zelf het initiatief inzake het verkrijgen van informatie met betrekking tot een centrale verwarming in de kerk. Ook was hij betrokken bij de aankoop van naamplaatjes om de verhuurde plaatsen beter zichtbaar te maken.
De winter van 1947 scheen bijzonder koud te zijn geweest. Gemeld werd dat het kerkbezoek tengevolge hiervan terugliep.
De lidmatenboeken bevatten nogal eens fouten. Daarom werd besloten een kaartsysteem aan te leggen. De penningmeester, W. Meijer, als de meest deskundige op dit gebied, zou de zaak in onderzoek nemen en te gelegener tijd afwerken.
In 1948 waren er opnieuw problemen met een muur van de kerk. Deze was altijd nat. Deskundigen zeiden dat er niets aan te doen was. Alleen een geheel nieuwe muur zou een oplossing zijn. Aangezien dit uitgesloten was, wegens het ontbreken van bouwmateriaal en het niet beschikbaar zijn van financiën, werd getracht een tijdelijke verbetering te krijgen door de muur aan de buitenzijde te behandelen met geprepareerde cement. Besloten werd opnieuw te spreken met gemeente, bouw instanties en de provincie, omdat de ontwrichting die geconstateerd werd, waarschijnlijk nog het gevolg was van de aanleg van de nieuwe provinciale weg (zie hoofdstuk 5).
Op 12 mei 1948 werd een bijzondere avond gehouden ter herinnering aan het 25-jarig bestaan van de kerk. Op deze avond waren aanwezig ds. J. Jongeleen van Bussum, die de vader van onze gemeente kan worden genoemd, en ds. J. van Doorn van Urk, die destijds de eerste predikant was.
Nadat op de gebruikelijke wijze was geopend memoreerde ds. J. Jongeleen als eerste spreker de totstandkoming van onze gemeente met haar voorgeschiedenis. Hij memoreerde op de hem eigen en pakkende manier hoe hij hier kwam, op verzoek van een drietal broeders, om hier de waarheid te brengen. Deze drie mannen waren allen nog in het midden aanwezig. Hij bracht enkele gebeurtenissen naar voren uit de eerste tijd, zoals het vergaderen in een wagenschuur, de gesprekken met de eigenaar van de schuur en hoe het groeide tot de instituering. De namen van de eerste kerkeraadsleden werden genoemd. Reeds twee van deze pioniers waren ontslapen.
Tenslotte wees hij op de weldaden des Heeren, die wij hadden mogen ontvangen. Daarvan werd gezongen met psalm 150 het eerste vers, waarbij een collecte hoorde, die volgens de spreker ook moest getuigen van dankbaarheid.
Hierna beklom ds. J. van Doorn de kansel, die een toespraak hield naar aanleiding van Hooglied 6 vers 9. Hij memoreerde dat 12 mei een gedenkwaardige dag was. 12 Mei 1936 deed hij hier zijn intrede. Zondag 12 mei 1940 hadden we een benauwende kerkdienst omdat de vijandelijke vliegtuigen hier boven ons cirkelden, en het afweergeschut naast ons ratelde. Nu dan deze blijde 12e mei.
Nadat deze spreker zijn voor deze avond toepasselijke rede had beëindigd dankte onze eigen predikant, ds. M. van der Klis, de sprekers en de aanwezigen, inzonderheid ook br. Vrugte van Amsterdam, die als classis afgevaardigde aanwezig was. Hierna liet hij zingen psalm 68 vers 7 en eindigde met dankgebed.
De daaropvolgende dag, donderdag 13 mei, was er een gezellige gemeente samenkomst die door ds. M. van der Klis op de gebruikelijke wijze werd geopend. Hij sprak een kort welkomstwoord, waarna hij het woord gaf aan ouderling Joh. Meijer, die een van het drietal was die bij de wording van de gemeente ds. J. Jongeleen uitnodigde, en daarom een toespraak hield over het ontstaan van onze gemeente. Dit liet de natuurlijke groei zien onder de zegen des Heeren, waardoor we nu mochten zijn wat we zijn.
Hierna werd gepauzeerd, thee geschonken met toebehoren, en de broeders een sigaar gepresenteerd.
Na de pauze kreeg de scriba het woord, die uit de notulen de gebeurtenissen van de afgelopen jaren had opgediept.
Hierna bood br. G. Nap, namens de mannenvereniging, de kerkeraad een elektrische klok aan voor de consistoriekamer. Zuster Vermeulen gaf namens de vrouwen- en meisjes vereniging een doopvont, waarbij zij een toepasselijk woord sprak. De voorzitter dankte de vriendelijke gevers en geefsters.
Hierna was er onder het genot van thee en een sigaar nog een gezellig samenzijn, waaraan ieder het zijne of hare bijdroeg.
Ds. J. van Doorn, die bij wijze van verrassing deze avond ook in het midden was, kreeg het woord, besprak nog enkele herinneringen en hield een toespraak onder het motto: "Houdt wat gij hebt". Hierna werd nog gezongen psalm 71 vers 11. Op verzoek van de voorzitter eindigde ds. J. van Doorn met dankgebed, waarna allen voldaan en dankbaar voor al dit onverdiende goede, huiswaarts keerden.
Na twee jaar onze gemeente gediend te hebben vertrok ds. M. van der Klis naar de veel grotere gemeente van Zierikzee. Op 31 mei 1948 woonde hij voor het laatst een kerkeraadsvergadering in onze gemeente bij. Hij dankte in enkele hartelijke woorden voor de zeer goede verstandhouding en voor het grote vertrouwen dat hij hier genoot. Hij hoopte dat de banden die waren gelegd bij predikant, kerkeraad en gemeente bestendigd zouden blijven, en dat Gods zegen rijkelijk ons deel mocht zijn, ook wanneer de gemeente vacant zou zijn.
Later diende hij nog de gemeente van Papendrecht (1964). In 1965 werd hij van zijn aardse taak ontheven. Hij overleed vrij plotseling terwijl hij in Zwitserland was op 57-jarige leeftijd. Op zaterdag 24 juli werd hij onder grote belangstelling begraven. De bonte verscheidenheid van de aanwezigen bewees hoezeer hij een man des vredes was, die samenbindend had gewerkt.
9. De derde vacante periode
Vrij snel na het vertrek van ds. M. van der Klis werd het beroepingswerk weer ter hand genomen. Bij de eerste stemmingsvergadering met de manslidmaten bleek er zelfs een schriftelijk stembriefje aanwezig te zijn van br. L. Udo uit N.O. Indië.
Ds. Joh. Prins van Amsterdam-West ging catechiseren. In eerste instantie was hiervoor ds. J. Jongeleen aangezocht, maar deze achtte het gezien zijn leeftijd beter een jongere predikant te vragen. Ds. A. Bikker, eveneens uit Amsterdam-West (daar stonden in die tijd 2 predikanten), was onze consulent.
In 1949 gaf een lid der gemeente, br. T. Snoek, te kennen zich aan te willen melden voor het admissie examen aan de Theologische School. In een speciale kerkeraadsvergadering waarin ook ds. Joh. Prins aanwezig was, werd onderzoek gedaan naar de algemene kennis en naar de verhouding tot de Koning van de kerk. De scriba kreeg de opdracht een schrijven samen te stellen over de resultaten van het onderzoek, en dit op te zenden aan het curatorium. Later werd melding gemaakt van de afwijzing van br. Snoek door het curatorium.
Op 25 september 1949 werd het Heilig Avondmaal in de middag bediend. Dit werd veroorzaakt doordat ds. J.G. van Minnen, die voor zou gaan, door ziekte verhinderd was. De beide Amsterdamse predikanten ds. A. Bikker en ds. Joh. Prins wilden ons wel uit de nood helpen, maar konden alleen in de middag en avond aanwezig zijn. Zodoende bediende ds. Joh. Prins om half drie het Heilig Avondmaal, en hield ds. A. Bikker om half acht nabetrachting.
De orde van dienst rond de voorlezer was niet altijd even eenduidig. Soms las de predikant, soms de voorlezer. Om hierin enige orde te krijgen werd besloten dat er altijd een kerkeraadslid zou lezen. De bekendmakingen zouden worden gedaan na het dankgebed en voor de slotzang.
Gastpredikanten werden in deze tijd meestal opgehaald door D. Schuttel, aangezien hij de beschikking had over een automobiel. Zo werden ds. A. Bikker en ds. Joh. Prins die in die tijd in Amsterdam-West stonden nogal eens naar Ouderkerk gereden. Dat viel niet altijd mee. Zeker niet, als de predikant na een dienst bij de Lauriergrachtkerk moest worden opgehaald. Het was een smalle gracht en ook in die tijd al erg druk. Vooral als de dienst wat langer duurde gaf dit wel eens problemen.
In 1950 werd opnieuw de mogelijkheid onderzocht om centrale verwarming aan te leggen in de kerk. Alleerst ging de bijna voltallige kerkeraad kijken in de kerk van Amsterdam-Noord waar een elektrische verwarming was aangelegd. Na dit bezoek werd de gebouwenopzichter gevraagd in correspondentie te treden met de firma Heuft te Amsterdam, die genoemde verwarming aangelegd had. Tevens moest kontakt worden gelegd met het Provinciaal Electriciteitsbedrijf om eventuele moeilijkheden, mogelijkheden, stroomverbruik en stroomkosten op het spoor te komen. Hierna zou de kerkeraad een beslissing kunnen nemen.
Er werd besloten een installateur opdracht te geven een ontwerp te maken. Dit duurde allemaal erg lang. Uiteindelijk resultaat was dat op financiële gronden van de verwarming werd afgezien.
Op de ledenvergadering van 1951 werd gesproken over de situatie rond de verhuurde plaatsen. Door de ontwikkeling binnen de gezinnen onstonden er moeilijkheden. Slechts een radicale reorganisatie zou hierin verandering kunnen brengen. De kerkeraad stelde echter voor de plaatsen vrij te geven, waarbij ieder die daartoe in staat was, een bijdrage zou geven. Dit zou eerst als proef gedaan worden voor de periode van een jaar. Als zou blijken dat het plan zijn doel voorbijschoot zou de proefperiode niet worden voortgezet.
De Christelijke Fröbelschool heeft ook gebruik gemaakt van onze consistorie voor haar klas jongste kinderen. Dit gebruik was met de nodige voorwaarden omgeven. Zo moesten ze op eigen kosten een sleutel laten maken, die nadat de consistorie niet meer gebruikt zou worden kosteloos moest worden afgegeven aan de kerkeraad. De kachel mocht gebruikt worden, maar de school moest zelf voor brandstof zorgen. De huur bedroeg f. 1,-- per week.
Samensprekingen met de vrijgemaakten zijn niet een verschijnsel van de laatste jaren. Want ook in 1951 kwam er een brief van de Gereformeerde kerk houdende artikel 31 (de "Vrijgemaakten") te Nieuwer-Amstel om een samenspreking te houden over wat ons scheidde en wat ons verenigde. De kerkeraad vreesde dat indien wij gingen samenspreken, wij op het werk van de Deputaten, die op de Generale Synode van 1950 benoemd waren, zouden vooruitlopen. Besloten werd over dit schrijven kontakt op te nemen met de consulent ds. A. Bikker te Amsterdam, en hem om advies te vragen.
Ds. A. Bikker zag geen problemen in de samenspreking. Toch besloot de kerkeraad van de samenspreking af te zien, omdat men dacht dat er voor beide kerken geen praktisch nut uit voort zou vloeien.
De diakenen droegen in de jaren '50 zwarte handschoenen bij het kollekteren. In 1952 werd begonnen met doorgeef kollektezakken. Voor die tijd gebeurde het kollekteren met zakjes die aan lange stokken bevestigd waren (het zogenaamde "hengelen").
Door het afschaffen van de gehuurde plaatsen was de financiële situatie toch wel wat achteruitgegaan. Daarom werd met ingang van 1952 het systeem van vaste vrijwillige bijdragen ingevoerd. Hier brachten diverse gemeenteleden bezwaren tegenin, aangezien zij hierin toch een zekere verplichting zagen. Er waren namelijk vaste bedragen per (doop)lid vastgesteld. De kerkeraad stelde hier tegenover dat dit laatste wel zo was, maar dat de bijdragen uiteindelijk op vrijwillige basis werden geïnd. Er werd een commissie benoemd die de leden die zich bezwaard voelden ging bezoeken.
Door het vertrek van ds. Joh.. Prins naar Groningen, eind 1953, verloren we onze catechiseermeester. Vervulling van deze plaats bleek de nodige problemen op te leveren.
10. Ds. J. van Dijken
Na de dienst op zondag 18 april 1954, geleid door ds. A. Bikker, vond de stemming plaats voor een te beroepen predikant. Van het gestelde tweetal kreeg ds. J. van Dijken uit Aalten 25 stemmen en ds. A. Gruppen uit Biezelinge 11 stemmen.
Nadat ds. J. van Dijken eind april met zijn echtgenote een bezoek aan onze gemeente had gebracht, kwam het verheugende bericht dat hij het beroep had aangenomen. Op 25 augustus 1954 deed hij zijn intrede in onze gemeente. Hij was op 15 december 1902 geboren te Woltersum in de gemeente Ten Boer (Groningen). Zijn eerste gemeente was Aalten. Hier werd hij op zondag 11 november 1934 bevestigd door zijn leermeester prof. P.M. de Bruin. Hij diende deze gemeente de helft van zijn diensttijd in onze kerken, namelijk 20 jaar.
Ds. J. van Dijken wist uit het Woord oude en nieuwe schatten op te diepen. Hij was een predikant met een bijzonder charisma. Het was de boodschap des Heeren die hem fascineerde. Hij stond achter het Woord dat hij bracht, en hij boog er ook voor. Een man van weinig woorden, maar met een bewogen hart. Dienaar des Woords in de volle zin. Een man met een boodschap.
De kerkelijke grenzen tussen de diverse gemeenten bleken nogal eens stof tot conflict te geven. Zo vielen personen die in Amstelveen woonden onder Ouderkerk. Het kwam echter regelmatig voor dat zij zich aansloten bij Amsterdam zonder dat Amsterdam dit meldde aan Ouderkerk.
De financiële toestand van de gemeente was niet zo best. Er werd steun aangevraagd bij de kas voor hulpbehoevende kerken. Van de aanleg van een centrale verwarming kon natuurlijk al helemaal geen sprake zijn. Aangezien er in de winter '55/'56 nogal wat kou geleden was in de kerk, werd toch getracht om te komen tot een vorm van electrische bijverwarming achter in de kerk. Ook dit bleek echter niet haalbaar te zijn.
Halverwege 1958 deelde ds. J. van Dijken mee dat hij het beroep naar Kapelle-Biezelinge had aangenomen. Hij preekte op 24 augustus afscheid. De afscheidsdienst viel blijkbaar op zondag, want geen der Amsterdamse predikanten kon aanwezig zijn, omdat zij allemaal drie diensten hadden te vervullen op die dag.
Biezelinge was tevens zijn laatste gemeente. In 1970 werd hij emeritus en vestigde zich in Zwolle. Hij overleed op 3 april 1975. Op 8 april werd hij begraven. Vele broeders en zusters waren aanwezig. Ook ds. Joh. Prins, zijn studievriend, die ook veel in de gemeente van Ouderkerk gearbeid heeft, was aanwezig. Hij zou kort daarop ingaan in de vreugde des Heeren.
De laatste preek van ds. J. van Dijken, die in "De Levensbron" van 27 april 1975 verscheen, ging over Deuteronomium 30 vers 19: "Ik neem heden tegen ulieden tot getuigen de hemel en de aarde; het leven en de dood heb ik u voorgesteld, de zegen en de vloek. Kiest dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw zaad". Wie deze preek leest ontdekt het naderende afscheid van ds. J. van Dijken. Hij heeft ook een boekje geschreven met als titel: "Door God bewaard". Hierin geeft hij de geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerken weer.
11. De vierde vacante periode
Onze consulent was ds. G. Bilkes. Hij zou ook de catechisaties gaan geven.
De kollektes waren rond 1960 als volgt verdeeld: de eerste rondgang voor de diakonie en de tweede voor de kerk. Daarnaast werd ook nog een deurkollekte gehouden. In de doordeweekse diensten waren beide rondgangen voor de kerk.
De kerkleden die woonden aan de Amsteldijk Zuid ondervonden moeilijkheden als gevolg van de roeiwedstrijden die telkens de laatste zondag van maart werden gehouden. Hierover werd een schrijven gericht aan Burgemeester en Wethouders van Nieuwer-Amstel.
