DE ZOLDER
Lang
geleden woonden een jonge man en vrouw samen op de zolder van een oud
vervallen huis. Ze waren begin twintig, hielden erg van elkaar, waren
gelukkig en ze dachten dat de wereld jong en onschuldig was.
Op
een dag bracht de jongeman een cadeau mee naar huis voor zijn
geliefde. Hij gaf haar een kartonnen doos, waarin zij een heel jong
kauwtje aantrof, dat meteen om eten begon te roepen. Dus gaf ze hem
natgemaakt brood en binnen de kortste keren had de jonge vogel zich
volgepropt en keek hij tevreden vanuit zijn doos naar zijn
weldoenster.
Binnen een dag beschouwde het kauwtje de jonge vrouw
als zijn moeder. Dit ging zo snel daar hij nog zo jong was, niet
ouder dan vier weken. Iedere keer als de vrouw voorbij zijn doos kwam
lopen begon hij om voedsel te roepen. Vanwege het geluid dat hij
daarbij maakte noemde ze hem 'Tjan'. En dat was de naam waarop hij in
het vervolg reageerde, al die vele dagen dat hij met haar op deze
zolder zou verblijven.
Na een week in zijn doos gezeten te hebben
- waarbij alleen maar gegeten en geroepen werd - besloot hij dat de
tijd gekomen was om de kamer te gaan ontdekken.
Je moet weten dat
deze zolder in drie verschillende ruimten verdeeld was. De grootste
werd als woonkamer en als studeerkamer gebruikt. Zij had een laag
plafond, misschien niet hoger dan twee meter zestig, daar deze kamer
vlak onder het dak lag. In het midden ervan, zo'n dertig centimeter
vanaf de iets schuin lopende muur, stond een balk, van het plafond
tot aan de vloer. Bovenaan die balk bevestigde de jonge vrouw een
houten sigarenkistje, waarvan een van de vier zijkanten was
verwijderd. Dit kistje zou het huis van 'Tjan' gaan worden.
Vanuit
dat kistje kon hij zijn domein inspecteren, zowel naar voren als naar
achteren door alleen maar even zijn soepele nek te draaien. Niet
alleen werd het zijn huis, maar ook zijn geheime bergplaats, waarin
hij in de dagen die gingen komen vele schatten, die hij bij elkaar
scharrelde of gewoon weghaalde, zou verbergen. Schatten zoals ringen,
horloges, oorringen, theelepeltjes en munten. Ja, munten uit de hele
wereld, die door bezoekers werden uitgestald en die toevielen aan de
hebzuchtige vogel die iedereen te vlug en te slim af was.
Soms
zat zo'n bezoeker in de enige luie stoel die er stond, een
monsterlijk zwaar ding uit een ver verleden, en na een paar verbaasde
opmerkingen over de aanwezigheid van 'Tjan' in zijn hoge uitkijkpost,
begon die bezoeker te vertellen over zijn avonturen, en vergat hij na
een tijdje de vogel, die in zijn hoge kistje bleef zitten en alleen
maar toekeek, waarbij hij geen veertje bewoog.
Onvermijdelijk
kwam dan het moment dat de bezoeker allerlei prachtige dingen ging
laten zien, die hij in verre landen had gekocht. Soms waren het
dingen uit Afrika: houten beeldjes; waardevolle ivoren armbanden; of
kleine kunstig geweven tapijtjes. Maar bijna altijd kwam dan het
ogenblik dat er vreemde munten uit die verre landen getoond werden.
En dat was het moment, waarop de vogel had zitten wachten.
En nu moet ik je iets heel bijzonders over deze zwarte vogel
vertellen. Hij begreep de mens!
Afhankelijk van het karakter van
de bezoeker had 'Tjan' twee manieren om zijn drang te bevredigen.
