Bevrijding van een Jehovah's Getuige

Hennie Wiltjer groeit op in een gezin van Jehovah's Getuigen. Op school wordt ze gestraft en gekleineerd. Ze trouwt en kort na de geboorte van hun derde kind overlijdt haar eerste man. Omdat de Getuigen bloedtransfusie afwijzen, heeft Hennie veel zorg om haar kind dat zonder bloedtransfusie geopereerd moet worden.
In 1972 verandert ze geestelijk doordat ze in haar hart beseft dat Jezus ook voor haar zonden is gestorven. De huisarts adviseert haar contact met een andere geloofsrichting te zoeken. Uiteindelijk maakt ze zich los van de Jehovah's Getuigen om een getuige van haar Verlosser te worden.

lijn_keerpunt.gif (1634 bytes)

Hennie WiltjerMijn ouders werden in de 2e wereldoorlog Jehovah’s Getuigen. Daarom werd ik opgevoed in de leer van de Getuigen / het Wachttorengenootschap. Dat houdt o.a. in dat je aan veel dingen niet mee mag doen. Als kind deed je niet aan verjaardagen en mocht je niet naar verjaardagen van klasgenootjes. Je mocht geen kerstfeest vieren. Je mocht niet mee doen met het Bevrijdingsfeest in 1945. Ik was toen ruim 10 jaar. Ik zong dus niet mee met het Wilhelmus en andere vaderlandse en Oranje-liederen op school en kreeg daarom straf. Een keer werd ik naar de hoofdmeester gestuurd en hij heeft mij letterlijk door het hele lokaal geschopt. Mijn moeder kwam naar school om er over te praten, maar dat hielp niet.

   En ik kreeg ook geen “kleding-formulier” wat de andere kinderen wel kregen voor kleren die werden uitgedeeld vlak na de oorlog. Dat is erg voor een jong kind. In de oorlog had je haast geen kleren en wat je had was al zo vaak versteld en gewassen. En je krijgt niets omdat je Getuige bent. Mijn moeder kwam weer naar school. Maar toch kwam er geen formulier. Later hebben we kleren van Getuigen uit Amerika en Canada gehad die gestuurd werden naar de Getuigen in de oorlogslanden.

   Ik werd toen met andere dingen dwars gezeten, ik had het altijd gedaan. Onze ouders hebben ons toen van de “School met den Bijbel” gehaald en we gingen naar een Openbare school. Maar ook op deze school mocht ik niet alles omdat ik kind van een Getuige was. Ik mocht niet naar het toilet, er werd gesnauwd, ik werd gekleineerd, allemaal vanwege de Getuigen. En dat heeft grote invloed gehad op mijn leren en mijn verdere leven.

   Op 14 jarige leeftijd werd ik van school gehaald om te gaan werken. Daar werd ik niet lastig gevallen, maar ik bleef een nummer.

   Ook je huwelijkspartner moest een Getuige zijn. Ik ben in 1959 getrouwd met mijn eerste huwelijkspartner. Ik was echter verliefd op iemand “uit de wereld”. Dat was wederzijds. Maar ik mocht daar niet mee omgaan. Dus trouwde ik met een Getuige. We kregen 3 kinderen. Toen ik die “wereldse” man weer eens tegenkwam met mijn eerste kind, zei hij: “Hennie, die had ook van ons kunnen zijn.” Dat doet zeer.

   In 1968 kregen we ons derde kind, Ruben. Toen hij drie week oud was, kreeg mijn man een dodelijk ongeluk op z’n werk en bleef ik achter met drie kinderen. Kort daarop bleek dat Ruben vier hartafwijkingen had (Tetralogie van Fallot). Hij moest eigenlijk dus geopereerd worden toen hij ongeveer 1 ½ jaar was, of zo mogelijk eerder. Maar ik weigerde een bloedtransfusie vanwege het Getuigen-standpunt in deze. Dat werd een moeilijke en zware tijd voor mij als weduwe. Ruben lag vaak in het ziekenhuis. En ik was dag en nacht met hem bezig. Toch ging ik zoveel mogelijk naar de Getuigen-vergaderingen.

Geraakt in mijn hart

   In de zomer van 1972 was er een Openbare toespraak, gehouden door een Getuige, die helemaal ging over het leven van Jezus, van zijn geboorte, zijn leven, zijn dood, zijn opstanding uit de dood. Door de manier waarop dit werd verteld en uitgelegd met kracht en overtuiging, raakte dit mij diep in mijn hart. Jezus was gestorven voor de zonden van de mens! Na afloop was iedereen druk bezig, de kinderen waren aan het spelen, en Ruben zat in de wandelwagen. Ik was heel erg onder de indruk van de toespraak en ik zei in een gebed: “O Jehovah God, U hebt voor mij Uw zoon laten sterven voor mijn zonden.”