In 1960 werd met ds. G. Bilkes gesproken over een combinatie met Amsterdam-Zuid, waarbij ds. G. Bilkes zich ook aan onze gemeente zou verbinden. Van hem zou worden verwacht: catechisaties, huis- en ziekenbezoek en 3 maal per zondag preken, waarvan dan de ene zondag 2 keer in Amsterdam-Zuid en 1 keer in Ouderkerk, en de daarop volgende zondag omgekeerd. Ds. G. Bilkes zou dan wel over een auto moeten beschikken.
Over dit plan werd een samenspreking gehouden met Amsterdam-Zuid en ds. G. Bilkes. In Amsterdam waren bezwaren gerezen. Een stadsgemeente vraagt een intensieve bearbeiding, wat veel tijd vergt. De moeilijke punten voor Amsterdam waren: de pastorale arbeid en de regeling van de kerkdiensten.
Na deze vergadering werd door Ouderkerk het besluit genomen het voorstel tot een eventuele combinatie in te trekken. Dit omdat de genoemde bezwaren van Amsterdam-Zuid moeilijk te ondervangen waren.
Een aantal leden uit Amstelveen, zowel ressorterend onder Amsterdam-Zuid als onder Ouderkerk stuurden een brief naar de kerkeraad met het verzoek om te komen tot het stichten van een preekpost in Amstelveen. Omdat een soortgelijke brief ook naar de kerkeraad van Amsterdam-Zuid was gestuurd werd kontakt opgenomen met deze broeders.
Deze waren van mening dat hun leden geen moeilijkheden hadden wat betreft kerkgaan etc. en oordeelden dat een samenspreking over de situatie in Amstelveen niet nodig was. Aangezien er in deze zaak niet alleen door Ouderkerk gehandeld kon worden, zou dit in een schrijven aan de broeders in Amstelveen worden meegedeeld.
De synode gaf het gebruik van de Nieuwe Vertaling vrij, maar Ouderkerk besloot om de Oude Vertaling aan te houden.
Op de Christelijke School werd gebruik gemaakt van de Nieuwe Psalmberijming. De kerken hadden deze echter nog niet aanvaard. Tegen de berijming als zodanig bestonden ook bezwaren. Dit werd aan het schoolbestuur kenbaar gemaakt.
Na het vertrek van ds. G. Bilkes in 1961 en ds. M.W. Nieuwenhuijze in 1964 verzorgde ds. B. van Smeden in het seizoen '64/'65 de catechisaties.
In 1966 vroeg de kerkeraad van Siegerswoude in een schrijven medewerking voor een kruidkoekenverkoop ten bate van de kerkbouw. Onder het consumeren van de proefkoek werd besloten hier niet aan mee te doen.
In 1967 werden de plaatsen geheel vrij gegeven, behalve de gereserveerde plaatsen.
In 1968 werd er een nieuwe preekstoel met klankbord gemaakt.
Er kwamen bezwaren tegen het catechetisch onderwijs van ds. B. van Smeden. Door zijn vertrek naar Amersfoort werden deze opgelost. Zijn opvolger was ds. C. van der Weele.
In 1969 werd een commissie gevormd die zich bezig ging houden met de vernieuwing van het interieur. Voornaamste taak was het vernieuwen van de banken. Op de jaarlijkse gemeenteavond waren een aantal proefbanken aanwezig. Hieruit werd een keuze gemaakt. Eind augustus werden de banken geplaatst. Ze bleken van niet al te beste kwaliteit te zijn want na een half jaar vertoonden ze al scheuren, waarschijnlijk ten gevolge van de verwarming. De twee gangpaden werden met één verminderd zodat het aantal zitplaatsen uitgebreid kon worden tot 195.
Op de gemeenteavond van 1970 werd voorgesteld een Commissie van Beheer in te stellen. Voornaamste doel was om het onderhoud van het kerkgebouw meer aandacht te geven. De funktieverdeling van de commissie was: W. Piet, voorzitter; J. van Zijverden, secretaris; P.H. Bosse, penningmeester en H.D. Meijer algemeen adjunct. Eerste taak was het voorbereiden van de verkoop van de pastorie. Vervolgens werd een aanzet gegeven om te komen tot het uitgeven van een eigen kerkblad, dat "De Brug" zou gaan heten.
Over de naamgeving werd het volgende geschreven: "Natuurlijk heeft de brug over de Amstel, zo dicht bij het kerkgebouw de inspiratie gegeven, maar de functie van de brug en de bedoeling van dit blad vertonen grote overeenkomst. De Brug wil verbinding brengen tussen kerkeraad en gemeente, maar ook meer binding in de gemeente zelf."
Op 30-10-1970 verscheen het eerste nummer. Van de kerkeraad werd een inleidend stukje verwacht, alsmede een opgave van de kerkdiensten. Het eerste nummer bleek een groot succes: de meningen hierover waren onverdeeld gunstig.
Verder wilde de commissie van beheer de ramen vernieuwen, betere verlichting aanbrengen en een plafond in de kap met betimmering van de schuine kanten. Aangezien hier nogal wat financiële consequenties aan vastzaten werden er twee gemeenteavonden over gehouden. Er kwam de nodige kritiek op het wegwerken van de nok, zodat de commissie dit plan terugnam. De reparaties werden in 1972 uitgevoerd. Dit betekende dat er drie keer in de hal van de Christelijke School gekerkt moest worden.
Op de gemeenteavond werd geopperd een gemeenteboekje samen te stellen. Dit werd uitgevoerd. Zo verscheen in 1973 de eerste gemeentegids, voorzien van een inleiding waarin de geschiedenis van onze kerk werd verhaald.
Rond de kerk werd een stuk grond aangekocht. Hierop werd een parkeerterrein aangelegd.
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de gemeente werd op 13 mei 1973 een herdenkingsdienst gehouden waarin ds. G. Bilkes voorging. Hij sprak over Psalm 65: "De lofzang is in stilheid tot U, o God!"
Op woensdag 16 mei kwam de gemeente samen in een bijzondere gemeenteavond. Hier sprak ds. W. Heerma, onze vroegere consulent. Ook ds. J. van Dijken was aanwezig. Ouderling Jaarsveld sprak een woord en er werd een orgelsolo gegeven.
Eind 1973 werd een proef genomen met het laten vervallen van de derde kollekte. Tot die tijd was de eerste kollekte voor de diakonie, de tweede voor de kerk en eventueel de derde voor speciale kollektes. Afgesproken werd om bij een extra kollekte die voor de diakonie te laten vervallen. Tevens zou de eerste kollekte voortaan voor de kerk zijn.
In 1974 werd de consistorie drie meter uitgebouwd. Dit werd in eigen beheer uitgevoerd. Er was niet goed gekeken naar de plaats waar de heipalen de grond ingingen. Dit had tot gevolg dat er één dwars door een rioolbuis heen ging. Kort voor die tijd was er centrale verwarming aangelegd in de kerk. Er werd toen een aantal malen gekerkt in de Eben-Haëzerschool.
Vanaf 1975 verzorgde ds. P. Beekhuis de catechisaties in plaats van ds. C. van der Weele.
12. Ds. A.K. Wallet
De gemeente was al erg lang vacant. Ondanks de teleurstellingen rond het beroepingswerk was er het vertrouwen dat God de gebeden hoorde.
Op 10 oktober 1976 opende de voorzitter van de kerkeraad een vergadering met de manslidmaten, las Jacobus 5: 12-20 en ging voor in gebed. Na een welkomstwoord werd het tweetal, de kandidaten W. Kok en A.K. Wallet de gemeente voorgesteld. Volgens de presentielijst waren 30 stemgerechtigde leden aanwezig, terwijl twee schriftelijke stemmen waren ingekomen. De stembriefjes werden uitgereikt. Het stembureau werd gevormd door de brs. W. Dekker en J. Schippers. De uitslag was als volgt: kandidaat A.K. Wallet 20 stemmen en kandidaat W. Kok 12 stemmen. Derhalve was kandidaat Wallet gekozen en zou door de kerkeraad worden beroepen. Desgevraagd waren er geen formele bezwaren tegen de gehouden stemming. Br. G. Jaarsveld eindigde met dankgebed en de voorzitter sloot de vergadering.
In verband met het uitgebrachte beroep werden de broeders aangespoord deze zaak aan de Heere voor te leggen en te pleiten op Zijn ontferming. Het zou een wonder zijn als de Heere kerkeraad en gemeente wil verblijden.
Op 28 oktober mocht de verheugende mededeling worden gedaan dat kandidaat A.K. Wallet het beroep naar onze gemeente had aangenomen. Hij had 14 beroepen ontvangen, waarbij het beroep van onze gemeente het laatste was. De Heere gedacht op bijzondere wijze aan onze gemeente. Het was allemaal nog wel wat onwerkelijk.
Na ruim 18 jaar van vacant zijn en dertig beroepen mochten we horen dat er volle vrijmoedigheid was het beroep aan te nemen.
In "De Brug" werd hierover het volgende geschreven: "De blijde tijding ging zo snel door de gemeente, dat je bijna geen kans had iemand te verrassen. De reakties waren verschillend, doch bij allen was er dankbaarheid. Er zijn die avond dankgebeden afgezonden en Gods goedheid is bezongen. De Heere gaf rijke juichensstof, om al Zijn wonderen en Zijn lof, met hart en mond te melden. Wat een wonder is ons te beurt gevallen, de Heere betoonde ons Zijn gunst, op het gebed deed Hij wonderen, dat heeft Hij ons duidelijk doen zien."
De kerkeraden van Westzaan en Naarden werden gevraagd een verzoek te richten aan de roepende kerk Zaandam in verband met het peremptoir examen. Dit werd afgenomen op 8 december. Ds. B. Bijleveld stelde onder andere de volgende vraag: "Wat heeft Ouderkerk, dat geen enkele andere gemeente heeft?" Kandidaat A.K. Wallet moest het antwoord schuldig blijven. Dat luidde: "een diaken als voorlezer." Het examen mocht met een gunstig resultaat worden afgesloten.
De bevestigings- en intrede dienst vond plaats op 26 januari 1977. Ds. J. Brons was bevestiger. De gemeente zong: "Laat 's Heeren lof ten hemel rijzen; hoe goed is 't onze God te prijzen." De tekst voor de bevestigingspreek was Johannes 17 vers 18: "Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen ook in de wereld gezonden."
Duidelijk toonde ds. J. Brons uit Gods Woord aan wat het ambt van dienaar des Woords inhoudt. Maar ook welk een verantwoording voor de hoorders, het ter harte nemen van dat Woord, de Heere geloven op Zijn Woord.
Na het lezen van het formulier en het stellen van de vragen klonk het: "Ja, ik van ganser harte." Hierna volgde de handoplegging, een ontroerend moment, ingezegend te worden tot de dienst van God.
De dominee werd toegezongen: "Doe bij Uw knecht weldadigheid, o Heer', opdat hij leev', Uw woorden moog' bewaren."
Ds. A.K. Wallet had als tekst voor zijn intrede preek: Johannes 17 vers 20: "En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen." Hij benadrukte niets anders te willen en te kunnen dan het woord van de Heere te prediken, zodat door dat woord velen zouden geloven.
Op 28 januari werd een kennismakingsbijeenkomst met de gemeente gehouden. Deze avond stond in het teken van: "U alleen, U loven wij." Na de presentatie van de verenigingen was er ruime gelegenheid tot kennismaking. In zijn slotwoord benadrukte de dominee dat we uit onszelf niets zijn, maar dat de Heere mensen wil gebruiken in Zijn dienst.
Het huwelijk van kandidaat A.K. Wallet met mevr. P. van Renselaar was reeds eerder en wel op 4 januari bevestigd door ds. P. den Hertog te Veenendaal. Hij preekte over Jozua 24 vers 15b: "Aangaande mij en mijn huis, wij zullen den Heere dienen." Velen uit Ouderkerk hadden de reis naar Veenendaal ondernomen.
Ds. A.K. Wallet was, evenals onze eerste predikant ds. J. van Doorn, geboren in Ede en wel op 17 juni 1939.
Op de gemeenteavond werd ter discussie gesteld of een voorlezer nog wel noodzakelijk was nu er een eigen predikant was. De voorzitter, ds. A.K. Wallet stelde het echter erg op prijs.
Eén van de eerste aktiviteiten van ds. A.K. Wallet was het oprichten van een evangelisatie commissie. Deze had de volgende samenstelling: ds. A.K. Wallet, voorzitter; Jaap de Roos, secretaris; Peter Trimp, penningmeester; Jan Meijer, algemeen adjunct en Evelien Willems correspondente. Doel van de commissie was het realiseren van de volgende projekten:
- het bezoeken van doopleden die de kerk niet meer bezochten
- het oprichten van een Bijbelkring teneinde buitenkerkelijken hierbij te betrekken
- het oprichten van een zangkoor
- het oprichten van een zondagschool
Ds. A.K. Wallet bediende zelf de doop aan zijn eerste kind. Br. D. Meijer las het formulier en stelde de vragen.
In 1978 werd de morgendienst een half uur vervroegd naar 9.30 uur. Reden hiervoor: de Zondagschool, het vervoer van anderen naar de kerk en de lengte van de diensten bij het Heilig Avondmaal. Tevens werd een crêche gestart voor kinderen tot 4 jaar.
Ten tijde van ds. A.K. Wallet werd het zogenaamde doopbezoek ingesteld. Dit houdt in dat bij ouders, die te kennen geven hun kind te willen laten dopen, een bezoek wordt gebracht door een tweetal kerkeraadsleden. Tijdens dit bezoek wordt doorgesproken over de betekenis van de doop, en de beweegredenen van de ouders om hun kind te laten dopen.
Velen kennen ds. A.K. Wallet als een spontane en bijzonder actieve man. Niets was hem te veel als het er op aankwam mensen met het heerlijk evangelie in aanraking te brengen. Hierbij beperkte hij zich niet alleen tot de eigen gemeente. Als in de zomermaanden vele plezierjachten Ouderkerk aandeden was hij daar aanwezig om de mensen op te roepen de zondagse erediensten te bezoeken.
Ds. A.K. Wallet bedankte voor de volgende beroepen: Rotterdam-West (1980), Broeksterwoude (1982) en opnieuw Rotterdam-West (1982).
13. De nieuwe kerk
Het aantal zitplaatsen in de kerk was 195. Dit aantal was te klein geworden om iedereen een zitplaats te kunnen bieden (de kerk telde eind 1978 244 leden). Tevens werd de vergaderruimte als onvoldoende ervaren. Daarom werd gesproken over het uitbreiden van het bestaande kerkgebouw. De commissie van beheer werd uitgebreid met een commissie voor bouwzaken in de ruimste zin van het woord. De volgende personen werden gevraagd zitting te nemen in deze commissie: W. Dekker, A. Meijer Azn. en J. de Roos.
Halverwege 1979 kwamen de eerste plannen ter tafel:
Plan A, ontwikkeld door A. Meijer Azn. voorzag in een vergaderruimte van 95 vierkante meter, hal, keuken, toilet en consistorie, te bouwen naast de kerk. Ter vergroting van de kerk diende de muur tussen kerk en consistorie te worden verwijderd. In dit ontwerp zou wel de parkeerruimte 130 vierkante meter kleiner worden. Geschatte kosten: 232.000 excl. BTW. Extra zitplaatsen: 35.
Plan B, ontwikkeld door W. Dekker. Hierin was een gebouw geprojecteerd aan de kerk vast, van gelijke omvang als de huidige kerk. Het aantal zitplaatsen in de kerk kon daarbij door een vouwwand worden uitgebreid, terwijl tevens veel vergaderruimte werd verkregen op de bovenverdieping van de aanbouw. Ook dit ontwerp veroorzaakte verkleining van de parkeerruimte. Geschatte kosten: 375.000 excl. BTW. Extra zitplaatsen: 50.
Plan C voorzag in het verplaatsen van het orgel, waardoor de galerij beschikbaar zou komen voor zitplaatsen. Voor vergaderruimte zou een gebouw worden geplaatst schuin tegenover de kerk, waar in die tijd de huishoudschool stond. De kosten hiervan bedroegen excl. grond en excl. BTW: 150.000. De grondprijs kon na informatie worden gesteld op f. 200,-- per vierkante meter.
Plan D hield in het bouwen van een nieuwe kerk op een beter toegankelijk terrein. Indien namelijk één van de hiervoor genoemde suggesties zou worden gerealiseerd, was de mogelijkheid van nieuwbouw in de toekomst uitgesloten, mede gezien de financiële consequenties.