De
eerste kwam erop neer om geduldig in zijn uitkijkpost te blijven
wachten, niet te bewegen, en door iedereen die in de kamer was,
vergeten te worden. Omdat zijn woning zich hoog en bijna precies in
het midden, al was het dan aan de zijkant, van de kamer bevond hoefde
hij niet meer dan drie meter te gaan om bij zijn schat te komen,
zelfs als de plek, waar de luie stoel stond, veranderd was van de ene
naar de andere kant van de kamer. Dus als een langzame en
schrikachtige bezoeker zijn munten begon te tonen, dook hij met een
machtige vleugelslag vanaf zijn hoge plek naar beneden, nam midden in
zijn vlucht een of meer munten in zijn bek en bracht ze in niet meer
dan één seconde naar zijn burcht, waar hij ze naast
zijn andere schatten deponeerde. De hele operatie nam niet meer dan
drie seconden in beslag en liet een verbijsterde bezoeker in de luie
stoel achter, natuurlijk zonder munten nu. Maar dan begon er iets
heel vreemds. Terwijl hij reeds zijn veren zat recht te strijken en
de drie mensen in de kamer nog steeds zwegen, vanwege die onverwachte
aanval, begon de vogel in zijn uitkijkpost te lachen . Ja, het
is misschien moeilijk om te geloven, maar echt waar, de vogel begon
gorgelende geluiden te maken, diep in zijn keel, en ze klonken
precies hetzelfde als gelach, heel vrolijk gelach, dat van hoog naar
laag ging en eindigde in opgewekt gegrinnik.
Het verlies van de
munten was erg, maar dat gelach maakte het erger, veel erger. Soms
kon een bezoeker niet tegen dat verlies en sprong hij, na het horen
van dat gelach, op en liep hij naar de balk en de voormalige
sigarendoos om zijn munten terug te halen. Aah, dan kreeg je wat te
zien.
'Tjan' wist wat de vreemdeling wilde gaan doen en nu bracht
hij zijn sterkste wapen in stelling. Hij ging hoog op zijn poten
staan. Door zich zo helemaal uit te rekken nam zijn hoogte met wel
tien centimeter toe en raakte hij daardoor bijna het plafond. En dan
gingen de veren op zijn kop ook nog eens recht overeind staan en kwam
er een vreselijke flikkering in zijn kleine blauwe ogen en tenslotte
begon hij te sissen. Ja, hij siste als een kat en het geluid was
verschrikkelijk om aan te horen.
Als de bezoeker dan nog niet was
afgeschrikt en zijn hand omhoog stak om zijn bezittingen terug te
pakken, werd het laatste wapen in stelling gebracht, snel en
genadeloos. De sterke benige bek schoot dan naar voren en in minder
dan een seconde vloeide er bloed uit de ongelukkige hand, die dan
natuurlijk snel werd teruggetrokken, waarna verband werd gehaald om
de wond te verbinden. Natuurlijk probeerde de bezoeker nooit meer om
zijn munten terug te krijgen. Het dier doodmaken was er
vanzelfsprekend niet bij en 'Tjan' wist dit en hij zat dan ook
triomfantelijk in zijn kistje en als de bezoeker vertrok riep hij hem
zelfs nog enkele lelijke woorden achterna.
Zijn tweede manier
verschilde volledig van de eerste.
Er bestaan mensen die
enigszins aan achtervolgingswaanzin lijden. Mensen die altijd denken
dat anderen iets van hen af willen pakken. Je zult begrijpen wat ik
bedoel als je ze tegenkomt. Als ze je iets laten zien, zelfs als het
om het kleinste, goedkoopste ding gaat, gedragen ze zich alsof het
iets heel geheims is en meestal krijg je niet meer dan een of twee
seconden om het te bekijken.
'Tjan' kende dit soort mensen en hij
had een succesvolle manier bedacht om met ze om te gaan.
Als zo'n
soort mens op bezoek kwam en een paar opmerkingen maakte over die
vogel daar hoog tegen het plafond en daarna in de luie stoel ging
zitten, verliet 'Tjan' vrijwel meteen zijn uitkijkpost en hipte hij
latje voor latje naar beneden. Die latjes waren tegen de balk
aangebracht om al te veelvuldige duikvluchten tegen te gaan. Als hij
eenmaal op de vloer stond liep hij langzaam en met koninklijke tred
naar de bezoeker. Eerst ging hij dan op een hogere plek zitten, een
stoel of de tafel en zat hij de bezoeker vriendelijk aan te kijken,
zodat die op deze manier aan hem kon wennen. Hij maakte dan kleine
vriendelijke geluidjes in de richting van de bezoeker, terwijl hij
zijn kop alle kanten op bewoog, als een flirtend meisje.