   Alles werd toen anders in mijn gebeden. Vanaf die tijd wou ik ook gebruiken van de “symbolen”, het brood en de wijn van het Avondmaal. Maar ik wist niet wat ik daar mee aan moest. Dat was slechts voor de “gezalfden”, de 144.000 van Openbaring 7 en 14. Ik durfde dat dus niet aan en heb toen nooit er van gebruikt. Mij voorbereiden op de vergaderingen zoals van de Getuigen wordt verlangd, vond ik niet meer zo belangrijk. Ik bleef wel met de kinderen praten over dingen in de bijbel, maar ging minder naar de vergaderingen. De gemeente-boekstudie van de Getuigen was bij mij in huis, en dat was voor de twee oudere kinderen wel fijn. Een echtpaar op leeftijd was voor hen net een Oma en Opa (hun eigen Oma woonde in Australië).

   Een ouderling kwam mij bezoeken en zei dat ik naar de vergaderingen hoorde te gaan. Ik zei tegen hem dat ik dan nog erger dan een ongelovige zou zijn, daar er in de bijbel staat dat wie niet voor zijn gezin zorgt, het geloof verloochend heeft en erger is dan een ongelovige (1 Tim. 5:8). De tijd verstreek, en alles bleef zoals het was. De pleegouders van mijn eerste man waren heel lief voor ons, al woonden ze een heel eind weg (in Groningen, en ik in Apeldoorn).

   Zij hadden ook een zoon, Elle, en daar trouwde ik mee in 1974. Door ons huwelijk ging ik weer meer naar de vergaderingen. We kregen in 1976 een dochtertje, dus ons gezin bestond toen uit 6 personen, waarvan een baby en een hartpatiënt. Dit eiste veel van mij. Ruben werd 6 jaar en moest naar school. Dat ging niet, dus moest ik hem thuis les geven en 1 maal per week kwam de leraar thuis.

   Dan wordt het januari 1979. Ruben was nog 10 jaar en werd geopereerd zonder bloedtransfusie. Het ging allemaal goed. Ze hadden ook een gaatje dichtgemaakt in het hart-tussenschot. Dat gaatje ging echter na verloop van tijd weer open en had de grootte gekregen van een gulden. Dus het ging bergafwaarts. Toen Ruben 13 jaar was werd hij opnieuw geopereerd, weer zonder bloedtransfusie. Het ging heel slecht en het was onzeker of hij in leven zou blijven. Maar Ruben was een vechter en hij wilde leven! En hij redde het. Men had wel gelijk draden voor een pace-maker bevestigd. Hij kwam weer thuis, maar na een korte tijd durfde hij niet meer te gaan slapen. Zijn hart stond regelmatig even stil. En vaak als iedereen sliep zat ik nog bij Ruben en hij wilde dat ik uit de bijbel voorlas. Als hij sliep ging ik naar bed, soms om 3 uur s’nachts. En om 7 uur ging ik er al weer uit want Elle en onze andere zoon David moesten ook naar het werk. Toen kwamen de Getuigen niet om mij te helpen, op één of twee na. Eén daarvan was pionier en wou toch graag helpen. Maar dan zou ze haar uren niet halen. En dus werd het haar afgeraden om mij te helpen. Toch heeft ze het zoveel mogelijk gedaan.

In de put

   Andere getuigen kwamen bij mij om te zeggen dat ik naar de vergaderingen en in de velddienst hoorde te gaan, anders zou ik geen eeuwig leven krijgen en vernietigd worden. Ze hielpen mij verder de put in. Ik kwam zover dat ik een eind aan mijn leven en dat van mijn gezin wou maken. Maar ik dacht ook dat dit niet allemaal mogelijk was. Dus dan maar de baby, Ruben, en ik zelf. Een Getuige, een invalide vrouw die ik zelf tot de Getuigen had gebracht, merkte dat er iets niet in de haak was met mij, en door haar kwam ik bij de huisarts. Op de zaterdagen na het spreekuur had ik dan gesprekken met hem. Hij vermoedde wat ik van plan was en stelde mij vragen. Ik gaf overal antwoord op , maar op bepaalde vragen niet. Ik ging weer naar huis. Mijn man moest samen met mij een week later komen.

   Op een bepaald moment was ik aan het stofzuigen, Op een donderdag, en ineens geef ik een trap op de stofzuigerknop waardoor hij uit ging, en ik riep met een noodkreet : “Jehovah God, ik weet dat U bestaat en de schepper bent van alle wonderbaarlijke dingen. U weet wat ik wil doen. Help me dan, help me dan toch!” Op hetzelfde moment voelde ik een vredige rust over en in mij komen, en was ik een ander mens. Toen mijn man en onze zoon thuis kwamen was er fatsoenlijk eten op tafel (iets wat eerst vaak niet meer het geval was), en alles was netjes opgeruimd (terwijl anders het een rommel was en bij tijd en wijle de borden door het huis vlogen vanwege het verdriet en alles wat me dwars zat, ook op het gebied van de Getuigen en hun uitleg van leerstellingen in de bijbel).

Andere richting

   Op zaterdag dus met mijn man naar de huisarts. Deze vertelde dat hij moest proberen om met mensen van een andere geloofsrichting in contact te komen, zodat ik kon praten over mijn twijfels en problemen. De huisarts zei dat hij het er anders van zag komen dat ik in een psychiatrische inrichting terecht zou komen voor behandeling en hulp.