De commissie werd verzocht documentatie en diverse gegevens te verzamelen om te komen tot nieuwbouw. Tevens werd besloten een brief naar de gemeente Amstelveen te zenden met het verzoek het houten gebouwtje met de daarbij behorende grond te willen verkopen aan onze gemeente. Indien nieuwbouw niet te realiseren zou zijn, kon plan C verder ontwikkeld worden.
De brs. Dekker en Meijer bezichtigden een aantal kerkgebouwen, o.a. te 's-Gravenmoer. De commissie van beheer had een brief geschreven aan de gemeente Ouder-Amstel, waarna ook mondeling kontakt was geweest. Hierbij was gesproken over de beschikbaarheid van bouwgrond. Gedacht werd aan het plan Sluisvaart II. Op andere plaatsen waren weliswaar ook percelen grond beschikbaar, maar hierbij was het twijfelachtig of er toestemming tot kerkbouw zou worden gegeven. Bij de KNSF werd geïnformeerd of deze bereid was grond te verkopen. In verband met eventuele financiering was kontakt opgenomen met deputaten voor kerkbouw aangelegenheden. Geadviseerd werd een fonds te openen waarop giften konden worden gestort. In herinnering werd gebracht op welke wijze zo weinigen het huidige kerkgebouw hadden gesticht, namelijk in afhankelijkheid van de Heere, en met inzet en offervaardigheid van allen.
Op 6 december 1979 vond een belangrijke avond plaats in de geschiedenis van onze kerk. Op deze gemeenteavond werd gesproken over het ruimte tekort, zowel voor de kerkgangers, als voor het verenigingswerk. Ds. A.K. Wallet spak over Nehemia 4 vers 1 t/m 9. Bij de joden was genegenheid tot het werk. Zij hadden hun gebed opgezonden en de Heere had hun harten geneigd om te werken. Het kostte de joden destijds wel een offer, want er was veel onbegrip bij de plaatselijke overheid.
De bedoeling van deze avond was om tot definitieve besluitvorming te komen. De plannen A t/m C werden voorgelegd. Aan deze mogelijkheden waren veel nadelen verbonden, onder andere:
- het kerkgebouw bleef moeilijk bereikbaar
- de uitbreiding van de naast ons aangelegde parkeerplaats zou overlast opleveren, hetgeen reeds merkbaar was
- de situatie van de muren was niet ideaal: scheurvorming en het ontbreken van spouwmuren
- een noodzakelijk gewenst onderzoek van de fundering
In verband met het voorgaande had de commissie zich beraden over de mogelijkheid tot nieuwbouw (plan D). Informatie hieromtrent was ingewonnen bij de gemeenten Amstelveen en Ouder-Amstel. Van Amstelveen was nog niets vernomen. Met de gemeente Ouder-Amstel was een bespreking gehouden waaruit bleek, dat deze gemeente hier welwillend tegenover stond. Als prijs voor de benodigde grond was een bedrag van f. 150.000,-- genoemd. Het terrein was gelegen langs het Turfstekerspad. De kosten van de kerk incl. grond zouden excl. BTW f. 650.000,-- bedragen. De aangenomen verkoopprijs van het toenmalige kerkgebouw was f. 300.000,--, zodat de uiteindelijke kosten f. 350.000,-- zouden zijn. De planologen waren op dat moment bezig met het indelen van Sluisvaart II, zodat niet te lang gewacht mocht worden met een beslissing.
Gerefereerd werd ook aan 1923. Door geestelijke nood gedreven vatten een aantal broeders het plan op om een kerk te bouwen. De lonen waren toen zeer laag. Menselijk gezien was het niet uitvoerbaar. Mogen wij hen tot op de dag van vandaag niet oprecht dankbaar zijn voor hun inspanning? Hoeveel hebben zij betekend voor het nageslacht? We mogen ons verheugen in een trouwe kerkgang, toename van het aantal leden en bloeiende verenigingen.
Gezien de welwillendheid van de plaatselijke overheid werd gedacht aan augustus 1980 als aanvangstijd voor een eventueel te bouwen kerk. Het aantal zitplaatsen zou worden uitgebreid van 196 nu, naar 250 in de nieuwe kerk.
De gemeente sprak zich in overgrote meerderheid uit voor nieuwbouw.
Het gemeentelijke leven ging ondertussen ook door. In 1980 richtten een aantal ouders zich tot de kerkeraad om te spreken over het lager onderwijs ter plaatse. Dit gaf al enige tijd reden tot zorg. Er was kontakt geweest met het bestuur van de Vrijgemaakte school in Amsterdam en er was een reformatorische school bezocht in Utrecht. Het onderwijs was bij beiden gefundeerd op Schrift en Belijdenis. Stelde men standpunten en de handelwijze van de plaatselijke school hier tegenover, dan moest geconcludeerd worden dat het, in het licht van de doopbelofte, niet verantwoord meer was met het huidige onderwijs door te gaan.
De Vrijgemaakte school had als nadeel dat men geen lid van de schoolvereniging kon worden, en dat men dus geen enkele inspraak had. In grote meerderheid was men het er over eens naar Utrecht te moeten. Er werd een commissie benoemd om de mogelijkheden te onderzoeken. Resultaat hiervan was dat er een busje aangeschaft werd voor het vervoer van de kinderen.
In verband met de nieuw te bouwen kerk was de kerk van Hengelo bezocht. Dit gebouw sprak de commissie erg aan. De architekt maakte een ontwerptekening. De gemeente Ouder-Amstel had 2.000 vierkante meter grond gereserveerd. Indien enigszins mogelijk zou het gereserveerde terrein geheel worden gekocht. Dit in verband met een in de toekomst eventueel te bouwen pastorie en parkeergelegenheid.
Op de gemeenteavond van 1981 kon een opgave worden gedaan van de kosten verbonden aan de nieuw te bouwen kerk: grond f. 204.000; kerk + fundering f. 708.000; orgel, notaris, architekt en aansluitkosten f. 98.000. Totaal dus f. 1.010.000. Geschatte opbrengst van de oude kerk: f. 350.000.
De tekeningen van de nieuwe kerk en een maquette waren op deze avond ook te bezichtigen. De nieuwbouw was naar het ontwerp van de kerk van Hengelo. Aangezien deze ontworpen was door dhr. Potkamp, leek deze de uitgezochte man om ook onze kerk te realiseren.
De gemeente was met algemene stemmen voor de plannen.
Vanaf 12 maart 1981 werd het oude kerkgebouw te koop aangeboden.
Op 3 augustus 1981 werd het voorlopig koopkontrakt voor de aankoop van de grond getekend. Bij de oude kerk werd een bord geplaatst om de verkoop hiervan te bevorderen.
De nieuwe kerk zou 248 zitplaatsen gaan tellen, en was gesitueerd naast de rooms-katholieke basisschool De Duiventil, achter winkelcentrum Sluisplein. De kerk paste niet in het bestemmingsplan Sluisvaart-Hoofdenburg. Het college van B & W was echter van mening dat de betreffende plaats geschikt was voor kerkbouw. Daarom startte zij een zogenaamde artikel 19 procedure waardoor de gemeente de gelegenheid had het bestemmingsplan opnieuw in te vullen.
De bewoners van de flat aan het Sluisplein dienden bezwaarschriften in. Volgens de wet AROB (Administratieve Rechtspraak Overheids Beschikkingen) moesten de indieners gehoord worden. Dit gebeurde op maandagavond 9 november 1981.
Voornaamste bezwaren waren:
- Belemmering van het uitzicht waardoor woongenot- en waardevermindering zou optreden.
- Het ontstaan van een intensieve gebouwen concentratie.
- Onevenredig hoge belasting voor omwonenden als gevolg van deze concentratie.
- Het merendeel van de leden van de kerk woonde niet in de buurt van de Hoofdenburgsingel, waardoor een toename van het verkeer zou plaatsvinden.
- Aantasting van de bestaande speelgelegenheid voor de jeugd.
- Het bouwplan was in strijd met het bestemmingsplan.
De gemeenteraad meende echter dat, gelet op de bestaande jurisprudentie, de bezwaarschriften niet ontvankelijk konden worden verklaard.
De gemeente Ouder-Amstel zei toe dat de aanvraag voor de benodigde vergunningen op 8 maart 1982 bij Provinciale Staten zou zijn. De Bouwcommissie vroeg of de tekeningen die al een jaar op het gemeentehuis waren nu alvast op technische kwaliteiten getoetst konden worden. Als dit pas gebeurde nadat Provinciale Staten toestemming had gegeven, duurde het weer een onbekend aantal maanden. Hoewel er al diverse aanbiedingen waren om de oude kerk te kopen, werd met de verkoop gewacht totdat vergunning verkregen was voor de nieuwbouw.
Halverwege 1982 kwam het groene licht van Provinciale Staten. Alle bezwaarschriften van omwonenden waren afgewezen, hoewel er voor de bewoners nog de mogelijkheid bestond beroep aan te tekenen tot 9 juli 1982. De gemeente Ouder-Amstel kwam echter opeens met een nieuw voorstel: een bestaand gebouw aan de Koningin Julianalaan, inclusief een drietal woonhuizen (de huidige pastorie, die toen twee woningen omvatte, en een huis aan de overzijde van de weg, waar een botenverhuurbedrijf gevestigd was). Het huis aan de overzijde van de weg kwam voor sloop in aanmerking en was vrij duur. Daarom stelde de kerkeraad voor alleen het gebouw en twee woonhuizen te kopen. De gemeente had het zogenaamde botenhuis waarschijnlijk gekocht omdat er sprake was van een tweede brug over de Bullewijk. Als dit plan niet doorging kon men altijd nog de weg verbeteren, omdat het botenhuis eigenlijk gedeeltelijk op de weg stond.
B & W stelde voor het gebouw met de woningen te verkopen voor 450.000 excl. BTW (gebouw: f. 325.000 en woningen f. 125.000). Tevens waren de kosten voor het aanleggen van een inrit voor de sporthal (f. 35.000) dan voor rekening van de kerk. Met f. 300.000 aan geschatte verbouwingskosten kwam het toaalbedrag ruim f. 200.000 lager uit als nieuwbouw en dit was voor een kleine gemeente als de onze een belangrijk verschil. De plaats waar het gebouw stond was gunstig. Het gebouw was groter van oppervlakte dan de nieuwbouw. Nu dit alles aangeboden werd, werd het uitstel van 2 jaar als leiding des Heeren gezien. Het garagebedrijf Compier dat gevestigd was in het gebouw zou in maart 1983 uit het gebouw kunnen.
Het opgestelde koopcontract was niet overeenkomstig de wens van de Bouwcommissie. Zo bestond er verschil van mening over de wijze van oplevering (vrij van huur), de rentevergoeding, de omheining en de parkeergelegenheid. De verbouwing zou voor het grootste gedeelte in eigen beheer worden uitgevoerd. Belangrijkste zaken waren: de voorgevel, de vloer in de kerk en het parkeerterrein.
De architect van de nieuwbouw, dhr. Potkamp, stuurde een rekening voor werkzaamheden, waarvoor hij nog geen opdracht had ontvangen. Ondanks diverse gesprekken bleek hij niet bereid hierop terug te komen. Vanuit de Bouwcommissie bestond de overtuiging dat de architect te ver was gegaan in zijn werkzaamheden. Er was een schriftelijke opdracht, waarin de beperkingen waren aangegeven, maar hij was op eigen initiatief veel verder gegaan.
Br. Piet had een tekening gemaakt van een torentje op de kerk. Het zou wel een kerkelijk aanzien geven, maar op grond van de kosten en te verwachten problemen rond een eventuele vergunning werd het afgewezen.
In de Brug werd een oproep gedaan om een naam te verzinnen voor de nieuwe kerk. Het gevaar was namelijk niet denkbeeldig, dat het gebouw, gezien het verleden, anders in de volksmond bijvoorbeeld "het Christelijke Gereformeerde Sectorpark" genoemd zou gaan worden. Een commissie moest de inzendingen gaan beoordelen. De winnaar van de prijsvraag kreeg een boek. De commissie bestond uit leden van de kerkeraad (ds. T.M. Hofman en E. de Roos), de Bouwcommissie (W. Piet en J. de Roos) en de gemeente (M. Hol, J. Schuttel-Land en A. Schuttel-v.d. Meulen). Er kwamen 40 reacties binnen, waaronder diverse malen de naam "Elim". Eén van de inzenders van die naam, Jan Veen, werd als winnaar van de prijsvraag uitgekozen.
Hij motiveerde de naam als volgt: "Elim is een oase in de woestijn, waar twaalf fonteinen opspuiten. In een fontein is levend water (stromend water). Ook het Woord van God is levend water, water des Levens. Dat woord moge in onze nieuwe kerk verkondigd worden, opdat velen drinken uit die Bron en nimmermeer dorst zullen lijden. Tot zover de geestelijke betekenis. De zakelijke kant van de naam is: het is gemakkelijk te onthouden en ligt goed in het gehoor."
De letters werden uitgezocht door W. Piet en A. Meijer Azn. en aangebracht door P.H. Bosse.
Op 28 februari 1983 zou de koopakte passeren bij de notaris. Dit ging op advies van de notaris niet door omdat er nog geen goede regeling met Compier gemaakt was, en omdat de gemeente nog geen begin gemaakt had met de nieuwe inrit naar de sporthal. Op 9 maart werden de koop- en de financiële akte getekend ten kantore van de Rabobank te Ouderkerk aan de Amstel. De bank stelde zich coulant op voor wat betreft de afsluitprovisie en ook notaris E.J. Smith uit Amstelveen droeg een stevige steen bij door het transport van de aktes gratis voor ons te verzorgen.
Er werd begonnen met de verbouw van de pastorie die tot half juni zou duren. Dit keer werd geen dure architekt in de arm genomen voor de diverse verbouwingswerkzaamheden. Dhr. A. Meijer Azn. vervaardigde de bouwtekeningen. De verbouwing kostte in totaal 182.000.
14. De Ouderkerkse periode
Door ds. A.K. Wallet
Wanneer wij nadenken over de Ouderkerkse periode, dan zijn er twee lijnen: namelijk de weg van God en de weg van God met ons naar en in Ouderkerk. Het zijn twee lijnen die God bij elkaar bracht.
In de tijd van onze beroepbaarstelling in het najaar van 1976 was de gemeente van Ouderkerk zeer vermoeid geworden. Het was vanwege de teleurstellingen die men in het beroepingswerk te incasseren had. Bij het laatste beroep had men vurig gehoopt, maar tevergeefs.
Moest men enkele maanden daarna alweer beroepen? Men was er eigenlijk nog niet aan toe. Het wordt toch weer niets. Men was al 18 jaar vacant...
Maar God gedacht aan Ouderkerk en gaf aandrang om het beroepingswerk weer op te nemen. De Heere werkt door de onmogelijkheden heen. Het moest immers worden: dit is van de Heere geschied!
Vervolgens de lijn van God met ons naar Ouderkerk. We waren beroepbaar. De Heere gaf beroepen. Tenslotte kwam ook het beroep van de gemeente van Ouderkerk. Van het vermoeide Ouderkerk. Er kwamen weinig reakties uit de gemeente. Wijzelf hadden een andere gemeente op het oog. We dachten: die zal het moeten worden! Maar God gedacht ...
Er was een avond afgesproken voor een gesprek met de broeders kerkeraad. Van mij uit bekeken, was het een plichtmatig gesprek. Dat hoorde immers zo? Het gesprek vond plaats bij één van de broeders aan huis. Het zaaltje van de kerk was bezet door de vergaderende vrouwenvereniging.
Doch tijdens dat gesprek gebeurde het wonder. De Heere leidde het gesprek zó, dat wij overgebogen werden om naar Ouderkerk te gaan. In alle eenvoudigheid werd een pijl afgeschoten, die doel trof. We werden bepaald bij de tekst waarmee God ons jaren geleden geroepen had tot het ambt.
Het was Gods werk. Al de andere gemeenten, ook die ene van onze keuze, vielen af en Ouderkerk bleef over.
De dag volgend aan het gesprek ben ik meteen naar mijn aanstaande vrouw gegaan. Het was nog vroeg. Maar sommige dingen kunnen geen uitstel lijden. Ik zei haar: we moeten naar Ouderkerk. Zij kende het niet, maar als de Heere vooraan gaat, is het slechts volgen. En goed volgen.
De dag kwam waarop wij de beslissing moesten gaan meedelen. Van enkele gemeenten waren de 6 weken, die er voor staan om een beroep te overwegen, vol.