De
bezoeker kwam tenslotte tot rust en kreeg zelfs enige vriendelijke
belangstelling voor de vogel. Als 'Tjan' die interesse voelde
toenemen sprong hij op de brede armleuning van de luie stoel en ging
hij op het eind ervan zitten, om de bezoeker nog meer aan hem te
laten wennen. Na een tijdje liep hij dan langzaam naar de arm en de
hand van de bezoeker, tot hij een paar centimeter van diens vingers
verwijderd was. En dan boog hij zijn kop. Hij boog hem diep en de
kleine veertje bovenop gingen dan wat uit elkaar staan en op die
manier bleef hij zitten. Bijna iedereen wist in zo'n geval wat van
hem werd verwacht en degenen die het niet wisten kregen het gauw te
horen.
Dan hief de bezoeker dus langzaam zijn wijsvinger op en
krauwde hij zacht de veertjes op de kop van vogel, en je kunt het
geloven of niet, maar op die ogenblikken maakte de vogel spinnende
geluidjes. Natuurlijk dacht op zo'n moment de bezoeker dat hij een
wild beest had getemd en misschien zelfs een vriend in het dierenrijk
had gemaakt. Niet een hond of een kat, wat wel erg makkelijk is, maar
een vogel! Een zwartgevederde vogel met een dreigende bek en
flikkerende ogen. En kijk nu eens hoe vriendelijk die vogel tegen mij
is, dacht zo'n bezoeker dan trots. Na een tijdje ging hij dan weer
verder met over zijn avonturen te verhalen, terwijl hij intussen
doorging de vogel te strelen. En met zijn andere vrije hand leegde
hij dan misschien een zak om de vele dingen te laten zien die hij van
ver had meegebracht. En na een tijdje liet hij dan een beurs of zakje
zien, stak zijn hand erin en toonde de vreemde munten die ze in zulke
landen gebruiken. Zelfs op dat moment bewoog 'Tjan' niet, maar bleef
hij zitten zoals eerst. En om ze nog beter te kunnen bekijken legde
de bezoeker een paar of alle munten op de twee armleuningen en dan
pas hief de vogel zijn kop op en toonde hij enige belangstelling voor
wat er voor zijn ogen was uitgestald. Hij keek dan naar de
verschillende munten, nam er eentje in zijn bek, legde hem weer terug
en nam een andere. Terwijl de bezoeker bleef doorpraten nam hij er
eentje, daarna twee en soms drie of meer van de meest interessante in
zijn bek. Opnieuw keek hij dan onderzoekend naar de bezoeker, alsof
hij wilde zeggen: Kijk eens hoeveel ik er in mijn bek kan houden. En
van de bezoeker kreeg hij dan een glimlachje, omdat deze blij was een
nieuwe vriend te hebben gemaakt die het zo leuk vond om met zijn
interessante munten te spelen.
En plotseling, in een fractie van
een seconde, vloog de vogel op, met de munten in zijn bek, en landde
hij op zijn uitkijkpost, voordat de bezoeker zelfs tijd had gehad om
met zijn ogen te knipperen. En in die ene seconde wist deze bezoeker
dat hij heel zijn leven gelijk had gehad om iedereen te wantrouwen,
en nu wist hij zelfs dat hij in de toekomst alle dieren, en misschien
ook planten, zou moeten wantrouwen. Je wist maar nooit wat voor
smerige dingen ze ineens met je konden uithalen.
Het was alsof de
vogel alles wist over de onmetelijke diepten van het menselijk
gevoel. In zo'n geval als dit gedroeg hij zich niet triomfantelijk,
lachte hij niet, grinnikte hij niet. Hij schikte alleen maar zijn
veren en legde rustig zijn munten en andere schatten bij elkaar. De
bezoeker verliet de kamer met zwarte gedachten in zijn hoofd en nog
vaak zou hij terugdenken aan deze valse vogel en hierna zou hij soms,
in het holst van de nacht, een woeste nachtmerrie krijgen over de kop
van een krijsende raaf.
Maar 'Tjan' leefde verder, zonder stil te
staan bij de verwoesting die hij in sommige mensenlevens aanrichtte.
Hij ontwikkelde een gevoel voor wiskunde. Dit had te maken met de
wijze waarop zijn meesteres en geliefde zich gedroeg. In plaats van
nog langer zijn moeder te zijn waren de rollen nu veranderd. Hij was
op de manier van een jongeman van haar gaan houden. Zijn rijk bleef
beperkt tot die ene kamer, waar hij zijn uitkijkpost had. Het was een
grote kamer: vier bij negen meter. In normale omstandigheden zou dat
genoeg zijn geweest voor hem, maar hij had één
probleem: toevallig was hij terecht gekomen in een huishouden waar
normale omstandigheden niet bestonden.