   Mijn man ging gelijk telefoneren met iemand van de Vergadering van Gelovigen (hij had wat lectuur van hen gelezen), en zo kwamen we diezelfde middag nog bij deze lieve mensen. Zij hadden andere plannen met hun gezin, daar het prachtig weer was, maar ze veranderden hun plan om zich om ons te bekommeren. Ze bleven thuis en wij zijn daar de hele middag en met het avondeten daar geweest. Ik vertelde aan hen waar ik mee zat, en deze christen liet mij in de bijbel zien dat ik het bij het juiste eind had.

   Later sprak hij ook nog met mijn man en onder het gesprek vroeg de vrouw van deze christen mij wat ik nu ging doen. Ik zei: “Ik ga een brief schrijven dat ik uit de Jehovah’s Getuigen beweging stap.” Het waren zulke lieve mensen, die thuis bleven voor mij! Heel anders dan wij geleerd hadden bij de Getuigen, nl. dat het valse christenen waren en dat zij in de geestelijke duisternis leefden. We kregen van hen te eten, ondanks dat we nog bij de Getuigen waren!

   De dag er na, zondag, ging ik een briefje schrijven aan de ouderlingen van de gemeente (die onze beste vrienden waren, en die ons hoogachtten vanwege onze houding jegens bloedtransfusie en andere dingen), een kort Terugtrekkings-briefje. Maar o wee, ik werd niet met rust gelaten in mijn gedachten en denken. Er kwam in mij op dat ik dan al mijn Getuige vrienden en familie kwijt zou zijn. Maar gelijk daarna kreeg ik in mijn gedachten: “Maar je zult in honderdvoud terugontvangen (Markus 10:28-30).” Maar je moeder ook, kwam in mijn gedachten. En weer was daar een andere gedachte: “Wie vader of moeder liefheeft boven Mij is Mij niet waardig (Matth. 10:37).” De macht van de duisternis probeerde nog om roet in het eten te gooien. Maar hij heeft verloren. Het licht overwon!

   De brief ging weg in Oktober, maar pas in December reageerden de ouderlingen er op met een bezoekje. Ruben lag weer eens in het ziekenhuis, ditmaal voor zijn pace-maker. Nadat bekend was geworden dat ik er uit stapte, kreeg Ruben geen bezoek meer in het ziekenhuis. Men mocht ons eens tegenkomen …. Mijn man liet hen niet binnen. We waren net thuis van het bezoek aan Ruben in het ziekenhuis. Een paar dagen later kreeg ik een brief waarin men mij uitnodigde om voor het Rechterlijk Comité te komen om het een en ander uit te leggen. Mijn man mocht wel meekomen. Hij vroeg: “Wat doe je?”. Ik zei dat ik niet ging en mij niet door een groep mannen in de zenuwen liet praten. Dus stuurde ik opnieuw een kort briefje dat ik bij mijn besluit bleef. Een week daarna werd bekend gemaakt dat ik niet langer als een Jehovah’s Getuige moest worden beschouwd.

   Voor mijn moeder was ik vanaf die tijd “dood”, evenals voor mijn Getuigen-familie. Echter, ik kreeg veel vrienden terug in het geloof en in het dorp waar we woonden. Voordat mijn moeder stierf ben ik met haar in het reine gekomen, en zij zei dat ze fouten had gemaakt. Bij haar sterfbed heb ik voor haar gebeden en gezegd dat ik haar alles had vergeven. Ook heb ik aan God gevraagd of Hij haar alles wou vergeven door het bloed van Christus.

Vóór ik er uit stapte heb ik van mijn hemelse Vader de bevestiging en de troost gekregen die ik nodig had om te kunnen stoppen. Tenslotte wil ik zeggen dat de eer voor mijn bevrijding uit de gemeenschap van de Jehovah’s Getuigen mijn hemelse Vader en zijn Zoon toekomt! Zo ben ik van een Jehovah’s Getuige geworden tot een getuige voor Jezus Christus, mijn Heer en Redder!

Elle en Hennie Wiltjer
Hennie en haar man Elle

Hennie Wiltjer, 2004

© Keerpunt, 2004.

Redactie van Keerpunt: Er zijn in de maatschappij verschillende benamingen in omloop: Jehova getuigen, Jehova's, Jehova (als naam voor een getuige), Jehova's getuigen. De juiste benaming is Jehovah's Getuigen.


Wilt u naar aanleiding van dit verhaal reageren naar Keerpunt of wilt u weten hoe ook u kunt veranderen? Stuur een e-mail naar Keerpunt:

Mail ons

U kunt een e-mail naar de persoon uit het verhaal sturen. Vermeld dan als onderwerp 'Reactie op je verhaal op Keerpunt'  en gebruik het volgende e-mailadres:

e w i l t j e r @ h o m e . n l

Hennie Wiltjer


Lijn ter afscheiding

Home

Klik voor homepage Keerpunt

Verhalen van mensen die veranderden