We belden de scriba van Ouderkerk. We zeiden: we hebben het beroep aangenomen! Stereotiep zei de scriba: o, waarheen? Er was geen gedachte dat wij Ouderkerk zouden bedoelen. Ik zei: naar Ouderkerk! Toen werd het stil...
Maar Ouderkerk bleef niet stil. De drukte rondom onze komst nam een aanvang. Er werd vergaderd; het classisexamen kwam; er werd gezocht naar een huis. Als we niets vinden zal het wel Amstelveen worden, zei men van de betreffende commissie. Maar de Heere doet geen half werk. Hij wees Jan de Beijerhof aan, no. 6.
Onze trouwdag kwam. Zeer velen waren uit Ouderkerk gekomen naar Veenendaal. En niet met lege handen. Het was overweldigend.
Op 26 januari 1977 deden we intrede in het kerkgebouw van de Hervormde gemeente. De bevestigingstekst was Johannes 17 vers 18: "Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen ook in de wereld gezonden."
De intredetekst was Johannes 17 vers 20: "En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen." zullen."
De grote voorbidder, Jezus Christus, bidt voor Zijn gemeente Ouderkerk.
Het werk nam een aanvang. Na de geweldige kennismakingsavond kwam de eerste zondag waarop we als bevestigd predikant tot de heilige dienst mochten voorgaan. We preekten over: "Zie het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt." Het was God, Die de wasdom gaf. Predikanten zijn slechts slijk aan Gods vingers. Harten werden ingewonnen voor de Heere. Er waren mensen die zeiden: we hadden nooit gedacht, dat we ooit eens Avondmaal zouden vieren!
We moesten tussen de Meijers leren onderscheiden. Er waren er zoveel. Er waren ook wel liggingsverschillen. Maar de Heere hield ons met elkaar bijeen in de grote stroom van het Woord.
We hielden de eerste catechisaties. Ik had de doopnamen voor me. Dat gaf enige hilariteit. Waar is Marretje? Die bleek echter gewoon Mar of Map te heten! Daar het christelijk onderwijs nogal te wensen overliet, begonnen we al op jonge leeftijd met het catechetisch onderwijs. Vooral aan de belijdeniscatechisaties bewaar ik goede herinneringen, daar boven op de studeerkamer.
Er was een goede jeugdvereniging, waarmee de Pinksterappèls vanuit Veenendaal gekomen, georganiseerd konden worden. Het pas opgerichte zangkoor zong al snel voor de E.O.!
Nog dagelijks wordt ik aan de jeugdvereniging herinnerd, als ik achter het onverwoestbare bureau zit.
We denken aan de mannenvereniging, die altijd precies op tijd uitging. Het districtsleven werd weer opgezet. Ouderkerk deed altijd goed mee.
Lief en leed hebben we samen gedeeld. Oude getrouwen zijn reeds ontslapen. Veel kinderen werden geboren. Ook in ons gezin. Wat een meeleven hebben we daar altijd bij ondervonden. En in ons opgroeiend gezin hebben we de warme en spontane hulp gewaardeerd. We merkten dat onze kinderen ook kinderen van de gemeente waren.
Zwarte bladzijden? Eén was er. Dat was rondom de school. Er was bezinning omtrent het christelijk karakter van de school. Het onderwijs in Ouderkerk sloot op geen enkele manier aan bij de opvoeding zoals wij die wensten te geven. Er dient toch een eenheid te zijn van school, kerk en gezin?
Biddend zijn we toen de weg van bezinning gegaan, als een Abraham, niet wetende waar wij komen zouden. De Heere leidde in de moeilijke beslissing die we als gemeente moesten nemen. Waarheen? Eensgezind werd de beslissing genomen om naar Utrecht te gaan. Het was duidelijk de weg van de Heere. Doch één gezin dat heel trouw meegedaan had in de bezinning, haakte af in de keuze waarheen de Heere leidde. Dat was een zwarte bladzijde.
Het liefelijke kerkje werd te klein. Eén keer waren er drie gebroeders Meijer samen voor de doop. Zelfs de consistorie zat vol. Ook bij de woorddiensten stond soms het hele pad vol. Wat te doen?
Op een wonderlijke wijze leidde de Heere naar de Julianalaan. Dát moest het worden. Mijn vrouw werd al ingeschakeld, hoe het boven in de nieuwe pastorie moest worden. Maar nog vóór de officiële koop leidde de Heere onze weg naar Sliedrecht. Gods werk gaat door.
Op biddag '83 tekenden we de notariële acte, tussen de beide diensten door op het kantoor van de Rabobank. En 's avonds werd kandidaat Hofman bij enkelvoudige kandidaatstelling gekozen. Zo mocht alles doorgang vinden.
De Heere houdt getrouw Zijn Woord.
We zijn heel erg dankbaar dat we Ouderkerk als eerste gemeente mochten dienen.
Op weg naar de toekomst van Jezus Christus. Wordt het ook in Ouderkerk 100 jaar christelijk gereformeerd? Wellicht komt Christus vóór die tijd reeds terug. Horen we dan ook bij Zijn bruidsgemeente? Zoek geborgen te zijn in het zoenbloed van Christus. De tijden zijn niet rooskleurig. De ontkerstening gaat door. De verwijdering binnen de kerken wordt groter.
We wensen de gemeente van Ouderkerk toe te blijven bij de eenvoud van het Woord. Wijk niet af ter rechter noch ter linkerzijde. Houd in uw weg het oog op God gericht!
15. Ds. T.M. Hofman
Ds. A.K. Wallet nam het door Sliedrecht uitgebrachte beroep op hem aan. Daarom werd op 9 maart 1983 een vergadering van manslidmaten gehouden ten einde een beroep uit te kunnen brengen. Er was sprake van een enkelvoudige kandidaatstelling van kandidaat T.M. Hofman. De voorzitter opende de vergadering, las 1 Koningen 19: 19-23 en ging voor in gebed. Er waren 48 stemgerechtigde leden aanwezig en 1 stem was schriftelijk uitgebracht. Kandidaat Hofman moest 75% van de stemmen hebben, d.w.z. 37. De uitslag was 41 voor en 8 tegen, zodat kandidaat Hofman werd beroepen. Nadat br. Vuijst was voorgegaan in gebed sloot de voorzitter de vergadering.
Op 11 april was ds. A.K. Wallet voor het laatst in het midden van de kerkeraad. Hij sprak over 2 Korinthe 13 vers 13, dezelfde tekst als waarmee ds. T.M. Hofman jaren later afscheid zou nemen van onze gemeente.
Op 21 april preekte ds. A.K. Wallet afscheid in de Ned. Herv. Kerk. Op 3 mei vond de bevestigings- en intrede dienst plaats in Sliedrecht.
Kandidaat Hofman nam het beroep aan. Het was als bij Petrus: er was gebeden dat hij uit de gevangenis mocht komen en toen het gebeurde geloofden ze het niet van blijdschap. Datum van intrede werd vastgesteld op 5 juli. Op 6 juli was er een kennismakingsbijeenkomst voor de gemeente in Rehoboth. In verband met het ongehuwd zijn van kandidaat Hofman werd gesproken over de maaltijdvoorziening en hulp in de huishouding.
Garagebedrijf Compier verliet op 29 augustus het gebouw. De aanleg van de inrit voor het sportcomplex was begonnen. De nieuwe kerk zou 216 zitplaatsen gaan tellen. De loods diende vroeger als militare opslagplaats voor gevaarlijke stoffen, zodat diverse delen van gewapend beton waren. In de munitie opslag plaats werd de c.v. ketel geplaatst. De preekstoel van de oude kerk werd in de nieuwe kerk geplaatst, maar dan zonder klankbord en voorzien van nieuwe zijpanelen.
Dhr. A.H.G. Nieuwenhuijs, een fotograaf uit Amsterdam kocht de oude kerk om er een fotostudio in te vestigen. Op 9 december 1983 passeerde de transportakte ten huize van notaris Renes, Honthorststraat 7 in Amsterdam. Op 18 december werd er voor het laatst gekerkt in het oude gebouw. In één week tijd werden de banken van de oude naar de nieuwe kerk verplaatst, zodat reeds op 25 december in het gebouw aan de Koningin Julianalaan kon worden gekerkt.
Op 24 februari 1984 werd de kerk officieel in gebruik genomen. De voorzitter van de Bouwcommissie, W. Dekker, overhandigde de sleutel aan de voorzitter van de kerkeraad, ds. T.M. Hofman, waarmee de overdracht een feit was. Hierna boden de verenigingen hun cadeaus aan. Zo zorgde bijvoorbeeld de jeugdvereniging voor het doopvont, psalmborden, kollektezakkenrek, knielbank en het meubilair in de kerkeraadskamer. De vrouwenvereniging zorgde voor een kapstok in de consistorie en 2 boekenkasten in het verenigingslokaal. Br. D. Meijer Jaczn. bracht de Bijbel op de kansel en gaf psalm 119 vers 65 op, dat staande gezongen werd. Br. Meijer ging naar beneden en gaf ds. T.M. Hofman de hand. Deze deed bij de psalmregel "d'oop'ning van Uw woorden" enz. de Bijbel open. De voorlezer deed hetzelfde. Na het zingen was het stil gebed. Ds. T.M. Hofman sprak naar aanleiding van Exodus 15 vers 27: "Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen; en zij legerden zich aldaar aan de wateren". Ds. T.M. Hofman zei onder andere het volgende: "Dit kerkgebouw heeft de naam Elim. Met deze naam belijden we dat Israëls God nog spreekt. Hij geeft water in de woestijn. In deze dorre doodse wereld staat Elim, leven in de wildernis. Dat dit kerkgebouw veel dorstige zielen mag omsluiten. Mijn ziel dorst naar de levende God. Dat dit Elim mag zijn. Dit kan door Hem, Jezus Christus, Hij heeft geroepen Mij dorst en Hij zegt tot ons, die dorst heeft kome". kome".
Ten slotte werd gezongen psalm 84 vers 3. Hierna volgden nog enkele toespraken. Ds. G.J. Buijs van Naarden sprak namens de classis, burgemeester De Groot namens de burgerlijke gemeente, en ds. A.K. Wallet als oud-predikant.
Boven de ingang van de kerkzaal werd ter herinnering aan deze avond een door Johanna Buitendijk gekalligrafeerd bord opgehangen met de tekst:
24 febr 1984
Ik heb uw gebed
verhoord en heb Mij
deze plaats verkoren
tot een offerhuis
2 Kron. 7 : 12
Alle medewerkers van de bouw kregen een pentekening van het nieuwe kerkgebouw op een gezellige avond, 1 mei 1984.
Op de zolder van de kerk werden twee lokalen van 6 x 6 meter gebouwd.
Halverwege 1984 werd een commissie opgericht die de mogelijkheden voor de oprichting van een Reformatorische basisschool ging onderzoeken.
Op 3 juli 1985 trad ds. T.M. Hofman in het huwelijk met mevr. W.G. Baars, tot die tijd kleuterleidster in Kootwijkerbroek. Ds. P. den Butter leidde de trouwdienst. Van 15.45 - 17.45 was er kinderreceptie en vanaf 20.30 uur receptie voor familie en gemeente. Dit alles in het bekende theehuis Paardenburg aan de Amstelzijde. Voortaan telde de pastorie drie bewoners: de dominee, zijn vrouw en hun hond Duke.
Op 26 november 1985 werd een schoolvereniging opgericht aan de Molenweg in Amstelveen.
Ds. T.M. Hofman mocht voor diverse beroepen bedanken: Urk-Maranatha (1986), Bunschoten (1987), Spijkenisse (1987), Harderwijk-Zeewolde (1988), Leerdam (1988), opnieuw Bunschoten (1989) en Rotterdam-West (1991).
De oprichting van een Reformatorische Basisschool in Amstelveen ging zeer voorspoedig. Reeds in 1987 kon gestart worden onder de leiding van directeur J.M. Strijbis.
Dankdag 1988 zal niet licht vergeten worden. De gemeente was samengekomen voor de middagdienst die om 14.30 uur zou beginnen. Even daarvoor was er als gevolg van dakbedekkingswerkzaamheden brand uitgebroken op het dak van de sporthal. Hoewel het zich in het begin niet ernstig aan liet zien, was het niet verstandig de dienst door te laten gaan. Iedereen werd verzocht zo snel mogelijk het terrein rond de kerk te verlaten. Dat dit nodig was bleek al ras: de gehele sporthal stond binnen niet al te lange tijd in lichterlaaie. Dikke rookwolken pakten zich samen boven Ouderkerk. De wind was de richting van de pastorie op, zodat voor het instandblijven van het gebouw gevreesd werd. Ook de kerk werd bedreigd door de geweldige hitte ontwikkeling. Ongetwijfeld werd menig gebed opgezonden tot de Koning van de Kerk.
De brand werd bestreden door vier tankautospuiten, een autoladder, een fouragewagen, die o.a. met perslucht tussen Amstelveen en Ouderkerk pendelde, en een Voertuig Centrale om de alarmcentrale van Amstelveen te ontlasten. Uit Ouder-Amstel nam de voltallige brandweer van 33 man deel aan de bestrijding van de brand. De regionale brandweer Amstel & Meerlanden stuurde nog eens 20 man. Ook de politie was met 20 man aanwezig.
Als door een wonder bleven de gebouwen van de kerk gespaard. Toen uiteindelijk het dak van de sporthal inzakte was het gevaar voor de kerk geweken. Slechts gesprongen ruiten, gesmolten regenpijpen en water- en verfschade werden ons deel. De sporthal brandde tot de grond toe af (schade: tussen de 4 en 5 miljoen gulden). We konden 's avonds zelfs nog als gemeente samenkomen in onze eigen kerk, waar vele dankgebeden op werden gezonden tot Hem, die het al gebiedt. Ds. T.M. Hofman preekte over "Dankt God in alles". Ook psalm 66 vers 5, wat we zongen tijdens de dienst ging opnieuw voor ons spreken:
Een net belemmerd' onze schreden;
Een enge band hield ons bekneld;
Gij liet door heerszucht ons vertreden;
Gij gaaft ons over aan 't geweld;
Hier scheen ons 't water 't overstromen,
Daar werden wij gedreigd door 't vuur;
Maar Gij deedt ons 't gevaar ontkomen,
Verkwikkend ons ter goeder uur.
Juist in de voorafgaande zomer waren alle pannen van het kerkdak af geweest om de vele vogelnesten onder de pannen te verwijderen. Wellicht heeft dit onder de voorzienige leiding Gods medegewerkt tot het behoud van ons kerkgebouw.
Nog diezelfde avond begon de glaszetter met het vervangen van de gesprongen ruiten. De politie zorgde voor permanente bewaking. Het schilderwerk werd het daaropvolgende jaar uitgevoerd.
Bij de Avondmaalstafel was er een tekort aan bekers voor het deponeren van de liefdegaven. Onze koster legde kontakt met de Hervormde wijkgemeente Osdorp-Sloten met als resultaat dat wij twee bekers van hen ontvingen. Zij hadden de bekers 25 jaar gebruikt en zagen in het gebruik bij ons een voortzetting van het doel waarvoor ze aangeschaft waren.
De grond tegenover de kerk bleek ernstig verontreinigd te zijn. Het was niet duidelijk wie hiervoor verantwoordelijk was en wie de kosten ging betalen. Er waren reeds werkzaamheden gestart om te komen tot de bouw van een aantal woningen. Deze werkzaamheden werden tot nader order stilgelegd.
Ds. T.M. Hofman gaf het seizoen '90/'91 catechisatie in Rijnsburg.
In een extra kerkeraadsvergadering op 8 mei 1991 maakte ds. T.M. Hofman bekend dat hij het op hem uitgebrachte beroep naar Rijnsburg moest aannemen. Ds. T.M. Hofman las een gedeelte uit Handelingen 20 (Paulus' afscheid van de ouderlingen van Efeze). De Heere had onze predikant ingewonnen voor dit afscheid. Hij neigde het hart en toonde duidelijk dat de weg naar Rijnsburg was. Hoewel het hem ook duidelijk was dat "banden en verdrukkingen" aanstaande waren. Hoe dat zou zijn wist hij niet, maar wél dat de Heere ook hierin zou voorzien.
Op vrijdag 23 augustus 1991 nam ds. T.M. Hofman afscheid van de gemeente van Ouderkerk aan de Amstel in een dienst in de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij sprak over "De rijkdom van de trinitarische zegen" naar aanleiding van 2 Korinthe 13 vers 13: "De genade van den Heere Jezus Christus en de liefde van God, en de gemeenschap des Heiligen Geestes, zij met u allen. Amen." Toespraken waren er van ouderling D. Meijer, ds. J.M. Viergever namens de classis, burgemeester de Groot van Ouder-Amstel en een vertegenwoordiger van de Ned. Herv. Kerk ter plaatse.