Op dezelfde verdieping en
meteen grenzend aan de grote woonkamer was een andere kamer, kleiner,
veel kleiner, misschien niet meer dan een kwart van de grote. Door
een zwaaideur kwam je in deze kamer. De jonge vrouw had deze kamer
omgetoverd in een keuken en gebruikte haar tegelijkertijd als
wijkplaats. Dit verwonderde de vogel vanaf het begin. Hij wist
natuurlijk dat ze met die jonge man samenwoonde en hij was als
kauwtje een van de slimsten, dus wist hij dat ze van elkaar hielden
en ernaar verlangden bij elkaar te zijn. Maar toch zag hij haar
verschillende keren per dag dit kamertje inlopen en soms pas na een
paar uur er weer uitkomen en op zo'n momenten werd er geen voedsel op
tafel gezet. En nooit, maar dan ook nooit, zag hij de jongeman dat
kamertje binnengaan. Soms zag hij de jongeman vóór de
zwaaideur staan en iets door de deur heen zeggen of vragen, maar naar
binnen ging hij niet. Soms zei de jonge vrouw iets terug, maar vaker
nog kwam er geen antwoord terug en één keer hoorde de
vogel een vreselijk gemene snauw uit dat kamertje komen en voor de
rest van de dag bleef hij stil en hield hij zich koest.
Op een
dag probeerde de vogel zijn geliefde in haar wijkplaats te volgen.
Nooit zou hij meer vergeten wat hem overkwam.
Zoals gewoonlijk,
als ze in de woonkamer was en daar een tijdje bleef, terwijl ze zat
te lezen of te breien, bleef hij dicht bij haar door op haar schouder
plaats te nemen en daar stil te blijven zitten. Nou, niet helemaal
stil. Af en toe had hij de sterke aandrang om haar zijn liefde te
verklaren en dan streelde hij een paar seconden haar oorlelletjes
heel zachtjes met zijn bek. Wat hij ook wel deed was haar oorlelletje
heel voorzichtig in zijn bek nemen en er zacht en liefdevol op
drukken. Hij wist dat ze dat heerlijk vond en zoals alleen een heel
gevoelige vogel kan wist hij dat ze op die momenten zelfs een lichte
erotische huivering over zich heenkreeg. Bovendien pikte hij ook wel
kleine huidschilfertjes tussen haar donkere haren weg en die at hij
smakelijk op, alsof hij de heerlijkste delicatesse binnenkreeg. Maar
dan, na kortere of langere tijd, was het allemaal voorbij. Ze stond
op en liep dan naar haar wijkplaats, terwijl de vogel nog steeds op
haar schouder zat. Bij de zwaaideur bracht ze haar hand onder zijn
poten. Hij klom erop en ze maakte dan een brede zwaai, waarmee ze
aangaf dat hij naar zijn eigen plek terug moest.
Gewoonlijk vloog
hij op en deed hij wat ze van hem verlangde, maar die ene keer
besloot hij dat niet te doen. Het was een heerlijk uurtje geweest,
een uurtje met veel liefdesverklaringen, en hij vond het
verschrikkelijk dat er een eind aan moest komen en bovendien was hij
nieuwsgierig, vreselijk nieuwsgierig, naar die wijkplaats, waar zijn
aanwezigheid totaal verboden was.
Dus in plaats van terug te
vliegen naar zijn balk vloog hij meteen naar de vloer en tripte hij
achter haar aan. Ze scheen er sterk naar te verlangen haar keuken
binnen te gaan en had de vogel bij haar voeten niet in de gaten. Het
was wel vaker gebeurd dat hij niet meteen naar zijn uitkijkpost vloog
en in plaats daarvan liever een tijdje alleen rondwandelde. Dus duwde
ze de zwaaideur open en liep het kamertje in.
In die ene seconde
kon de vogel een snelle blik werpen in haar wijkplaats annex keuken
en zijn hart sprong op en hij wist meteen wat hij zag: het paradijs
. Daar, in dat kamertje, lagen een hele hoop kartonnen dozen
lukraak door elkaar gesmeten op de vloer en op de muurplanken stonden
en lagen potten en blikken en schalen en borden en overal vielen
glinsterende dingen te zien en dan die geuren... Het reukorgaan van
een vogel is veel minder sterk ontwikkeld dan dat van een zoogdier,
maar toch rook dit kauwtje in dat ene snelle ogenblik de heerlijke
geuren die hem vanuit deze hemel tegemoet zweefden.