De volgende dag werden ds. T.M. Hofman en zijn vrouw met een gehuurde vrachtwagen en hulp van een aantal jonge gemeenteleden verhuisd naar Rijnsburg.
Aanvankelijk zou het de bedoeling zijn dat ds. T.M. Hofman begin september intrede zou preken. Aangezien zich een ernstige ziekte bij hem openbaarde werd dit uitgesteld. In Ouderkerk werd een bidstond gehouden waarin ds. J.M. Viergever, onze consulent, voorging. De Heere heeft nog wonderen willen werken.
In die tijd kregen de woorden van psalm 118 vers 17 een bijzondere betekenis voor hem: "Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des Heeren vertellen." Ds. T.M. Hofman mocht zover herstellen dat hij op 24 januari 1992 intrede kon preken in Rijnsburg. Bevestiger was ds. W. van Sorge van Nijkerk. Ds. T.M. Hofman sprak over 2 Korinthe 5 vers 14: "Want de liefde van Christus dringt ons".
16. Eensgezindheid en geloofsbeleving
Door ds. T.M. Hofman
Als mij gevraagd wordt de periode in Ouderkerk aan de Amstel te typeren, dan kan dat mogelijk met de woorden: eensgezindheid en praktische geloofsbeleving. Laten wij daarbij duidelijk voor ogen houden, dat het hier niet gaat om specifieke Ouderkerkse verworvenheden of kwaliteiten. Wij hebben het ook in die jaren ontvangen als een wonderschone gave van de Heere.
Op de kennismakingsavond, juli 1983, hebben we in het slot stilgestaan bij Psalm 133. De broederliefde allereerst als gave, die nederdaalt van Boven en vervolgens ook als opgave onder broeders. De Heere heeft een verkwikkende samenbinding gegeven, die de jaren door al hechter werd, als een band in de Heere. Vele jongeren en ouderen waren met ons verwonderd over Gods grote liefde, geopenbaard in de gave van Zijn Zoon. In dit opzicht heeft het contact met de gemeente verdiepend gewerkt voor de prediking. Dat kwam binnen de gemeente de kennis van Gods liefde in Christus weer ten goede.
Vanuit Gods gave hebben wij met elkaar mogen ervaren, dat de Heere ons roept tot liefde onder elkaar. In het gewone leven van alle dagen, bij moeilijke en blijde gebeurtenissen kregen en hielden wij oog voor elkaar. Zo zijn er mooie dingen tot stand gekomen door een (h)echte samenwerking. Hierin heeft de Koning der kerk aan Ouderkerk veel willen geven, dat vergroot ook onze verantwoordelijkheid om er goed mee om te gaan. Dan ligt er een wervende kracht in naar anderen toe.
Als tweede typering noem ik: de praktische geloofsbeleving. Deze hangt ten nauwste samen met het eerste punt. Als de liefde Gods in ons hart is uitgestort door de Heilige Geest, krijgt het echte geestelijke leven in de praktijk gestalte.
Het heeft mij toen als jong, beginnend predikant enorm gestimuleerd, dat de gemeente in grote trouw opkwam naar de erediensten. Met een merkbare eerbied onder jongeren en ouderen werd er geluisterd, gebeden, gezongen en geofferd. In vele contacten mocht blijken, dat in het huis des Heeren voedsel en drank werd gezocht en menigmaal wonderlijk verkregen. De Elim-kerk is door de goedheid van de Heere gemaakt tot een pleisterplaats in de woestijn van dit leven. Hongerigen worden er gevoed en dorstigen gelaafd. Vele gemeenteleden bedelden in de week reeds bij de Bron om hemelse bediening te mogen ontvangen voor dienaar en gemeente. In Zijn grote trouw heeft de Heere willen zorgen voor brood uit de hemel.
Het was verademend ook in vele jonge gezinnen iets te mogen opmerken van de Vreze des Heeren. Een leven in eerbied, afhankelijkheid en liefde. Niet alleen als een weg in woorden, maar als de levensweg in het Woord, achter de overste Leidsman en Voleinder des geloofs aan. Vaak trof mij het geloofsvertrouwen in het alledaagse leven; dan konden er zelfs Psalmen worden gezongen in de nacht.
Dankbaar ben ik ook voor de hartelijke wijze waarop mijn vrouw in 1985 en daarna ontvangen is in de gemeente. In stilte kon en mocht zij werken. Mijn vrouw en ik hebben in de Ouderkerkse jaren veel mogen genieten van echte liefde en ware kinderlijke vroomheid.
De Heere geve aan kerkeraad en gemeente bij de voortduur de heilige bezieling om zo gemeente des Heeren te mogen zijn. Daar woont Hijzelf, Immanuël, God met ons. Daar mag een arm zondaarsvolk uit genade delen in het heil.
"Waar liefde woont, gebiedt de HEER' den zegen,
Daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen,
En 't leven tot in eeuwigheid." (Psalm 133: 3)
17. De pastorie
Na het aannnemen van het beroep door ds. J. van Doorn kregen we voor het eerst te maken met een pastorie. Deze werd gehuurd van dhr. Wagenaar voor een bedrag van f. 35,-- per maand en was gelegen aan de Ouderkerkerlaan (de huidige Kon. Wilhelminalaan) nr. 47. De dominee hield blijkbaar kleinvee want de eerste vraag aan de verhuurder luidde of er een kippenren met nachthok en een volière achter de woning mochten worden gebouwd.
De volgende predikant, ds. M. van der Klis, ging nog voordat hij het beroep had aangenomen de predikantswoning bezien. Dit was toen de voormalige tuinmanswoning van het landgoed Oostermeer aan de Amsteldijk Noord. Hij was van mening dat het een goede woning was, al zou het mooier zijn geweest wanneer deze meer in het centrum van de gemeente had gestaan. Een predikant moest immers ook in het persoonlijk medeleven van de leden delen.
Na het vertrek van ds. M. van der Klis bleef de pastorie nog een tijdje gehuurd, waarbij getracht werd een huurder te vinden.
Op 12 augustus 1952 ging de kerkeraad over tot aankoop van een pastorie. Op deze datum verschenen zij namelijk bij notaris G.K. Nieuwenhuis te Amsterdam voor het laten passeren van de akte van het door de Christelijke Gereformeerde Kerk aangekochte huis van makelaar J.G. Molenaar. Tevens werd een hypotheekakte ondertekend. De woning betrof Wilhelminalaan 5b en werd gekocht voor een bedrag van f. 6000,-- k.k. Het pand werd bezwaard met een hypotheek voor de volle koopsom.
Zolang er nog geen eigen predikant was werd de pastorie verhuurd. Eerste bewoner was de gemeentesecretaris T. de Haan.
Het vrij krijgen van de pastorie bij de komst van ds. J. van Dijken bleek niet zo'n simpel probleem. De commissie die hiervoor was ingesteld wendde zich tot de gemeente Ouder-Amstel om tijdelijk woonruimte te krijgen.
Deze bood de woning Wilhelminalaan 9 aan. Naar het oordeel van de commissie was de woning echter veel te klein en moest rekening worden gehouden met achterstallig onderhoud. Dorpsstraat 18 was een andere mogelijkheid, maar deze moest zeer veel huur opbrengen.
Begin 1955 kwam de pastorie vrij voor bewoning door het gezin van Dijken.
Na hun vertrek werd de pastorie voorlopig aangehouden. Blijkbaar kwam er een huurder in via het Hervormde kerkbestuur, want deze betaalden maandelijks een bedrag aan de Christelijke Gereformeerde Kerk. Na het opzeggen van de huur door de Hervormde Kerk ging dhr. Tjilderda in de pastorie wonen.
Na dhr. Tjilderda woonde dhr. Pronk in de pastorie. Deze werd op zijn beurt in 1962 opgevolgd door dhr. J. Schuttel.
In 1970 werd het plan opgevat de pastorie, Wilhelminalaan 5b, te verkopen. Er schreven twee gemeenteleden op in: de bewoner J. Schuttel en H. Udo uit Amstelveen. Beiden zaten ver onder de prijs die de taxateur opgaf, zodat niet direct tot verkoop kon worden overgegaan. Uiteindelijk werd toch overeenstemming bereikt, zodat op 12 januari 1971 de overdracht aan J. Schuttel kon plaatsvinden.
Nadat kandidaat Wallet het beroep had aangenomen kreeg de commissie van beheer opdracht om uit te zien naar passende woonruimte voor onze aanstaande predikant. Reeds binnen een maand kon met dankbaarheid melding worden gemaakt dat er een huurwoning toegewezen was, en wel Jan de Beijerhof 6. Bij het schilder-, wit- en behangwerk werd ook de jeugdvereniging ingeschakeld.
In 1978 werd de pastorie te koop aangeboden. De kerkeraad was echter van mening dat huren beter was.
Bij de aankoop van de nieuwe kerk werd het op het terrein aanwezige pand verbouwd tot pastorie.
Na het vertrek van ds. T.M. Hofman en zijn vrouw werd de pastorie tot december 1992 bewoond door de fam. A. Buitendijk jr. en vanaf half maart 1993 door mevr. E. de Roos.
In 1992 werden de ramen van de pastorie vervangen en voorzien van dubbel glas.
18. Het orgel
Tijdens de bouw van de kerk in 1924 kwam natuurlijk ook de aanschaf van een orgel ter sprake. De gemeente van Hilversum had er één te koop, een orgel met twee klavieren en 23 registers, gebouwd in massief eikenhout, een zogenaamd Frans drukwindorgel. Koopprijs: f. 500,--. Besloten werd dit instrument aan te schaffen. Hilversum bood tevens kosteloos een gebruikt orgelfront aan en twee psalmborden.
Eerste organisten waren Joh. Meijer Johzn. sr. en A. Meijer Johzn.
Eind 1934 werd de windvoorziening van het orgel gerepareerd.
In 1935 werd gelijk met de reparatie van de kerk het oude front van het orgel vervangen door een groter front. Het nadeel hiervan was echter dat het geluid gedeeltelijk door het front tegengehouden werd.
In de oude kerk hing het orgel in het begin boven de kansel.
In 1941 werd melding gemaakt van het feit dat A. Meijer als organist werd opgevolgd door de broeders Z. Meijer Azn. (de latere koster) en Z. Meijer Johzn.
In dat jaar moesten ook dringend een aantal reparaties aan het orgel worden uitgevoerd. Bij de uitgang van de kerk werd een bus geplaatst om zodoende een bedrag bij elkaar te krijgen om het orgel eens grondig na te laten zien.
In 1942 werd dhr. Teijgers gevraagd een opgave te maken voor de aan de reparatie verbonden kosten. Na onderzoek deelde hij mee dat het een zeer goed orgel was, maar dat het verwaarloosd was. Voor een bedrag van f. 50,-- kon het weer in prima staat worden gebracht. Dit werk werd uitgevoerd.
De organist bleek niet altijd de enige te zijn die in de orgelkamer zat. Daarom werd een bordje opgehangen dat hier geen toegang voor onbevoegden was, en dat er niet gerookt mocht worden tijdens de dienst.
Z. Meijer Johzn. werd in 1944 opgevolgd door H. Meijer Dzn.
Hoewel het orgel iedere 3 maanden werd nagezien was het nog steeds niet in orde wegens materiaalgebrek. Blijkbaar waren de orgeldeskundigen niet helemaal deskundig, want er zou een ander worden aangezocht om het orgel te onderhouden. Dit had resultaat want aan het eind van de oorlogsjaren kon worden gemeld dat het orgel weer helemaal in orde was.
Toch werd de noodzaak van het reserveren van gelden voor het orgelfonds gevoeld want er werd vanaf 1946 11 maal per jaar een deurcollecte bestemd voor het orgelfonds. Tevens werd een orgelcommissie ingesteld. Hiermee was een eerste stap ondernomen om te komen tot het verkrijgen van een nieuw orgel. Bij de toen heersende materialen schaarste was het voor ieder wel duidelijk dat er heel wat jaren mee gemoeid zouden zijn voordat het beoogde doel bereikt kon worden.
In 1948 kwamen kerkeraad en organisten tot de conclusie dat het orgel niet zo best meer was. De kans was groot dat het binnenkort vast zou lopen. Twee jaar eerder was het door dhr. Bik gerepareerd. Deze zou opnieuw aangezocht worden.
D. Meijer Azn. werd in 1948 aangesteld tot organist in plaats van Z. Meijer Azn.
In 1948 onstond enige onrust in de gemeente rondom het al dan niet aanschaffen van een nieuw orgel. Op vrijdag 30 april bij het uitgaan van de mannenvereniging was namelijk plotseling de orgelfabrikant uit Dedemsvaart, waar de orgelcommissie eerder mee in contact stond, aanwezig met een orgel om dit te demonstreren. De toen aanwezige kerkeraadsleden en orgelcommissieleden lieten het orgel plaatsen om het zaterdag 1 mei te demonstreren voor een zo groot mogelijk gehoor. Het betrof hier een gewoon harmonium met electrische versterker waarvan gedacht werd dat het voor onze gemeente voldoende geluidssterkte had. Besloten werd nog niet te kopen, maar het instrument eerst zondags in beide diensten te bespelen. De meesten lieten na de zondagse diensten weten dat het instrument absoluut niet voldeed. Het zou ongeveer f. 3.000,-- moeten kosten.
Met spoed werd op 3 mei een kerkeraadsvergadering gehouden waarin de onenigheid werd bijgelegd en besloten werd het orgel niet te kopen. De orgelcommissie zou trachten het huidige orgel zo goed mogelijk te laten repareren.
In de week hieropvolgend waren op verzoek van de kerkeraad vertegenwoordigers van de firma Goldschmeding uit Amsterdam komen kijken. Zij constateerden na deskundig onderzoek dat ons orgel na grondige restauratie voor onze kerk nog ruimschoots voldoende zou zijn. De kostprijs hiervoor zou ongeveer f. 550,-- zijn met een garantie van 10 jaar. Het vervoer en herplaatsing kwamen voor rekening van genoemde firma. Tevens werd een goed orgel in bruikleen gegeven bij afwezigheid van het eigen orgel. Hiertoe werd eenstemmig overgegaan.
D. Meijer Jaczn. werd in 1948 organist in de plaats van H. Meijer Dzn.
Het door de firma Goldschmeding gerepareerde orgel voldeed toch niet aan de wensen, zodat besloten werd dat er een ander orgel moest komen. Dit werd een zogenaamd Unit orgel, dat wil zeggen een elektrisch orgel met pijpen. Het werd gemaakt door orgelbouwer S. de Wit uit Nieuw-Vennep. Op woensdag 3 augustus 1950 werd het officieel in gebruik genomen. Ds. J. Jongeleen van Bussum sprak een toepasselijk woord.
Voor het oude orgel werd een advertentie in de Wekker geplaatst.
Organist Verburg uit Amstelveen die het orgel mee hielp bouwen werd gevraagd de beide organisten les te gaan geven.
In 1955 werd P. de Kam aangesteld tot reserve organist, een functie die tot dat moment niet ingevuld was.
Er werd niet altijd even stichtelijk gezongen. Sommigen zongen voor het orgel uit, terwijl anderen weer te lang aanhielden.
Doordat br. D. Meijer Jaczn. in 1958 diaken werd, kwam er een plaats vrij als organist. De gemeente werd opgeroepen gegadigden aan te melden. Z. Meijer Johzn. en P. de Kam werden beiden als organist aangesteld, zodat er op dat moment drie organisten waren.
Dhr. Strubbe voerde in 1959 enige reparaties aan het orgel uit.
In dat jaar werd ook voor het eerst gesproken over het voor en tegen van ritmisch zingen.
In 1960 bedankte P. de Kam als organist. Aangezien er nog twee over waren werd geen nieuwe organist aangesteld.
De kollekten werden met ingang van 1960 gehouden onder het voorspel van een te zingen psalm. Dit was voor de organisten welliswaar niet altijd even gemakkelijk, maar was wel ordelijker.
De staat van het orgel was in 1965 slecht. Er bleef wel eens een pijp hangen en ook de houtworm sloeg toe. Er werd een orgelcommissie opgericht, bestaande uit de organisten Z. Meijer Jzn. en D. Meijer Azn en de brs. J. van Zijverden en D. Meijer Jaczn. Deze commissie moest adviseren inzake een nieuw aan te schaffen orgel. Zo werd een bezoek gebracht aan de Gereformeerde Kerk in Schipluiden en aan de Christelijke Gereformeerde Kerk in Papendrecht.
Het orgel in Papendrecht bleek aan de gestelde eisen te voldoen en de prijs was redelijk: f. 7.500,--. Daar het waarschijnlijk nodig was dit orgel op een galerij achterin de kerk te plaatsen, werd de mogelijkheid van deze verbouwing besproken. Getracht zou worden dit met eigen mensen te realiseren.
Orgelbouwer Strubbe zou het orgel overbrengen en tevens de noodzakelijke en gewenste verbeteringen aanbrengen voor een bedrag van f. 9.000,--. Rond de opbouw ontstonden problemen. Keer op keer werd de oplevering uitgesteld en toen het uiteindelijk opgeleverd werd was het geheel voor de kerkeraad onaanvaardbaar. Er werden vragen gesteld over de kwaliteiten van de orgelbouwer en over de wijze waarop het orgel indertijd was aangekocht. Het kwam zelfs zover dat dhr. Strubbe een advocaat in de arm nam.
In 1967 werd A. v.d. Vegt reserve organist, later opgevolgd door G. Piet.
1e en 2e organist waren D. Meijer en Z. Meijer. G. van Mansom werd in september 1975 reserve organist en per 31 juli 1978 volgde hij Z. Meijer op als 2e organist.
Bij verschillende orgelbouwers werd prijsopgaaf gevraagd voor het verplaatsen van het orgel naar de nieuwe kerk. Tevens moest het orgel worden uitgebreid met een tweede klavier. Van de bouwers Pels en van Leeuwen, Kock, Reitsma en Boegem had laatstgenoemde de laagste inschrijving. Hij zou dan wel hulp moeten hebben. De brs. D. Meijer en W. Piet gingen werk van deze orgelbouwer zien en horen.
Orgelbouwer Boegem werkte 70%, dus het duurde wat langer. Het orgel moest in ieder geval worden gedemonteerd en opgeslagen. Voor de begeleiding van de gemeentezang werden orgelbezitters gevraagd hun orgel ter beschikking te stellen. Om de drie maanden zou roulatie plaats vinden.
In het orgel werd een gedeelte ingebouwd van het orgel van de Christelijke Gereformeerde Kerk van IJmuiden.
Het tweede klavier werd gefinancierd door een lening af te sluiten bij de kerk, waarbij de orgelcommissie dit terugbetaalde vanuit het verjaardagsfonds.
Op 16 april 1985 begon de opbouw van het orgel in de kerk. De orgelbouwer hoopte in november gereed te zijn. Deze datum werd ook gehaald want op 27 november werd het orgel in gebruik genomen. Op deze avond gaf orgelbouwer W. Boegem een toelichting op het orgel. Het orgel bezat 1112 pijpen verdeeld over twee klavieren en pedaal in de volgende dispositie:
Hoofdwerk c - f '''
1. Prestant 8'
2. Viola di Gamba 8'
3. Holpijp 8'
4. Gemshoorn 4'
5. Fluit 4'
6. Nassard 2 2/3
7. Octaaf 2'
8. Mixtuur 2 - 3 sterk
9. Trompet B + D
Bovenwerk c - f '''
10. Roerfluit 8'
11. Salicionaal 8'
12. Gedekte fluit 4'
13. Prestant 4'
14. Quint 2 2/3
15. Blokfluit 2'
16. Terts 1 3/5 - disc.
17. Scherp 2 - 3 sterk
Pedaal c - d'
18. Subbas 16'
19. Octaaf Bas 8'
Speelhulpen
20. Tremulant op bovenwerk
21. Koppel Hoofdwerk - Bovenwerk
22. Koppel Pedaal - Hoofdwerk
Het oude orgel, gebouwd omstreeks 1860, was in z'n geheel gebruikt voor het hoofdwerk. Het bovenwerk bestond voor het overgrote deel uit goed gebruikt materiaal, zodat een aanzienlijke besparing op de aanschafkosten werd verkregen.
Aan de avond van ingebruikname werd medewerking verleend door de organisten D. Meijer, G. van Mansom en C. Agterhof. Het Christelijk Gemengd Koor "Hosanna" o.l.v. G. Piet bracht enige liederen ten gehore en ds. T.M. Hofman hield een meditatie.
1e organist D. Meijer was 14 februari 1988 40 jaar organist. Er werd een speciale avond belegd, waarop hij werd toegesproken door ds. T.M. Hofman. Tevens kreeg hij diverse kado's. In het verenigingslokaal was aansluitend een receptie.
A. Buitendijk werd in 1988 reserve-organist.
D. Meijer legde in 1993 na 45 jaar organist te zijn geweest zijn functie neer en werd opgevolgd door Matthijs Kramer. A. Buitendijk werd in datzelfde jaar opgevolgd door Matthijs van der Ree.
19. Het verenigingsleven
a. Knapenvereniging "Eben-Haëzer"
De eerste vereniging die wij in de notulen van de kerkeraadsvergaderingen tegenkomen is de knapenvereniging. Op 2 november 1924 bleven een tiental knapen na de godsdienstoefening in het gebouw van K. Hogenhout achter om de oprichting te bespreken. Het plan was om de vergaderingen wekelijks te doen plaatsvinden op de zondagmiddagen, van 14.30 - 16.00 uur.
De eerste echte vergadering had plaats op 9 november 1924. Jan Meijer had een onderwerp over Ananias en Saffira en Anton Hol sprak over de jeugd van Maarten Luther. D. Meijer was voorzitter en A.D. Hol secretaris.
Op dinsdag 10 maart 1925 werd "verhuisd" van de schuur naar de consistorie van de kerk. H. Meijer met een zelfgefabriceerd karretje met de Bijbels en boeken er in voorop. Vanaf die tijd werd op dinsdag vergaderd.
In het seizoen '25/'26 werd begonnen eens in de veertien dagen te vergaderen.
Het eerste jaarfeest van de knapenvereniging, waarover het voorgaande halfjaar vrijwel iedere vergadering gesproken was, vond plaats op 6 januari 1926. Voor de pauze werden maar liefst zeven opstellen gelezen en na de pauze nog eens vijf!
In 1926 werd H.D. Meijer secretaris. en D. Mansvelder voorzitter. De notulen waren soms erg kort. Wat dacht u van de vergadering van 16 april 1926: "Jan Meijer was er niet en de anderen hadden het werk niet af zoodat we gauw naar huis gingen."
Op de tweede jaarvergadering meldde de secretaris dat door het oprichten van een J.V. het ledental was gedaald van 11 naar 5.
In 1929 wilde de knapenvereniging zichzelf bij gebrek aan deelname opheffen. De kerkeraad aanvaardde dit niet en stelde dat de geringe deelname het gevolg was van het niet zo taktisch optreden en handelen van de nu afgetreden leider. Br. Joh. Meijer nam de leiding over.
Later werd de knapenvereniging toch opgeheven maar op 13 januari 1955, kort na de komst van ds. J. van Dijken, werd "Eben-Haëzer" opnieuw opgericht door een achttal jongemensen. Voorzitter werd D. Meijer Jaczn., 2e voorzitter E. de Roos en secretaris Jacob Meijer.
De onderwerpen, die behandeld werden, waren genomen uit de Bijbelse Geschiedenis en de Vaderlandse Geschiedenis. Verder werd er aan figuurzagen en hersengymnastiek gedaan.
De laatste vergadering, waar nog notulen van zijn, werd gehouden op 23 mei 1958. Er waren toen vier leden aanwezig. Blijkbaar is de vereniging na het vertrek van ds. J. van Dijken opgeheven wegens gebrek aan belangstelling.
b. De Jonge Jeugdvereniging
We lezen voor het eerst van een jonge jeugdvereniging in 1962. Deze werd geleid door E. de Roos. Waarschijnlijk was de vereniging een voortzetting van knapenvereniging "Eben-Haëzer. Ditmaal waren echter ook meisjes lid van de vereniging. Hoe lang de vereniging bestaan heeft en onder welke naam is niet bekend, maar in ieder geval zijn er van twee jaar notulen bekend.
Eind jaren zeventig was opnieuw sprake van een jonge jeugdvereniging, ditmaal onder leiding van A. Meijer Azn. en I. Meijer-Emmink.
Halverwege 1984 bedankte J. Meijer Azn. als voorzitter van de jonge jeugdvereniging. Hanneke Meijer en Eltjo de Roos werden bereid gevonden dit werk over te nemen.
Op 16 januari 1987 werd opnieuw een jonge jeugdvereniging opgestart. Ditmaal onder de leiding van dhr. A. Buitendijk.
c. Zondagschool
In 1948 kreeg br. Hol toestemming een zondagschool op te richten.
Eind 1958 werd de zondagschool geleid door A. Meijer Czn. en G. Nap (Cornelis Meijer was een halfbroer van ds. D. Meijer). Deze waren respectievelijk voorzitter en leider. Enige maanden later werd de zondagschool opgeheven wegens personeelsgebrek.
In 1977 werd opnieuw gestart met een zondagschool. Het bestuur had de volgende samenstelling: Jaap Meijer, voorzitter; Lucie Meijer, secretaresse; Gea Dekker, penningmeesteresse; Evelien Willems, bibliothecaresse, Ans Veen, G. Meijer en Gert Piet. Plaats van samenkomst: de Eben-Haëzerschool.
Sinds 1983 werd er geen zondagschool meer gehouden.
d. Kinderbijbelclub
In het seizoen '90/'91 startte een Kinderbijbelclub op de woensdagmiddagen met als doel buitenkerkelijke kinderen te bereiken met het Evangelie.
Aangezien voornamelijk kinderen uit de eigen gemeente de club bezochten, werd dit werk na twee seizoenen gestopt.
e. Jongelingsvereniging "Gideon"
Op 9 januari 1926 werd de jongelingsvereniging "Gideon" opgericht. De vergaderingen werden regelmatig door kerke-raadsleden bezocht. Hun indruk was dat de jongeren zich weinig op onderzoek en zelfstudie toelegden.
Op 10 november 1932 werd de 6e jaarvergadering van de jongelingsvereniging gehouden. De kerkeraad was door omstandigheden niet van te voren op de hoogte gesteld over de te houden voordrachten, maar verzekerd was dat deze van ernstige aard waren.
Voor de meisjes was er geen vereniging, aangezien de meesten een dienst hadden in Amsterdam. Ook was er geen zondagschool aangezien veel leden op grote afstand van de kerk woonden.
De kerkeraadsleden bezochten de jongelingsvereniging zeer regelmatig. In de jaren '30 werd de Nederlandse Geloofsbelijdenis behandeld. Opgemerkt werd dat de jongelui hun inleiding veelal bijna woordelijk uit de leidraden overschreven. Dit bleek naar aanleiding van door de broeders gestelde vragen.
Op 15 april 1936 werd een herdenkingsavond gehouden ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de vereniging en het tienjarig jubileum van de voorzitter D. Meijer HDzn. Deze vergadering was belegd door het bestuur en leden geheel buiten medeweten van de voorzitter om. Ter medewerking waren ook oud-leden van de vereniging uitgenodigd.
Begin 1938 was de belangstelling voor jongelingsvereniging minimaal. De voorzitter trad af en de vereniging kwam een half jaar niet bij elkaar. Na deze periode van rust ging ds. J. van Doorn de vereniging leiden.
In de oorlog werd de J.V. stilgelegd wegens een tekort aan leden, maar na de bevrijding werd de draad weer opgepakt. Voorzitter werd de heer van Wichen, secretaris E. de Roos en er waren elf leden.
Op 23 oktober 1945 werd een gecombineerde vergadering gehouden met de meisjesvereniging. Voor de pauze werd een onderwerp gehouden door D. Meijer Jaczn. over Zacharia 3 getiteld "Schuldig bevonden maar toch vrij gesproken". Na de pauze zwaaide de presidente van de meisjesvereniging de voorzittershamer, en werd door T. Meijer een onderwerp gehouden, getiteld "De Bijbel".
In 1946 werd besloten D. Meijer als oud-voorzitter van de J.V. tot ere-voorzitter te benoemen.
In 1948 bestond J.V. "Gideon" niet meer, aangezien toen het financiële overschot van de opgeheven vereniging overgedragen werd aan mevr. van der Klis, de leidster van de meisjesvereniging "Maria-Martha".
Hierna lezen we weer over J.V. "Gideon" in 1951. Toen was br. van Wichen voorzitter. Hij werd in 1952 opgevolgd door P.B. Meijer, die op zijn beurt de hamer in 1954 overdroeg aan D. Meijer.
In 1955 waren er opnieuw problemen rond de J.V. Het bezoekersaantal liep sterk terug. Na een jaar stilgelegen te hebben ging de vereniging in oktober 1956 weer verder onder voorzitterschap van ds. J. van Dijken. In 1957 werd een poging ondernomen eens in de maand gezamenlijk met de meisjesvereniging te vergaderen. "Maria-Martha" gaf echter als antwoord dat zij eens in de zes weken wel genoeg vond.
Na het vertrek van ds. J. van Dijken naar Kapelle-Biezelinge kwam het werk van de J.V. opnieuw stil te liggen.
f. Meisjesvereniging "Maria-Martha"
Eind 1937 werd een meisjesvereniging opgericht met het doel goederen te vervaardigen voor de behoeftigen uit de gemeente.
De laatste gegevens over deze vereniging dateren uit december 1940. Waarschijnlijk is de vereniging toen opgeheven.
In 1942 werd opnieuw een meisjesvereniging opgericht, ditmaal onder de naam "Maria-Martha". De vereniging stelde zich onder het toezicht van de kerkeraad. De werkzaamheden bepaalden zich tot het onderzoek van de Heilige Schrift en bestudering van Kerk- en Vaderlandse geschiedenis.
De meisjesvereniging werd lid van de bond van Christelijke Gereformeerde Meisjes verenigingen in Nederland.
"Maria-Martha" financierde de aanschaf en verzending van boeken voor "onze jongens" in Indië.
Het is niet bekend wanneer de meisjesvereniging werd opgeheven. In ieder geval werd er in 1957 nog een jaarvergadering gehouden. De vereniging ging op in J.V. "De Kandelaar."
g. Jongelingsvereniging "De Kandelaar"
Na enige tijd stil te hebben gelegen werd de J.V. op 18 oktober 1961 weer opgestart. Het bestuur bestond uit: P. Filius (voorzitter), mevr. Filius (presidente), Jaap Nap (secretaris), Riek Schuttel (penningmeesteresse), Jans Meijer (bibliothecaresse) en Ko Meijer (algemeen adjunct). Diverse namen werden aangedragen voor de vereniging: "Agor", "Ora et Labora", "Bid en werkt", "Ons klein getal", "Morgenzon", "Jonge Handen" en de uiteindelijke keuze "De Kandelaar". De naam werd als volgt verklaard: "wij moeten lichtdragers zijn, gevoed door het licht van de Heilige Geest." De J.V. zag zichzelf als voortzetting van J.V. "Gideon."
In het begin telde de vereniging slechts 8 leden en dan te bedenken dat er vroeger een flinke meisjes- en een flinke jongensvereniging was geweest. Br. Filius was in het seizoen '62/'63 langdurig ziek. Zijn plaats werd tijdelijk ingenomen door dhr. van Arkel.
In de loop der jaren kende de J.V. de volgende voorzitters:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Klaas van Zijverden/Arie Buitendijk |
|
De jeugdvereniging bedankte in 1970 voor het lidmaatschap van de jeugdbond. Met name de inhoud van het bondsblad "Tijdsein" leverde veel kritiek op.
Ook de kerkelijke bijdragen voor het Jeugdsteunfonds werden niet afgedragen. Hierover werd de gemeente diverse malen vermaand.
Op Tweede Pinksterdag 1978 werd voor de eerste maal een Pinksterappèl georganiseerd door de J.V. uit Veenendaal. De Evangelische Omroep maakte radio-opnamen. In 1979 organiseerde Werkendam het appèl en in de jaren daarna werd dit steeds door "De Kandelaar" verzorgd. In de eerste tijd nog in de Nederlandse Hervormde Kerk in Ouderkerk aan de Amstel. Later werd wegens plaatsgebrek uitgeweken naar de Grote Kerk in Weesp.
Eind 1984 werd op een aparte avond in de week herdacht dat Willem Meijer 20 jaar lid was van de J.V. D. Meijer Jaczn. hield een inleiding en ook oud-voorzitters waren uitgenodigd.