In die ene
fractie van een seconde viel heel zijn zelfbeheersing weg. Hij
stortte zich naar voren, vlak achter de hielen van zijn geliefde aan
en meteen kwam hij bijzonder wreed klem te zitten tussen de zwaaideur
en de muur. Zijn meesteres was al binnen toen ze achter zich de harde
schreeuw vol pijn en angst hoorde. Ze draaide zich om en knielde neer
en duwde de deur een stukje open en de vogel kwam los. Ze duwde hem
terug de woonkamer in, volgde hem en nam hem in haar handen. Ze
bekeek hem, terwijl hij pijnkreetjes slaakte, iets harder dan nodig
was, omdat hij hoopte dat ze medelijden met hem zou krijgen en hem
mee zou nemen naar haar paradijs. Maar in plaats daarvan bracht ze
hem naar zijn uitkijkpost en zette hem daar zachtjes neer. En toen
draaide ze zich om en terwijl ze het verontwaardigd krassen van de
vogel negeerde ging ze opnieuw haar wijkplaats binnen om daar lange
tijd te blijven.
Het was op dat moment dat de vogel
belangstelling begon te krijgen voor wiskunde, terwijl hij ernaar
snakte om zijn geliefde weer te zien, naar haar toe te vliegen en op
haar schouder plaats te nemen.
Zoals hij al zo vaak had gedaan
keek hij omlaag, maar nu zag hij die boekenplanken tegen de muur met
heel andere ogen. Het hoogste punt ervan was bijna 150 centimeter en
de planken liepen drie meter langs de muur in de richting van deze
hemel, waar ze zoveel tijd, teveel tijd, doorbracht.
Vanaf de
allereerste dagen had hij altijd in zijn uitkijkpost zitten wachten,
met zijn voorkant altijd naar die zwaaideur gericht, als zijn
geliefde in haar wijkplaats was, om zodoende in staat te zijn meteen
naar haar schouder te duiken als ze tevoorschijn kwam. Op zo'n moment
moest hij van zijn hoge plek omlaag springen, en naar beneden vliegen
tot hij bij haar schouder was en daarop kon gaan zitten. Gewoonlijk
deed hij er twee seconden over en zij had het altijd goed gevonden
dat hij dan op haar schouder landde. Maar wat hij altijd had gevoeld
was de plotselinge schrik die zij kreeg als hij uit de lucht omlaag
kwam duiken en als vogel begreep hij dit gevoel maar al te goed. En
dan had je ook nog de afstand. Tot aan dat ongeluk met de zwaaideur
had hij nooit lang stil gestaan bij afstanden. Zijn rijk besloeg
negen bij vier meter en was twee meter zestig hoog, dus niet iets om
mee te protsen.
Maar nu, na dit afschuwelijk ongeluk en zijn
glimp van de hemel, waar zijn geliefde zoveel uren zonder hem
verbleef, had hij een enorme behoefte om zo snel en zo lang als maar
kon bij haar te zijn. Dus begon hij berekeningen te maken, terwijl
hij omlaag keek vanaf zijn hoge post naar de bovenkant van de
boekenkast die eigenlijk geen echte kast was, maar alleen wat planken
die tegen de muur waren bevestigd en waar veel boeken op een
onordelijke manier naast elkaar stonden.
Hij berekende en in zijn
kleine slimme hersens vormden zich lijnen en getallen en na een
tijdje kwam hij tot de slotsom dat die hoge plek van hem verder van
de schouder bij de zwaaideur verwijderd was dan de bovenkant van de
boekenkast. Die bovenkant had ongeveer dezelfde hoogte als haar
schouder, terwijl de uitkijkpost ongeveer een meter hoger was.
Bovendien was de boekenkast veertig centimeter dichter bij de
zwaaideur. En tenslotte zou ze niet meer schrikken van een vogel die
hoog uit de lucht kwam aanvliegen.
Er was alleen één
probleem, al woog het dan niet erg zwaar. De meeste boeken waren
zowat twintig centimeter hoog. Maar door een of ander ongelukkig
toeval had iemand een boek van meer dan dertig centimeter hoog als
tweede op de bovenste plank geplaatst. De vogel tripte omlaag langs
de balk, nam plaats op het eerste boek dat een normale hoogte had en
wat hij al gevreesd had gebeurde. Alleen als hij zich helemaal tot
het uiterste op zijn poten uitrekte kon hij net over de rand van dat
enorme boek kijken en de zwaaideur zien, waardoor zijn geliefde
eerder of later tevoorschijn zou komen. Hij vloekte zacht, maar toen
voelde hij ineens, vanuit de diepste diepte van zijn kauwenkarakter,
een geweldige vastberadenheid omhoog komen. Hij zou dit probleem
overwinnen.