Vanaf 1985 werd de hoofdelijke omslag voor het jeugdwerk weer betaald. Dit omdat ook het Landelijk Contact van Gereformeerde Jeugdverenigingen een deel van de gelden uit het Jeugdsteunfonds ging ontvangen.
Om randkerkelijke jeugd te trekken werd in 1986 getracht avonden te organiseren waar het meer ging om de ontspanning dan om het Woord. Hier werd in de gemeente nogal verschillend op gereageerd. Er werd zelfs een aparte kerkeraadsvergadering aan gewijd. Na uitgebreide bespreking besloot de kerkeraad de ontspanningsavonden niet door te laten gaan.
Jeugdvereniging de Kandelaar had veel leden tussen de 25 en 30 jaar, waarvan er in 1987 diversen trouwden. In 1988 onstond, doordat deze leden de vereniging verlieten, een geheel andere samenstelling van de vereniging.
Met ingang van het seizoen '89/'90 ging de Jeugdvereniging om de veertien dagen vergaderen. Belangrijkste reden hiervoor was dat veel leden van ver moesten komen, en het voor hen een opgave was voor de derde maal op zondag naar de kerk te rijden. Tevens was de zondag één van de weinige avonden voor het gezin.
Op 9 november 1989 was W. Meijer 25 jaar lid van de J.V.
h. Mannenvereniging "Onderzoekt de Schriften"
Op 24 september 1937 vond een vergadering plaats ten huize van ds. J. van Doorn om te komen tot oprichting van een mannenvereniging. Een viertal namen werd voorgesteld: "Fillipus", "Schrift en Belijdenis", "Onderzoekt de Schriften" en "Onderlinge Opbouw". In de ledenvergadering van 6 oktober werd gekozen voor "Onderzoekt de Schriften" (naar Johannes 5 vers 39). Het bestuur bestond uit ds. J. van Doorn (voorzitter), A.D. Hol (secretaris), G. Jaarsveld (penningmeester), G. Hol (bibliothecaris) en W. Meijer (algemeen adjunct).
De vereniging stelde zich ten doel haar leden op te bouwen in geloof en kennis door middel van "het inleiden en bespreken van onderwerpen uit de Heilige Schrift, Belijdenisgeschriften, Kerkgeschiedenis, Zendingsgeschiedenis en Actueele onderwerpen (uitgezonderd onderwerpen met politieke strekking)". Lid mochten zij worden die de leeftijd van 25 jaar hadden bereikt, of gehuwd waren.
In het "Reglement" van de mannenvereniging stond ook dat er minstens één maal per drie maanden een bestuursvergadering moest worden gehouden. Hiermee werd overigens al snel de hand gelicht, want het bestuur kwam over het algemeen maar eens per jaar bij elkaar. In het "Reglement" werd ook opgenomen dat tijdens de Bijbelbesprekingen niet mocht worden gerookt.
In de loop der jaren heeft de mannenvereniging de volgende voorzitters gehad:
|
|
|
1942 – 1946 en 1948 - 1969 |
|
|
|
|
|
|
Blijkbaar was de winter van '39/'40 nogal koud want in het verslag van een bestuursvergadering uit die tijd lezen we: "In de Siberische koude van die dagen kwamen we als bestuur te samen in de warme en gezellige huiskamer van onze voorzitter Ds. J. v. Doorn."
In 1941 werd de mannenvereniging opgeheven en werd, waarschijnlijk om de bezetter te misleiden, verder vergaderd onder de naam "Bijbel-Studie-Kring". De bezittingen van de mannenvereniging werden overgedragen aan de kerkeraad. In de oorlog bedroeg het ledenaantal ongeveer 10. In 1944 werd de "Bijbel-Studie-Kring" door de oorlogsomstandigheden voor onbepaalde tijd opgeheven.
Op 2 november 1945 komt de mannenvereniging weer bij elkaar. Wat er zoal behandeld werd eind veertiger jaren? Secretaris G. Hol schreef in zijn jaarverslag over het seizoen '48/'49: "Onze vergaderingen zijn zo ingedeeld dat er gewoonlijk twee onderwerpen per vergadering behandeld worden. Voor de pauze een Bijbels onderwerp, beurtelings een Oud- en Nieuw Testamentisch. Na de pauze een improvisatie of memorisatie en daarna de ene vergadering een Artikel der Nederlandse Geloofsbelijdenis en de volgende vergadering een Vrij onderwerp."
Op donderdag 1 maart 1951 werd een gezamenlijke vergadering gehouden met de Gereformeerde mannenvereniging "De Kruisbanier", in de consistoriekamer van de Gereformeerde Kerk aan het Hogereinde. C. Spoor van de Gereformeerde mannenvereniging hield een inleiding over "De Eere- Dienst van Israël en de betekenis ervan voor de Christelijke Kerk." Bij de bespreking bleek "dat er geen meningsverschillen bestonden over de opvattingen van de inleider noch van de verschillende vragers onderling betreffende het behandelde onderwerp." Voorzitter Verheule sprak de wens uit dat zijn vereniging ook eens bij de "Over-Amstellaars de gast mocht zijn."
Hieraan werd gevolg gegeven door een 2e gezamenlijke vergadering op 18 februari 1952 in de Christelijke Gereformeerde Kerk. G. Hol hield een onderwerp over "De Hogepriester." Ook deze vergadering vond in goede harmonie plaats. Tot 1958 werd jaarlijks een gecombineerde vergadering gehouden, beurtelings in de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Kerk.
Af en toe werden ook gecombineerde vergaderingen met vrouwenvereniging "Dient Elkander" gehouden.
In de vijftiger en zestiger jaren had de mannenvereniging een vrijwel constant ledenaantal van 20.
In tegenstelling tot beide voorgaande predikanten gaf ds. J. van Dijken geen leiding aan de mannenvereniging.
In 1954 bedankte G. Hol als secretaris. D. Meijer Jaczn. volgde hem op.
In 1977 was G. Jaarsveld 40 jaar penningmeester.
Op 12 november 1987 werd een avond gehouden ter gelegenheid van het 50-jarig en 40-jarig bestaan van de mannen- respectievelijk vrouwen vereniging. Spreker was prof.dr. W.H. Velema. Hij sprak over: "Hebben wij na 50 jaar iets anders nodig dan de Bijbel?" Na de pauze kwamen diverse sprekers aan het woord die de jubilerende verenigingen feliciteerden. Op 20 november werd ter gelegenheid van hetzelfde feit een avond in Rehoboth gehouden met een broodmaaltijd en een quiz.
i. Vrouwenvereniging "Dient Elkander"
In februari 1947 werd een begin gemaakt met een vrouwenvereniging. Het was de eerste avond zulk weer dat er maar drie vrouwen kwamen. Daarom werd besloten tot het najaar te wachten. Op 2 oktober 1947 werd de vrouwenvereniging opgericht onder de naam "Dient Elkander" (naar Galaten 5 vers 13) officieel opgericht. Begonnen werd met ongeveer zes leden.
De volgende dames zijn presidente geweest:
De eerste jaren werd door de dames veel gebreid en genaaid voor de kinderen van de zondagschool en de zending.
Tijdens de vergadering werd voor de pauze een Bijbels onderwerp behandeld, en na de pauze was er een recitatie of werd er een hoofdstuk voorgelezen uit een boek. Ook werden zieken en ouden van dagen bezocht.
Mevr. Hol had er blijkbaar de wind nogal onder. De notulen melden namelijk dat de avonden dankzij haar toedoen beslist niet in ledigheid werden doorgebracht. Als de pauze te lang duurde schroomde ze niet de hamer te hanteren. Verder lezen we dat zij de enigste vrouw was die 20 vrouwen onder de duim kon houden. In 1961 werd ze gehuldigd omdat ze 25 jaar kraamverpleegster was geweest.
De vereniging kwam, evenals nu, eens in de veertien dagen op de donderdagavond bijeen. De Bondsdag werd trouw bezocht. Het was voor velen één van de weinige gelegenheden om er eens een dagje uit te zijn.
Na 25 jaar het penningmeesterschap te hebben vervuld werd mevr. Jaarsveld in 1972 opgevolgd door mevr. Willems-Meijer.
Op 25 november 1977 werd een jubileumavond gehouden ter herdenking van het 30-jarig bestaan van de vrouwenvereniging en het 40-jarig bestaan van de mannenvereniging. M.C. Veen hield een onderwerp over "Het geloof in de onsterfelijkheid" en mevr. Velema-Benschop over "Omgang met de Bijbel." Afgevaardigden van de kring en de Bond brachten felicitaties over.
Na 35 jaar telde de vereniging ongeveer 30 leden.
Op 14 januari 1993 werd een gezellige avond gehouden ter herdenking van het 45-jarig bestaan van de vrouwenvereniging.
j. Bijbelkring
Na de komst van ds. A.K. Wallet werd een Bijbelkring opgestart. Deze had een evangelisatorisch doel: het verlagen van de drempel naar de kerk, voor buitenkerkelijken. De avonden werden gehouden ten huize van P. Trimp en G. Piet. Toen de belangstelling minimaal werd is de Bijbelkring opgeheven.
Na een paar jaar stilgelegen te hebben werd in 1987 een nieuwe start met dit werk gemaakt.
k. Zangvereniging "Hosanna"
Zangvereniging "Hosanna", opgericht door ds. A.K. Wallet, werd op 1 juli 1992 opgeheven. Het merendeel der leden ging over naar het christelijk gemengd koor "Cum Laude" uit Amstelveen.
20. De kosters
De eerste koster die onze gemeente diende was G. Mansvelder. Hij moet dit werk kort na de instituering begonnen zijn want op 14 augustus 1923 werd zijn naam reeds als koster genoemd. Zijn honorarium bedroeg f. 4,-- per maand. Op verzoek van de kerkeraad heeft deze broeder rond 1 september 1928 bedankt als koster. Hij zou echter aanblijven totdat voorziening getroffen was.
Blijkbaar wilde niemand deze taak op zich nemen want hij werd pas in 1931 opgevolgd door R. Stolk. Deze legde zijn taak neer per 30 september 1945.
Opnieuw bleek de animo voor het koster zijn gering, om niet te zeggen nihil. Per 1 oktober 1945 werd namelijk J. Kraan, die geen lid was van onze gemeente, koster.
Br. Snoek was in de periode 1951-1953 koster. Hij is in april 1955 geëmigreerd naar Australie.
In 1955 was men nog steeds zonder koster. Op een gegeven moment meldden zich twee broeders aan die het wel gezamenlijk uit wilden oefenen. Dit waren de brs. Z. Meijer Azn. en R. Kok. Eerstgenoemde werd de verantwoordelijke man en tevens aanspreekpunt voor de kerkeraad. Het salaris van de koster werd sterk verminderd tot f. 400,-- per jaar, aangezien het innen van contributie en plaatsengeld niet meer tot zijn taak werd gerekend.
Het was nog de tijd van de kolenkachels. Dat betekende in de winterdagen op de zaterdagen een paar keer naar de kerk om de grote kolenkitten te legen in de kachel. Op zondagmorgen was de koster al om half zes in de kerk. Echt warm werd het niet, alleen de kou was er een beetje uit. In de kerk zaten nogal wat kieren tussen de planken van het dak. Later werden de pannen verwijderd en werd er ruberroid over gespannen. Dat verbeterde de zaak enigszins. Bij zijn afscheid in 1973 kreeg Z. Meijer een kerkbijbel met inlegvel.
Van 1974 tot 31 mei 1985 was J. Schuttel koster.
Van 1 juni 1985 tot heden is J. Meijer koster.
21. Het beroepingswerk
In de afgelopen 70 jaar hebben de volgende kandidaten en predikanten een beroep naar Ouderkerk ontvangen:
1926 - ds. J. Jongeleen van Hilversum
1932 - kandidaat W.F. Laman
1932 - ds. W. Bijleveld van Haarlem-Centrum
1934 - ds. N. de Jong van Rijnsburg
1935 - kandidaat M. Baan
1936 - ds. J. van Doorn van Ede
1943 - ds. H. van Leeuwen van Ermelo
1944 - ds. M. van der Klis van Maarssen
1945 - ds. M. Baan van Bussum
1946 - ds. M. van der Klis van Maarssen
1948 - ds. J.C. van Ravenswaaij van Zaamslag
1948 - ds. G. Rijksen van Middelburg
1949 - ds. M. Overduin van Nieuwpoort
1949 - ds. Joh. Prins van Amsterdam-West
1949 - ds. A.C. Noort van Nieuwe Pekela
1949 - kandidaat P. op de Velde
1949 - ds. P. Zwier van Zwaagwesteinde
1950 - kandidaat J. de Waal
1951 - kandidaat D. Slagboom
1951 - kandidaat B. Bijleveld
1952 - kandidaat E. Venema
1952 - kandidaat M. Vlietstra
1952 - ds. P. op de Velde van Murmerwoude
1953 - ds. K.G. van Smeden van Utrecht
1953 - kandidaat G.J. Buijs
1953 - ds. C. Noordegraaf van 's-Gravendeel
1954 - ds. K.J. Velema van Midwolda
1954 - ds. J. van Dijken van Aalten
1959 - kandidaat P. van Zonneveld
1960 - ds. G.J. Buijs van Papendrecht
1960 - ds. L.S. den Boer van Sassenheim
1961 - kandidaat J. Kievit
1961 - ds. P.N. Ribbers van Noordscheschut (Hoogeveen)
1962 - kandidaat G. Leendertse
s. M. Baan van Zeist
1967 - ds. J. Westerink van Haamstede-Kerkwerve
1967 - kandidaat W. van Sorge
1968 - kandidaat P. Beekhuis
1969 - kandidaat R. van Beek
1969 - ds. M. Baan van Zeist
1970 - ds. P. den Butter van Bunschoten
1971 - ds. P. Roos van Middelharnis
1972 - kandidaat A. v.d. Weerd
1972 - ds. P. Beekhuis van Noordeloos
1973 - ds. P. van Zonneveld van Leerdam
1974 - kandidaat A. Baars
1974 - kandidaat P. den Hartog
1975 - kandidaat L.W. v.d. Meij
1975 - kandidaat J. Oosterbroek
1976 - ds. W. van Sorge van Schiedam
1976 - kandidaat A. van Heteren
1976 - kandidaat A.K. Wallet
1983 - kandidaat T.M. Hofman
1992 - ds. J. van Amstel van Ede
1992 - ds. H. Peet van Klundert
1993 - kandidaat W.N. Middelkoop
Het kwam een enkele maal voor dat er een drietal in plaats van een tweetal werd gesteld. Dit werd met name gedaan als het kandidaten betrof die al beroepen hadden ontvangen. De kans was dan namelijk aanwezig dat zo'n kandidaat een beroep had aangenomen voordat onze gemeente hem had kunnen beroepen.
Tijdens een stemming in 1971 over een tweetal voor predikant tussen ds. P. Roos van Middelharnis en ds. M. Vlietstra van Werkendam staakten de stemmen tot tweemaal toe. Overeenkomstig de conceptregeling voor het beroepen werd besloten door het lot te beslissen. Ds. Joh. Prins die de stemming leidde legde dit in een ernstig gebed voor aan de Heere en gaf de beslissing in Zijn hand. De voorzitter van de kerkeraad, G. Jaarsveld, trok vervolgens uit de door ds. Joh. Prins voorgehouden briefjes. Ds. P. Roos werd aangewezen en door de kerkeraad beroepen.
22. De kerkeraad
Op 15 mei 1923 werden de eerste vier kerkeraadsleden bevestigd. Dit waren de ouderlingen C. van Ingen en A.D. Hol en de diakenen G. Udo en A. Meijer Johzn. In die begintijd diende men 2 jaar in het ambt voordat men aftredend was.
In 1934 werd een derde ouderlingplaats en een derde diakenplaats ingesteld. Begin jaren veertig werd de periode van dienst verlengd tot drie jaar. Wegens het moeilijk kunnen vinden van kandidaten voor de kerkeraad werd in 1974 besloten de ambtstermijn van 3 naar 4 jaar te verlengen. In 1947 kwam er een vierde ouderlingplaats bij.
In 1967 ontstond er enige beroering in de gemeente aangezien iemand tot ouderling was gekozen die over een T.V. toestel bleek te beschikken. De betreffende broeder was echter niet genegen het toestel de deur uit te doen.
Er is een korte periode geweest (1967 - 1968) waarin de kerkeraad uit vijf ouderlingen en drie diakenen bestond. Joh. Meijer was in deze tijd vrijgesteld van de gewone ambtswerkzaamheden, maar stelde zijn ervaring nog enige tijd ten dienste van de kerkeraad.
In het onderstaande overzicht vindt u een opsomming van alle 34 kerkeraadsleden die de gemeente in de loop der jaren gediend hebben. Als begindatum is de datum van bevestiging vermeld. Indien dit niet bekend was is de datum van de eerste kerkeraadsvergadering die de betreffende broeder bijwoonde genomen. Voor de einddatum is dit eveneens van toepassing. Indien er een andere reden voor beëindiging van de ambtsperiode was dan het zich niet herkiesbaar stellen, is dit vermeld.
De gemiddelde duur van de ambtsperiode is 13 jaar. Het langst hebben gediend: H. Udo (37 jaar), G. Jaarsveld (35 jaar) en D. Meijer Jaczn. (35 jaar). De kortste periode van dienen was 2 jaar. Dit gold de broeders R. Stolk en J.J. v.d. Bergen.
De ouderlingen C. van Ingen, A.D. Hol, G. Udo en D. Dolman hebben ook in het ambt gestaan in de Gereformeerde Kerk.
Ouderlingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
vertrokken uit de gemeente |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Diakenen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
bedankte na herverkiezing |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
bedankte na herverkiezing |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
23. Verloop ledenaantal
Onderstaand een overzicht van het verloop van het ledenaantal gedurende de afgelopen 70 jaar.
Bij de instituering waren er 50 leden. Na een gestadige groei tot 280 leden in 1966 daalde het aantal leden tot 219 in 1976. Na de komst van ds. A.K. Wallet en ds. T.M. Hofman groeide de gemeente tot 327 leden per 01-01-1993.
Eén ster staat voor tien leden.
1923 *****
1930 *************
1935 ******************
1940 ********************
1945 **********************
1950 ***********************
1955 *************************
1960 *************************
1965 ****************************
1970 *************************
1975 ***********************
1980 *************************
1985 ***************************
1990 ********************************
1993 *********************************
Literatuur:
Bij de samenstelling van dit boekje is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:
- Handelingen van de Synoden der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland 1872 - 1892 deel I, Kampen, 1988.
- J. Davidse e.a., Honderd jaren geschiedenis van de gereformeerde kerk te Ouderkerk aan de Amstel van 1881 tot 1981, Amsterdam, 1981
- Rijksmuseum Het Catharijneconvent Utrecht, Anderhalve eeuw Gereformeerden 1834 - 1984, Utrecht, 1984
- Prof. P.J.M. de Bruin, Herinneringen verschenen in de Wekker van 1943
- A. Bel e.a., Predikanten en Oefenaars, Biografisch Woordenboek van de Kleine Kerkgeschiedenis Deel 1, Houten, 1988
- Gemeentegids, uitgegeven ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Ouderkerk aan de Amstel, 1973
- Notulen kerkeraadsvergaderingen CGK Ouderkerk aan de Amstel, 1923-1993
- Joh. Meijer, Herinneringen uit de voorgeschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Ouderkerk aan de Amstel, mei 1948
- Archief CGK Ouderkerk aan de Amstel
- Jaarboekjes CGK 1947 - 1992
===========================================================
Addenda
Na het verschijnen van bovenstaand boekje zijn mij de volgende fouten doorgegeven:
2. De instituering
Ds. Hendriksen las tijdens de dienst Titus 1 i.p.v. 1 Timotheüs 3.
Ds. Hendriksen las in de huishoudelijke vergadering 1 Timotheüs 3 i.p.v. Titus 1.
7. Opnieuw vacant
De catechisaties zijn niet gegeven door ds. M. Baan maar door ds. J.P. Geels van Aalsmeer.
8. Ds. M. van der Klis
Vrugte moet zijn Frugte.
12. Ds. A.K. Wallet
De (alleen in het uitgegeven boekje opgenomen) foto van de kerkenraad dateert uit 1982.
Aanvullingen
De volgende aanvullingen kunnen worden gegeven:
16A. De vijfde vacante periode
Op vrijdag 7 mei 1993 werd stilgestaan bij het 70-jarig bestaan van de gemeente. De voorzitter van de kerkenraad, D. Meijer liet zingen Psalm 77: 7, ging voor in gebed en las uit Kolossenzen 1, waarna hij een korte meditatie hield. Ds. A.K. Wallet hield vervolgens een inleiding waarin hij het het wonder van het voortbestaan van de kerk belichtte. Hij schetste ook enkele gebeurtenissen waarin we het werk van de Heere konden zien. Toespraken volgden van burgemeester W. de Groot, ds. J.M. Viergever (namens de classis), br. Van Andel (namens de plaatselijke Ger. Kerk), ds. T.M. Hofman en een afgevaardigde van Westzaan.
Zondag 9 mei ging ds. T.M. Hofman voor in een speciale dankdienst waarbij als tekst gekozen was voor Psalm 111: 1.
Vanaf 1994 werd er weer een jaarlijkse ouderentocht georganiseerd. Dit in samenwerking met de Nederlands Hervormde Eben-Haëzer kerk uit Amstelveen.
Op 27 april 1994 werden de plannen voor de verbouw van de kerk aan de gemeente gepresenteerd. Met betrekking tot verbouw van de kerk waren er twee varianten, te weten een lage uitbouw aan de voorzijde of een uitbouw waarbij de hele voorgevel 5 meter naar voren getrokken werd. Uiteindelijk werd door de kerkenraad besloten tot deze laatste variant.
Op 27 mei 1994 kwam br. C. Agterhof ter vergadering van de kerkenraad met het verzoek een attest af te geven zodat hij zich kon aanmelden voor het admissie-examen. Na br. T. Snoek in 1949 was dit de tweede keer dat iemand uit onze gemeente te kennen gaf predikant te willen worden.
16B. Ds. C.J. Droger
Op 2 januari en 16 juni 1994 preekte kandidaat C.J. Droger in de gemeente. Dit kreeg een vervolg op 25 september 1994 toen na de middagdienst een stemming gehouden werd om hem enkelvoudig te beroepen. Hij behaalde het vereiste percentage stemmen en kwam reeds op 27 september, vergezeld van zijn vrouw, op bezoek bij de kerkenraad.
20 Oktober 1994 kwam het bericht van kandidaat C.J. Droger dat hij het beroep naar onze gemeente met volle vrijmoedigheid mocht aannemen.
Op 7 december 1994 vond het peremptoir examen plaats ten overstaan van de classis. Er bleken geen verhinderingen te zijn kandidaat Droger toe te laten als predikant van de Chr. Ger. Kerken.
De verhuizing van het gezin Droger naar Ouderkerk vond plaats op 4 januari 1995.
Bevestiging en intrede vonden plaats op zaterdag 21 januari in de Pauluskerk in Amstelveen. Bevestiger was ds. A.K. Wallet. Ds. Droger deed intrede met Psalm 22: 32.
De kennismakingsavond met de gemeente was op 25 januari 1995.
Ten tijde van ds. Droger werden de volgende vernieuwingen doorgevoerd: het gebruik van een formulier bij het aftreden van ambtsdragers, het houden van een bezinningsuur in de week voor de viering van het Heilig Avondmaal, een Bijbelstudiekring voor jong-belijdende leden, de plaatsing van een bord bij de kerk met daarop de aanvangstijden van de diensten en de adressen van predikant en koster, het verzenden van brieven vanwege de schokkende reclame-campagnes van Hij en MEXX en het oprichten van een eigen bibliotheek (gestart op 7 maart 1998).
In 1995 werd het gebruik van kollektemunten ingevoerd.
Vrijdagmorgen 27 oktober 1995 werd de eerste paal geslagen voor de uitbreiding van het kerkgebouw. Aan het eind van de morgen zaten alle 18 palen van 10½ meter in de grond.
Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het gemeenteblad "De Brug" verscheen in november 1995 een speciale uitgave met daarin een overzicht van wat in de periode vanaf 30 oktober 1970 in het blad is gepubliceerd.
Tijdens de generale synode van 1995 werd ds. T.M. Hofman benoemd tot Universitair Hoofd Docent aan de Theologische Universiteit. Een delegatie uit Ouderkerk was in Zierikzee aanwezig toen de G.S. het besluit nam.
Februari 1996 was het dak van de uitbouw van de kerk gereed en werden de pannen er op gelegd. Tijdens verbouw van de kerk is ook een afzuiginstallatie geplaatst. Boven het verenigingslokaal werd een luchtkoker aangebracht over de volle breedte van de kerkzaal. Deze luchtkoker werd verbonden met een inblaasventilator die door een gat in de buitenmuur frisse lucht aanzuigt en dit de kerkzaal inblaast. Aan de voorzijde zit eveneens een luchtkoker waardoor afgewerkte lucht wordt afgezogen.
Op voorstel van de Commissie van Beheer werden op de gemeenteavond van 10 april 1996 de banken in de gedraaide opstelling geplaatst. Als besloten zou worden tot een dergelijke opstelling zou de uitbouw 95 in plaats van 75 extra zitplaatsen opleveren. Ook was er dan de mogelijkheid om in een later stadium door middel van een vouwwand het verenigingslokaal bij de kerkzaal te betrekken. De kerkenraad vond het draaien van opstelling een goede zaak en besloot hier toe over te gaan. Maandagmorgen 2 december heel vroeg werden door een aantal gemeente-leden de banken gedraaid, waarna de rest van de week werd besteed aan het afwerken van de kerkzaal.
Op 5 juni 1997 promoveerde ds. T.M. Hofman tot doctor in de theologie op een proefschrift dat de titel droeg "Eenich Achterdencken (spanning tussen Kerk en Staat in het gewest Holland tussen 1570 en 1620)". Samen met de gemeente Rijnsburg, de laatste gemeente van ds. Hofman, was een bus afgehuurd om de plechtigheid bij te wonen.
Op 10 oktober 1997 kwam de CD "Pastorale Orgelklanken" uit waaraan ook ds. C.J. Droger een bijdrage leverde. De opbrengst van deze CD was bestemd voor de aflossing van de schuld van het nog vrij jonge kerkgebouw van de Chr. Ger. Kerk te Zeewolde.
Op 16 maart 1999 bracht de gemeente van Vlaardingen een beroep uit op ds. C.J. Droger. Op 1e Paasdag deelde hij mee dat hij dit beroep aannam. Ds. Droger preekte afscheid op 9 juli uit 2 Thessalonicenzen 3: 16. De zaterdag daarna werd een afscheidsbijeenkomst voor de gemeente gehouden. Op 14 juli vertrok het gezin Droger naar Vlaardingen.
Br. C. Agterhof geeft in het seizoen 1999/2000 catechisatie.
16C. Ds. P.L.D. Visser
Op de middag van 29 juni 2001 werd kandidaat P.L.D. Visser tot predikant van Ouderkerk aan de Amstel bevestigd door prof. dr. T.M. Hofman in de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Kerkstraat. Als tekst had prof. Hofman 2 Timotheus 3 : 14 en 15 gekozen. Aan de handoplegging werd deelgenomen door ds. P. van Zonneveld, ds. G. Bouw, ds. C.D. Affourtit, ds. A.K. Wallet, ds. P.J. van Dam en ds. G.M. Bijkerk. Na de dienst was er gelegenheid om in het eigen kerkgebouw een broodmaaltijd te gebruiken. In de avonddienst deed ds. Visser intrede met 2 Timotheus 4 : 1 en 2. Het thema was : 'Predik het Woord'. Hij werkte dit uit in drie punten : 1. de klem van deze opdracht, 2. de inhoud van deze opdracht en 3. de uitvoering van deze opdracht. Na de dienst werden ds. Visser en zijn vrouw toegesproken door de consulent, ds. A.K. Wallet namens de classis Amsterdam. Loco-burgemeester mevrouw J.W.J.P. Brummelhuis Jansen sprak namens de burgerlijke gemeente Ouder-Amstel. Tenslotte werde ze toegesproken door ouderling W. Vuijst namens kerkenraad en gemeente.
Op 30 juni was er voor de gemeente gelegenheid kennis te maken met ds. Visser en zijn gezin.
16D. Ds. A. Versluis
Op zaterdagmiddag 12 mei 2012 is ds. A. Versluis tot predikant van Ouderkerk aan de Amstel bevestigd door ds. A.K. Wallet. Ds. Wallet preekte over 1 Korinthe 16: 10. Thema voor de preek naar aanleiding van deze tekst was ”Werken in het koninkrijk van God”.
In dezelfde dienst deed ds. Versluis intrede. De tekst van de intredepreek was genomen uit 2 Korinthe 1: 20. Thema daarbij was ”De vastheid van Gods beloften”.
Na de dienst werd ds. Versluis toegesproken door ds. D. Quant namens de classis Amsterdam. Ouderling J. Meijer sprak hem toe namens de kerkenraad en gemeente.
Woensdag 20 juni promoveerde ds. Versluis op de dissertatie "Geen verbond, geen genade" over het gebod van God uit Deuteronomium 7 om de zeven Kanaänitische volken uit te roeien.
17. De pastorie
In 1993 komt de verbouw van de pastorie aan de orde. Ook waren er voorstanders van sloop en herbouw. De Commissie van Beheer adviseerde echter om de pastorie te verbouwen. In verband met het uitbreiden van het aantal zitplaatsen in de kerk zou ook hier geld voor gereserveerd moeten worden. De kerkenraad nam dit voorstel over en verzocht de CVB de plannen verder uit te werken. In 1994 werd het complete houtwerk van de pastorie onderhanden genomen. Alles werd kaal gemaakt en diverse keren in de verf gezet.
November 1994 kwamen de bouwvergunningen binnen voor zowel kerk als pastorie. Dankzij de inzet van velen is de uitbouw van de pastorie net op tijd voor de verhuizing van kandidaat Droger klaargekomen.
Van 26 juli 1999 tot halverwege 2000 werd de pastorie bewoond door W.C. van Mansom. Daarna is de woning ongeveer 9 maanden bewoond geweest door mevr. R. Buitink.
18. Het orgel
In 1997 werd de laatste ontbrekende stem geplaatst, een Dulciaan 8'.
Halverwege 1999 werden twee nieuwe leerling-organisten aangesteld in de personen van Sander Meijer en Rob Vuijst.
19. Het verenigingsleven
d. Kinderbijbelclub
Met ingang van 1993 wordt ieder voor- en najaar een kinderbijbelclubdag gehouden.
h. Mannenvereniging "Onderzoekt de Schriften"
In verband met het 60-jarig bestaan van de Mannenvereniging op 24 september 1997 en het 50-jarig bestaan van de Vrouwenvereniging op 2 oktober 1997 werd op 25 september een herdenkingsavond gehouden. Als spreker was uitgenodigd ds. A.K. Wallet.
20. De kosters
J.T. Stam is sinds 1999 hulpkoster.
21. Het beroepingswerk
De lijst met beroepen kandidaten en predikanten kan met de volgende namen worden uitgebreid:
1992 - ds. J. van Amstel van Ede
1992 - ds. H. Peet van Klundert
1993 - kandidaat W.N. Middelkoop
1993 - ds. A. Baars van Middelharnis
1993 - ds. J. Westerink van Bunschoten
1994 - kandidaat K. Visser
1994 - kandidaat C.J. Droger
2000 - ds. R. Kok van Sliedrecht EH
2000 - ds. B. de Graaf van Nunspeet
2001 - kandidaat P.L.D. Visser
2007 - kandidaat A. Huijgen
2007 - ds. D. van der Zwaag van Veenendaal
2008 - ds. P.D.J. Buijs van Harderwijk
2008 - kandidaat A.Th. van Olst
2009 - ds. L.W. van der Meij van Driebergen
2009 - kandidaat W.E. Klaver
2010 - ds. H.H. Klomp van Veenendaal
2010 - ds. L.A. den Butter van Culemborg
2011 - kandidaat D.J.T. Hoogenboom
2011 - kandidaat P.W.J. van der Toorn
2011 - ds. A. Versluis van Nieuweroord-Nieuw Balinge
22. De kerkenraad
D. Meijer Jaczn. heeft bijna 40 jaar onafgebroken in het ambt gestaan en is daarmee de ambtsdrager met de langste ambtsperiode.
In 1995 werd (opnieuw) overgegaan tot het aanstellen van een vijfde ouderling.
Aangezien de vacature die per 16 juli 2000 zou ontstaan door het vertrek van M.N. den Harder reeds op 05-03-2000 werd opgevuld waren er per laatstgenoemde datum gedurende ruim 4 maanden 4 diakenen.
In het schema met de kerkenraadsleden kunnen de volgende wijzigingen worden aangebracht:
Ouderlingen
Diakenen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
vertrokken uit de gemeente |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|