Toen de jonge vrouw na bijna twee uren uit haar
wijkplaats kwam werd ze voor de eerste keer eens niet verrast door
een duikende vogel. In plaats van op haar neer te duiken vanuit zijn
hoge plek kwam hij in bijna rechte lijn op haar toevliegen. Ze
aanvaardde hem zoals altijd en liep de kamer door. En plotseling zag
ze wat er gebeurd was. Natuurlijk had ze zijn nieuwe wachtplek op de
bovenste plank van de boekenkast opgemerkt. Toen ze erlangs liep zag
ze duidelijk het grote tweede boek. In het midden, beginnend vanaf de
bovenkant, zat een diepe insnijding, in de vorm van een V . Ze was
ongeveer vijf centimeter breed en eindigde ongeveer acht centimeter
onder de rand. Overal rond de boekenkast lagen verscheurde stukjes
papier.
En op deze manier was het de liefde van een vogel voor
een mens die er de oorzaak van was dat de vogel de meest belangrijke
regel voor alle vogels overtrad: om altijd naar de hoogste plekken te
zoeken.
De winter kwam en ging voorbij en alles op de zolder was
goed. Op een van de laatste dagen van de winter, als je de lente al
in de lucht aanwezig voelt, maar nog niet op de grond, kwam de
jongeman thuis en weer bracht hij een cadeau voor zijn vrouw mee.
Opnieuw was het een kartonnen doos en toen ze hem opende ontsnapte
haar een kreet van verbazing. 'Tjan' zat op zijn hoge plek, zoals hij
altijd deed als de twee samen in de woonkamer waren. Hij wist precies
wat zijn plaats in deze huishouding was.
Natuurlijk was hij
nieuwsgierig naar de inhoud van die doos en dus was hij erg
teleurgesteld toen het deksel gesloten werd en de doos in een hoek
van de kamer werd gezet. De jongeman vertrok en de vrouw ging naar
haar keuken.
De vogel vloog omlaag en liep naar de doos. Hij
trippelde er rond, sprong erop en toen weer op de vloer en tikte
verschillende keren tegen de kartonnen wanden. Toen hield hij op en
luisterde en plotseling sprong hij achteruit en vloog als door de
duivel achterna gezeten terug naar zijn hoge post en kwam er de rest
van de dag niet meer uit.
Waar hij van was geschrokken was het
lichte krabben binnenin de doos geweest, maar hij was totaal geschokt
geworden door de verschrikkelijke stank die zijn kleine neusgaten was
komen binnenzweven. Het was de geur geweest van de vijand .
Zelfs hij, die erg jong uit het nest was gehaald en was opgevoed door
mensen en nooit echte dreiging had meegemaakt, zelfs hij wist
instinctief hoe een vijand eruit zag of zelfs hoe hij rook. En dit
hier, in die doos, was vijand. Hij had het absoluut zeker geweten,
vanaf het moment dat hij de stank had geroken en het krabben had
gehoord. Wat deden ze hem aan? Wat had dit allemaal te betekenen?
Waarom had de jongeman hem dit aangedaan? Was het zijn manier om de
relatie tussen de jonge vrouw en de vogel te vernietigen? Maar waarom
dan? Hij was nooit een echte partij voor de jongeman geweest. Als de
twee mensen bij elkaar waren en niet gestoord wilden worden was hij
altijd in zijn vluchtplaats gebleven en had hij hen alleen gelaten om
te doen wat ze wilden doen. Soms deden ze gekke dingen met elkaar,
die hij als jonge vogel van zes of acht maanden oud niet begreep,
maar hij kwam nooit tussenbeide en hij onderdrukte zijn
nieuwsgierigheid, omdat hij voelde dat het iets tussen die twee was,
waaraan hij niet deel kon nemen en dat ze razend op hem zouden zijn
als hij omlaag zou komen om uit te vinden wat het allemaal betekende.
Urenlang bleef hij naar die doos in de hoek staren, terwijl
hij niet begreep waarom zij daar stond en wat er in de toekomst ging
gebeuren met die vijand en hem.
Later die dag kwam de jongeman
terug en plaatste een hoge ijzeren vogelkooi in een hoek. 'Tjan' zag
zijn meesteres en de jongeman rond die kooi drentelen, het deurtje
openen en toen pakte de jongeman de doos, opende het deksel en hield
de open kant tegen het open deurtje en begon tegen de bodem te slaan.
De volgende vijf minuten brak de hel los in de kamer. Het kauwtje
zat in zijn uitkijkpost zo hard als hij maar kon te krijsen, terwijl
in de kooi een steenuiltje zich tegen de vloer drukte. Na enige tijd
begon het de dreigende grote zwarte vogel aan te staren en toen
ineens strekte hij zijn lange poten en begon omhoog en omlaag te
gaan, op en neer, waarbij hij het ene moment niet groter was dan zes
centimeter, terwijl hij het volgende ogenblik groter dan vijftien
was. Al die tijd bleef hij met zijn grote bruine ogen de krijsende
vogel gefixeerd aankijken.
Het duurde meer dan vijf minuten en
slechts langzaam werd de herrie minder. Maar zelfs toen 'Tjan'
eindelijk zweeg bleef het steenuiltje op zijn lange poten op en neer
gaan, tot hij door vermoeidheid ophield.
Na een paar dagen werd
alles weer normaal. Het steenuiltje bleef in de kooi en 'Tjan' legde
weer beslag op zijn meesteres en haar schouder. Na een tijdje vergat
hij zelfs soms de aanwezigheid van dit roofdier in zijn kooi. De
vogel zat daar alleen maar te zitten, zonder ooit veel te bewegen.
Alleen als hij voedsel kreeg kwam hij omlaag van zijn hoogste stok,
schrokte het naar binnen en ging dan weer vele uren achter elkaar op
die stok zitten.
En toen, op een dag, kreeg de zwarte vogel een
nog veel grotere schok. Hij zag de jongeman naar de kooi toelopen,
maar deze keer niet met voedsel in zijn hand. Hij zag hem het deurtje
openen, liet het openstaan en liep weg. Even later zette hij een bord
met voedsel naast een stoel op de grond en ging zitten.
Natuurlijk
had het steenuiltje dit ook gezien en 'Tjan' zag hoe hij meer en meer
opgewonden raakte. Vanaf zijn hoge plek keek hij lange tijd toe en
wat hij verwacht had gebeurde tenslotte ook. De uil kwam van zijn
stok af en ging in het geopende deurtje zitten. Na vele minuten
alleen maar naar het voedsel gestaard te hebben zette hij zich
plotseling af en vloog wat rondjes door de kamer, op een hoogte van
zo'n twee meter en zonder enig geluid te maken. Dit verschilde sterk
van het vliegen van het kauwtje. Als 'Tjan' vloog ging dat gepaard
met veel geruis van zijn veren, maar dit schepsel vloog in absolute
stilte. Zijn veren maakten geen enkel geluid.
Na korte tijd
landde hij met een prachtige boog op de vloer, dichtbij het bord.
Langzaam liep hij naar het voedsel en begon het naar binnen te
schrokken.
Dit was het moment waarop 'Tjan' had zitten wachten.
Razendsnel dook hij naar het steenuiltje, dat half zo groot was als
de kauw, en meteen begon hij op het dier in te hakken. Dit vluchtte
naar de vlakbij staande sofa, waar het onder kroop en hij bleef daar
de rest van de dag zitten. De zwarte vogel liet een triomfantelijke
kreet horen, stapte enige tijd vóór de sofa langs, die
te laag voor hem was om eronder te kruipen en na enige tijd keerde
hij terug naar zijn uitkijkpost. De uil bleef onder de sofa zitten en
kwam pas weer tevoorschijn toen het donker was geworden en de mensen
naar bed waren gegaan en de kauw in zijn hoge plaats zat te rusten.
In het donker duiken durfde 'Tjan' niet. Het steenuiltje verscheen in
de kamer, maakte een paar geluidloze vluchten en keerde toen terug
naar zijn kooi.
Deze show werd twee dagen achter elkaar
opgevoerd. De uil verliet door honger gedreven zijn kooi, schrokte
wat voedsel naar binnen voordat hij door de kauw werd aangevallen en
hield zich de rest van de dag verborgen onder de sofa, waar hij pas
onderuit kwam als het donker was.
En toen, op de derde dag,
veranderde alles compleet. Opnieuw werd de uil van zijn voedsel
verdreven, maar nu had hij geen tijd gehad om meer dan eenderde van
het voedsel naar binnen te werken. Toen 'Tjan' tevreden was
teruggekeerd naar zijn uitkijkpost kwam de uil ineens tevoorschijn
vanonder de sofa en rende op zijn voedsel af. Met een hoge schreeuw
dook de kauw omlaag, maar op dat moment vloog de uil ineens op,
geluidloos en met een forse vleugelwijdte. Terwijl hij ongeveer
twintig centimeter boven de vloer stil in de lucht bleef hangen
landde 'Tjan' en maakte hij zich klaar om op de uil in te hakken. Met
amper enige inspanning steeg de kleine vogel een paar centimeter
hoger en bleef op die manier dicht boven de zwarte vogel hangen, net
iets boven zijn kop. Plotseling schoten de twee klauwen naar voren en
in een fractie van een seconde vlogen er vele kleine zwarte veertjes
door de lucht. Krijsend vluchtte 'Tjan' weg van het slagveld, terug
naar zijn hoge plek, waar hij door het steenuiltje met rust werd
gelaten.
Veel bange dagen gingen voorbij, waarin 'Tjan' zijn
woning niet durfde te verlaten. Gedurende een week kon hij slechts
één keer op zijn geliefde plek op de schouder zitten,
maar ieder keer als de uil in zijn buurt was vluchtte hij naar zijn
uitkijkpost.
De uil kon niet getemd worden. Hij was reeds
volwassen en hij droomde van de vrije natuur en van de jacht. Op een
nacht bleef de deur naar de gang een beetje openstaan en de uil zag
zijn kans schoon en vond waarschijnlijk een klein gat ergens in het
dak en vluchtte weg. 'Tjan' kon opnieuw aanspraak maken op zijn
geliefde en hij deed dat met meer vuur dan ooit tevoren.
De
lente kwam en 'Tjan' vierde zijn eerste verjaardag en hij voelde hoe
zijn gevoelens veranderden. Nu begon hij een vreselijke jaloezie te
voelen als hij af en toe toekeek hoe de twee mensen op de sofa zaten.
Als hij op de schouder van zijn geliefde zat raakte hij nog steeds
haar oorlelletje aan, maar het had meer weg van pikken dan van
strelen. Het was een soort heftige aandrang en vaak was hij
onzorgvuldig en deed hij haar pijn en kreeg hij een zware
terechtwijzing en één keer zelfs schoof ze hem ruw van
haar schouder. Maar hij kon zich niet bedwingen en dag na dag werd de
drang binnenin hem sterker. En als ze uit haar wijkplaats kwam begon
hij soms bewegingen te maken, die door alle dieren begrepen worden.
Dus nam ze hem op een dag mee naar buiten, naar het kleine platje
achter de zolder, waar ze hem de majesteit van de lucht liet zien en
het voorbij vliegen van veel gevleugelde schepsels. Hij kroop in
elkaar en werd er bang van en hij smeekte bijna om terug te mogen
naar de veilige kamer. Maar de volgende dag nam ze hem weer mee naar
buiten en die dag hoorde hij de schreeuw van zijn soortgenoten en hij
voelde een heftige huivering door zich heengaan. Maar toch wilde hij
weer terug naar binnen.
De derde dag was een mooie warme dag en
opnieuw nam ze hem mee naar buiten en opnieuw hoorde hij zijn
soortgenoten en boven alles uit hoorde hij iets dat hem betoverde.
Het was de roep van een jonge vrouwtjeskauw en hij kreeg de sterkste
sensatie van zijn leven. Hij keek naar zijn geliefde en keek toen
weer naar de lucht en hoorde voor de tweede keer de roep.
En
plotseling kwam er een hand onder zijn poten, hij klom erop en met
één machtige zwaai wierp de hand hem in de lucht en hij
spreidde zijn vleugels en schreeuwde en vloog omhoog, hoger en hoger.
Hij schreeuwde opnieuw, een schreeuw van vreugde en verdriet en onder
zich zag hij het silhouet van zijn geliefde en toen hoorde hij voor
de derde keer de roep van de vrouwtjeskauw, dichterbij nu, en terwijl
hij nog hoger vloog scheurde hij een groot stuk uit zijn kauwtjeshart
en keerde hij terug naar de bestemming van zijn soort.
Frans
Tooten